Jongenlittrgervan Breukelen. beschuldigd van moord op haren echtgenoot, eene tuchthuisstraf van 12 jaren geeischt. Haar verdediger mr. baron van Lynden was, na de uiteenzetting der feilen, van gevoelen dat, zoo het hof meende haar niet te mogen vrijsprekenliet slechts eene gevangenis straf van ten minste 6 dagen en ten hoogste 6 maanden mogt opleggen In de jongste raadsvergadering van den gemeenteraad te Zalt-Bommel werd in behandeling genomen het adres van de hulponderwijzers aldaarhou dende verzoek om ontheffing tot deelneming in het gemeentelijk pensioen fonds, en indien de gemeenteraad hun gedaan verzoek niet mogt kunnen in willigen, dat alsdan op eene andere wijze' eenige vergoeding mogt worden verleend, llicr.op was door het bestuur over gemeld pensioenfonds gerap porteerd om het verzoek tc wijzen van de hand. De gemeenteraad vereenigde zich met het rapport, waarin onder meerdere gronden ook was aangevoerd dat. bij het aanvaarden der betrekkingaan hulponderwijzers de voorwaarde van deelneming aan vermeid gemeentelijk pensioenfonds niet onbekend was, -- Naar men uit Vollenhove meldt is de nood onder den minderen stand a'daar zeer groot. De vroeg ingevallen winter, die het den visscher onmo gelijk en den vischvenlcr ondoenlijk maakte, gelijk andere jaren om dezen tijd, den noodigen voorraad panharing en spiering te vangen en bokking nren ver in den omtrek rond tc venten, doet de armoede aldaar zoozeer ten top stijgen, dal aan de burgerij soms de liefdegiften stoutweg worden afgeperst. .Men meldt uit NijeveenVerrassingen bij gelegenheid van Sint- Nicolaas zijn voorzeker geen zeldzaamheden. Dit ondervond ook dezer dagen de halte-chef bij den spoorweg, de heer Schouten alhier, welke van een onbekende, per brief, postmerk Leiden, een bankbillel groot ƒ25 ont ving. Genoemd bankbillel ging vergezeld van een vereerend schrijven voor zijn in de gegevene omstandigheden moedig gedrag bij het spoorweg-ongeluk te Schalkwijk, waarbij deze onbekende reiziger een ooggetuige was geweest. In Friesland is geen plaats waar in den laatsten tijd de mazelen zoo epidemisch zijn opgetreden als te Berlicum. Dal hel karakter dier ziekte ook nog al kwaadaardig is. kan het getal sterfgevallen bewijzen, dat in de maand October jl. 8 en in November 10 heeft bedragen. liet wets-oatwerp tol heffing eener algemeene belasting op de inkom sten heeft in de afdeelingeu der tweede kamer o. a. nog tol de volgende beschouwingen aanleiding gegeven. De noodzakelijkheid der afschaffing van bel regt van patent is eene tw eede hoofdreden, die de minister tot liet voorstel der invoering eener algemeene belasting op de inkomsten heeft doen besluiten. Ook nu weder kwam men daarin overeendat de patentbelasting, zooals die geheven wordt, zich moeijelijk laat verdedigen. Verscheidene leden beweerden echter, dat die belasting zeer wel voor verbetering, misschien voor uitbreiding, vatbaar ware. Sedert lang is van onderscheidene zijden op afschaffing van het -patent aangedron gen. Kwam die aandrang wel altijd van deskundigen en, zclls dan wanneer de kamers van koophandel zich in de zaak mengden, van onpartijdigen Werd daarbij meestal niet uitsluitend aan geheele ontheffing van last, geens zins aan vervanging door eene algemeene inkomsten-belasting gedacht, die voor velen der tegenwoordige patentpligligen ligt drukkender of onaangena mer kon zijn dan de thans voor hen bestaande last? Dal de patentpligtige liever niets zou betalen, werd gereedelijk toegestemd; maar dit zou met de betaling van grondlasten en personeel wel evenzeer het geval zijn. De vraag was alleen of de grootere handelaars en industriëlen en zelfs de meeste uit oefenaren van minder winstgevende beroepen, in de belasting een hinderpaal vonden voor de uitoefening en de uitbreiding van hun bedrijf, en die vraag zou geen onpartijdige toestemmend beantwoorden. Bovendien nog had de patentbelasting zeer zeker hare goede, nuitige zijde. Schaft men ze af, de dividenden van naamlooze maatschappijen, waarvan thans 2 pCt. moet wor den betaald en die gedeeltelijk ook door vreemdelingen worden genoten, de administratie-kantoren en dergelijke, zullen ophouden afzonderlijk belast tc zijn; terwijl dan toch de hier in aanmerking komende winstderving niets bezwarends of drukkends heeft. Ten bewijze, dat de belasting op de divi denden veel kan opbrengen, beriep men zich op hel patent der Ned. hank, 'twelk, nu de instelling zulke schitterende winsten oplevert, omstreeks ƒ100,000 'sjaars bedraagt. Slaat men het oog op de andere tabellen van de patentwet, dan ontmoet men de tappers, wier getal in ons land over groot is en die in volkrijke gemeenten, zoo als 's Gravenhage, ligt 100 en meer aan patent moeten betalen.-- Welke eenigzins afdoende reden bestaat er om zulke bedrijven óf geheel van belasting vrij te stellenóf aan eene inkomsten-belasting te onderwerpendie voor de uitoefenaren zeker zeer veel minder dan de thans op hen drukkende last zou bedragen? Voegde men dit alles bijeen, kon het dan staatsmanswijsheid worden genoemd, eene sinds jaren bestaande belasting, waaraan de bevolking nu eenmaal gewoon is en die omstreeks drie en een half inilliocn in de schatkist brengt, voor goed te laten varen? Vele andere leden vereenigden zich niet met deze beschouwingen Sedert de eerste invoering der patentbelasting in 1805, zeiden zij. heelt zich daar tegen eene algemeene slem van afkeuring doen hoorendie. naar mate de Nederlandsche natie zich meer aan het publiek belang gele.en heeft laten liggen, steeds luider is geworden. Inderdaad is de patentbelasting niet slechts ten hoogste eenzijdig, omdat zij alleen de winsten van handel en nijverheid treft; maar zij werkt daarom vooral verkeerd, omdat zij naar willekeurig gekozen en onvoldoende grondslagen die winsten berekent; ook daar treft, waar het bedrijf nog niets opbrengt; geenerlei onderscheid maakt of dat bedrijf met eigen of geleend kapi.aal wordt uilgeoefend en teil gevolge van een en ander soms minder dan één honderdste, soms meer dan écu vierde van de verdiensten bedraagtof zelfs liet geheel daarvan nabij komt. Indien de patentbelasting zich uil sommige oogpunten aanbeveelt, zijn die i uiordeelen slechts schijnbaar of kan in de leemten, die door de afschaffing zou ontstaan, op andere wijze worden voorzien. De heffing op de dividen den van Nederlandsche naamlooze maatschappijen is bij den eersten opslag zeer verdedigbaar, maar werkt toch als eene premie op belegging van Neder landsche kapitalen in vreemde fondsen en ondernemingen. Ten aanzien der tappers zal. als deze niet meer onderworpen zijn aan patent, de een of andere beperkende maatregel moeten worden genomenmaar zoodanige maatregel is allezins denkbaar. Men zou daarbij liet voorbeeld van België niet moeten volgen, waar men door het opleggen van een droit de debit aan de tappers een veel grooter aantal hunner dan wenschelijk is onder de kie zers heeft opgenomen. Het verleenen eener licentie met een daaraan ver knocht proportioneel zegel- of rcgistratieregt zou veel beter doel treffen. Afschaffing van hel patent zou, wanneer men dien weg insloeg, zelfs tot verbetering der grondslagen van den census leiden. Het springt toch in het oog, dat eene algemeene inkomsten-belasting een zuiverder maatstaf van kiesbevoegdheid oplevert dan liet palentregt, hetwelk voor bepaalde beroe pen onevenredig hoog is opgedreven. 's GUAVEN11AGE. 15 December. Bij het depart, van financiën zijn benoemd; lot commies, de lieer mr. A. E. Elias. thans adjunct-commies; lot adjunct-commies, de heer mr. F. A. II von Weckherlin, advocaat te 's Gravenhage. Tot substituut-griffier bij de arrond.-rcgtbank te Assen is benoemd de lieer mr. J. de Siller, thans commies bij het dep. van binnenl. zaken. De luit. ter zee 2C kl. L. A. Dittlof Tjassens, uit O. 1. teruggekeerd,, is op non-activiteit gesteld. De eerste kamer der staten-generaal heelt gisteren avond hare werk zaamheden hervat. Ingekomen zijn al de ontwerpen der staalsbegrooling voor 1872, en andere wets-ontwe: penlaatstelijk door de tweede kamer aangenomen. De kamer heeft heden een aanvang gemaakt met het onderzoek in dc afdeelingeu van de haar aangeboden wets-onlwerpen. In de zitting van de tweede kamer van lieden was aan de orde dc beraadslaging over liet (raciaal lusschen Nederland en Groot-ürittannië bc- treilende Sumatra. De minister van buitenl. zaken gaf vooraf de vroeger toegezegde inlichtingen op het eindverslag der commissie van rapporteurs. Het was hem en den minister van koloniën aangenaam geweest te ver nemen dat dit tractaal een gunstigen indruk had teweeg gebragt. De be palingen van hel tractaat zelve leverden het bewijs, dat daarbij door Enge land niets is bedongen, dan hetgeen overeenstemt zoowei met het tractaat van 1824, als met onze eisen wetgeving en verordeningen. Er waren genie begunstigingen aan Engeland beloofd of toegestaan dan aan iedere amlcrc mogendheid zou kunnen verleend worden. Toen aan de eerste kamer in overweging gegeven werd de behandeling van het tractaat betreffende uc Kust uit te stellen, waren er, sedert de verwerping van hel tractaat van Siak. zoo weinige dagen verloopen, dat het onmogelijk was binnen dien tijd volledig met de inzigten der Engelsehe regering bekend tc worden en zich daarnaar te regelen. Hel kwam dus de regering wenschelijk voor dc zaak in statu quo te laten en niets te praejudiciëren. Urn geen andere reden geschiedde dit, dan omdat het vooruitzigt bestond om, door het slui ten van een nieuw tractaat voor Sumatra, in de eerste kamer beide tracla ten tegelijk aanhangig te maken. De regering zou het betreuren wanneer eenige leden bleven volhouden, om ondanks de gunstige beoordeeling van dit tractaat, het af te stemmen uit hoofde van het Guinea-tractaat, en zoodoende, nu de aanneming van dat tractaat door de tweede kamer een voldongen feit is, daarin aanleiding te vinden tot een afkeurend votum over een ander onderwerp. De minister durfde zich nog vleijendal de leden van dat voornemen zouden terugkomen. Onderscheidene leden namen aan de beraadslaging deel. Teil slotte werd hel tractaat met 54 tegen 13 stemmen aangenomen. Daarop werd ook aan genomen het tractaat nopens den aanvoer van vrije arbeiders in Suriname, met 60 tegen 7 stemmen. Dc tweede algemeene vergadering van de Nederlandsche verecniging tot liet verleenen van hulp aan zieke en gewonde krijgers in tijd van oorlog, onder het Roode Kruis, werd gisteren door dr. J. Bosscha Jzn., president van het hoofdbestuur, geopend met eene toespraak, waarin hij den toestand der vereeniging schetste tijdens de I' algemeene vergadering in 18(i9 en het verschil deed uitkomen lusschen toen en nu. Hij herinnerde levens in tref fende bewoordingen aan hel verlies dal de vereeniging had ondervonden door liet afsterven van twee hoogst verdienstelijke mannen, den officier van ge zondheid Basting en den vice-admiraal van Karnebeek. Dc secretaris heeft in deze vergadering mededeeling gedaan van den slaat der rekening van 1 Julij 1870 tot 30 Junij 1871. De rekening sluit met een voordeelig saldo van 8557.41%; terwijl op het grootboek der nat. schuld zijn ingeschreven 50000 in 4 pCt. en 120.100 in 2% pCt.tc zamen dus 105.994. Voorts is in dit verslag medegedeeld een algemeene staat der ontvangen giften in natura van comités en particulieren, der door het centraal magazijn aangekochte, verzonden, daarin overgebleven en terug ontvangen goéderen, benevens hunne waarde. Zoo zijn o. a. ontvangen van de comités en particulieren: verband- en verpleegmiddelen voor eene waarde van meer dan 85000; en met bijvoeging van voedings- en verkwikking*- middelen, hospitaal- en keukenbenoodigdheden. heelkundige instrumenten enz., stijgt die som tot ƒ130.113. Van die waarde is voor ƒ118,308 ver zonden aan de ambulancen. De geheele voorraad op 1» Julij jl. bedroeg eene waarde van ƒ24.411. Alleen aan pluksel is ingekomen of gedeeltelijk aangekocht 2806 kilo's, aan zwachtels 2303, verbanden 1352, conipressen 2062 kilo's; voorts o. a. 400 matrassen (zeegras), 874 gewone kussens, 1112 dito rol en kleine, 2778 verschillende wollen dekens, 5240 lakens. 327'i sloopen; en wat kleedingstukken betrof, o. a. 9396 hemden. 1332 kabaaijen, 6951 ouderbroeken, 2713 borstrokken, 8456 sokken naar verschillende maat enz. De voorzitter deelde mede dat van wege Z. M., als bijzonder blijk van ingenomenheid in de vereeniging, zijn ten geschenke gezonden een aantal

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1871 | | pagina 2