BIJVOEGSEL, behoorende tot de Leidsche Courant
van Maandag 00 Junij JS72, ft0. Ó35.
's GRAVENHAGE, 8 Junij.
Z. M. heelt vergunning verleend aan G. van de Gevel, te Dordrecht,
tot het dragen van eene gouden medaille, hem door de Fransche regering
toegekend wegens de hulpdie hijals gezagvoerder van het barkschip
Maria Elisabeth, in 1869 in Indië bewees aan de in levensgevaar verkee-
rende bemanning van het Fransehe schip Tamaris.
Z. M. heeft goedgevonden den kapitein VV. F. K. R. Weberkomman-
dant van de 2e compagnie hospitaal-soldaten, te benoemen tot kapitein
directeur van het garnizoenshospitaal te 's Gravenhage; den kolonel J. W. G.
Peltzer, plaatselijken kommandant 2e kl. te 's Hertogenboschop pensioen te
stellen; te benoemen: bij den plaatselijken staf, tot luit.-kolonel plaatselij
ken kommandant 2e kl. te 's Bosch den majoor J. Goudriaanvan het reg.
veld-artillerie; bij het wapen der artillerie, bij den stat van het wapen, tot
majoor, onderdirecteur der artillerie stapel- en constructiemagazijncnden
kapitein A. Dillié, van dien staf, hoofdopziener der werkplaatsen bij ge
noemde magazijnen; en eervol te ontheffen uit zijne betrekking van onder
directeur bij de artillerie stapel- en constructiemagazijnen den majoor P. H.
I. A. de Booy, van den staf der artillerie, die, in zijnen rang geplaatst
wordt bij het 2e reg. vesting-artillerie.
De officier van gezondheid lste kl. J. A. C. van Königslöwbehoorende
tot de rol van het wachtschip te Amsterdam, wordt op non-activiteit ge
steld, en vervangen door den officier van gezondheid l8,e kl. W. C. A.
Hajenius.
De eerste kamer heeft gisteren avond hare werkzaamheden hervat. Al
de ministers waren tegenwoordig. De voorzitter deelde mede dat de kamer
een brief had ontvangen van den heer mr. W. Thorbecke, houdende kennis
geving van het overlijden van zijnen geliefden vader, den minister van staat
en van binnenl. zaken, mr. Johan Rudolph Thorbecke, welke brief door
den griffier werd voorgelezen.
De voorzitter zeide daarop het volgende:
«Mijne heerenHet berigt van dit overlijden is voorzeker ook bij de
leden van de eerste kamer der staten-generaal met veel leedwezen en deel
neming vernomen. Ik zal niet trachten de groote verdiensten van den over
ledene naar waarde te vermelden, maar vertrouw aller meening uit te spre
ken door hier hulde te brengen aan het edel karakter, de voortreffelijke
talenten en de warme vaderlandsliefde van den staatsman, aan wicn Neder-
land zooveel te danken heeft en wiens nagedachtenis zeker ook bij ons in
eere zal blijven! Ik stel u voor de kennisgeving te beantwoorden met een
brief van rouwbeklag met onze betuiging van deelneming."
Dienovereenkomstig werd besloten.
Nadat de voorzitter mededeeling had gedaan der ingekomen stukken en
van 's konings antwoord op het adres van rouwbeklag der kamer bij het
overlijden van H. K. H. prinses Hendrik, gaf hij het woord aan den minis
ter van koloniën, die het gevraagd had.
De minister van koloniën, de heer van Bosse, zeide nagenoeg het vol
gende: //Ofschoon de mededeeling, die ik de eer zal hebben te doen, van het
besluit, dat betrekkelijk reeds cenigen tijd geleden genomen, algemeen be
kend is, achten de ministers zich toch verpligt in de eerste bijeenkomst
dezer kamer, na het nemen van dat besluit, ook haar die mededeeling te
moeten doen. Zij is eenvoudig deze: dat de ministers in het laatst van de
vorige maand gemeend hebben hun ontslag aan Z. M. den koning te moeten
verzoeken. In hetgeen sedert gebeurd is vind ik nog stof tot e'éne opmer
king. In den aanvang dezer zitting is mededeeling gedaan omtrent eene
treurige gebeurtenis. Het vaderland heeft een gevoelig verlies geleden; een
groot staatsman is aan Nederland ontvallen en het kabinet betreurt het ge
mis van een ambtenoot, wiens groote verdiensten ik niet aan de kamer in
herinnering zal behoeven te brengen. Die gebeurtenis is ook voor het kabi
net van zooveel gewigt datwanneer het besluit tot het vragen van ontslag
niet reeds vroeger was genomenhet dan toch nu zou hebben gemeend ver
pligt te zijn tegenover de kroon's konings aandacht te moeten vestigen op
den invloed van deze gebeurtenis op den gang van 's lands zaken."
De voorzitter bedankte den minister voor de gedane mededeeling, en
daarop werd de zitting gesloten.
Voor het middelbaar onderwijs zijn gisteren toegestaan twee acten voor
boekhouden aan J. E. Kregenbrock en A. M. Mendelsonvan Amsterdam, eene
acte voor Nederl. taal- en letterkunde aan II. Keessen, te Helmond; eene
acte voor Engelsche taal- eu letterkunde aan F. J. H. Adriani, van Lutje
broek; eene acte voor aardrijkskunde aan J. van der Linde, te Harlingen.
Eene acte voor Duitsch werd geweigerd. Van de elf opgeroepen candidaten
voor het handteekenen hebben zich onder het examen teruggetrokken 7,
terwijl twee zijn afgewezen. Toegelaten werden de heeren J. L. Vleeming,
van Arnhem en G. W. Schut van Winterwijk.
Heden is door de commissie acte voor de gymnastiek uitgereikt aan de
hh. C. A. Bader en F. Beukelman, van Leiden.
De jury, aangewezen door de kunstenaars-inzenders op de tentoonstel
ling van kunstwerken alhier geopend, heeft aan burg. en weth. den uitslag
van hare beraadslagingen medegedeeld. De jury, van gevoelen zijnde dat
zij de uitgeloofde medailles meer te beschouwen had als blijk van aanmoe
diging dan als eerebewijs van appreciatie van een reeds lang gevormd ta
lent, en overwegende dat zij het wenschelijk achtte aan de inlandsche
kunstenaars ééne medaille meer toe te kennen dan volgens programma
daartoe aangewezen was, doet het voorstel, de daartoe beschikbaar ge
stelde medaille toe te kennen aan de heeren L. Apol, te 's Gravenhage
F. Barzaghi, te Milaan; Th. Franck, te Brussel; H. W. Mesdag, te 'sGra-
venhage; W. C. Nakken, te 'sGravenhagePh. Sadée, te 'sGravenhageH.
Valkenburg, te Amsterdam.
Ten bewijze dat he toezigt op de deugdelijkheid van het ter con-
sumtie bestemde vleesch gestreng wordt uitgeoefend en dat zulks geenszins
overbodig is, kan dienen, dat eergisteren namiddag in de woning van een
vleeschhouwer hier ter stede eene niet onaanzienlijke hoeveelheid slecht rund-
vleesch is ontdektterwijl mede partijen van gelijk gehalteuit Leiden en
Rotterdam voor een paar andere handelaars in vleesch hier ter stede aan
gevoerd, werden aangehouden.
De diepe indruk, door Thorbecke's overljjden in gansch het land te
weeg gebragt, en die zich op zoo treffende wijze in zoo menige ontboeze
ming geopenbaard heeft, liet zich inzonderheid ook heden opmerken, den
dag der begrafenis van zijn stoffelijk overschot.
Ofschoon de overledene verlangd had dat zijne ter-aardc-bestelling met
de meeste eenvoudigheid geschieden mogt, en wat het uiterlijke der treu
rige plegtigheid betreft, is daaraan voldaan, zoo liet zich de algemeene deel
neming niet onderdrukken. Niet alleen uit deze stad, maar uit vele andere
oorden des lands hebben tal van vrienden, bekenden, deputatiën en belang
stellenden zich uit eigen beweging aan den eigenlijk kleinen lijkstoet aange
sloten, ten einde de stoffelijke overblijfselen grafwaarts te geleiden van den
man, wiens woorden en daden voorlang gekend, en in deze als van zelve
in herinnering gebragt, op aller lippen zweefden.
Het vertrek van den stoet was bepaald op elf ure, maar reeds veel vroe
ger waren de omstreken van het sterfhuis, aan het Kanaal, met duizenden
menschen van alle standen bezaaid, en zag men een onafzienbare reeks
rijtuigen en voetgangers zich ook naar de zijde van het kerkhof heen bege
ven, zijnde de burgerlijke begraafplaats, niet verre van gemelde woning
gelegen.
Een plegtige stilte heersclite onder die duizenden, waardig de gelegenheid!
De lijkwagen waszonder eenig buitengewoon vertoonop gepaste wijze
in rouw gehuld, en werd onmiddellijk gevolgd door ecnige weinige rjjtui-
geu. Langzaam zette zich de stoet in beweging en was nagenoeg zamen-
gesteld als volgt: Eerst de lijkwagen, waarnaast eenige dienaren, werk
zaam bij het dep. van binnenl. zaken: een volgkoets, waarin de zoon en
twee neven des ontslapenen. Hierop volgden een groot aantal rijtuigen van
personen die zich vrijwillig hadden aangesloten en waarin gezeten waren:
de minister van koloniën, tijdelijk minister van binnenl. zaken, met den
secretaris-generaal van het departement; de ministers van financiën en bui-
tenl. zaken; de ministers van marine, justitie en oorlog; eenige leden van
den raad van state; de voorzitter en griffier van de tweede kamer der
staten-generaal; wijders referendarissen van het dep. van binnenl. zaken.
Te voet volgdende president en eenige leden van den hoogen raadleden
van andere regterlijke collegiën, hoogleeraren van de Leidsche en andere
hoogescholenleden en oud-leden van de eerste en tweede kamer der sta
ten-generaal, leden van de algemeene rekenkamer, hoofdambtenaren van
onderscheidene departementen van algemeen bestuur, inzonderheid van dat
van binnenl. zaken, vertegenwoordigers van de studentencorpsen der Leid
sche en andere hoogescholen, der polytechnische school te Delft, leden van
provinciale- en gemeentebesturen, waaronder de commissaris des konings.
de burgemeesters van Rotterdam en Gouda. Daarna een groot aantal ver
eerders van den overledene, zoo uit de residentie als van elders, waaronder
vertegenwoordigers van de Amsterdamsehe en Rotterdamsche kiesvereeniging
Burgerpligt, deputatiën uit Zwolle en Deventer, enz.
Op de laatste rustplaats, waar reeds eene groote menigte was vereenigd,
waaronder ook vertegenwoordigers van buitenlandsche mogendheden, als de
Belgische, Italiaansche en Pruissische gezanten, burg. en weth., militaire
autoriteiten, regterlijke ambtenaren en ook eene deputatie van de Amster
damsehe kanaal-maatschappij, werd de kist door de dragers, allen boden bij
het dep. van binnenl. zaken, uit den lijkwagen genomen en op de baar ge
plaatst. Nadat de familieleden en de hierboven vermelde personen uit de rijtui
gen waren gestapt, vervolgde men langzaam den weg naar den grafkelder.
Daarvoor werden de hoofden ontdekt en onder eene aandachtige stilte
nam de minister van koloniën, de heer van Bosse, ten aanhoore van de on-
tclbaren het woord op en zeide:
//Verwacht van mij geene sierlijke lijkrede bjj dit geopend graf, geene
ijdele poging om de verdiensten van den diep betreurden ambtgenoot en
vriend naar volle waarde te schetsen. Die taak wensch ik aan meer be
voegden over te laten, maar alleen met een kort woord te uiten wat mij
op het harte ligt.
Maar is het wel noodigdat vele woorden worden bjjgebragt om te schet
sen wie Thorbecke was en om hem hier in herinnering te brengen! Ont
zettend was de indruk dien de mare van Thorbecke's verscheiden in het
gansche land heeft verwekt, en die weerklank heeft gevonden tot zelfs bui
ten de grenzen, en wat bewijst meer, de diepe rouwe in dit verscheiden dan
de breede schare, die zich hier heeft vereenigd om de laatste eer aan den
overledene te bewijzen Nederland heeft een groot man verloren en zijn ge
mis wordt algemeen diep gevoeld. Hier wil ik dau hulde brengen aan den
grooten burger, wiens leven was toegewijd aan het algemeen belang, aan
den trouwen vriend van het doorluchtig stamhuis van Oranje, aan den staats
man die gedurende meer dan het derde eener eeuw met onbezweken ijver,
edelen moed en ijzeren volharding pal stond, en onvermoeid lot op zijn sterf
bed werkte en waakte voor het vaderland, eene hulde aan den man wiens
naam onafscheidelijk is van de geschiedenis des vaderlands, wiens geest zal
blijven leven onder ons, zal de taak door hem ondernomen, met goed ge-
i volg kunnen worden voortgezet.
Velen onzer dragen er roem op zijne vrienden te zijn en brengen wee
moedig de laatste groete aan den trouwen vriend. Kinderen treuren over het
verlies van den liefdevollen en zorgzamen vader, het toonbeeld van trouwe
pligtsbetrachtingzoowel in het openbaar als in het bijzonder leven.
Wij willen trachten zijn voorbeeld te volgen waar wij kunnen. Maar de
gave des geestes en de kracht van geest hem gegeven, zijn slechts bij zeld-