BUITENLANDSCHE BERIGTEN. BIJVOEGSEL, behoorencte tot de Leidsche Courant van Maandag H-i- lApril ;)H7é/V°96. eenige beschouwingen te treden alsof de wet reeds afgekondigd ware. Het antwoord van den min op de le vraag is reeds te vinden in hetgeen hij in de eerste kamer heeft gezegd. Op overtreding van het bestaand besluit is geene andere straf bedreigd, dan die op elke andere overtreding staat van een besluit van administratieven en militairen aard. Die straf is eene meerder ol minder scherpe afkeuring. Wat aangaat de 2' vraaggelooft de min. wel dat het mogelijk is eene andere straf uit te denken in plaats van de bestaande. Maar dit zou moeten geschieden in overleg met de wet gevende magt. Hij heeft niet het voornemen daartoe een, voorstel te doen. Ten 3e wenscht de min. dat aan zijne woorden in de andere kamer gesproken geene bijzondere beteekenis worde gegeven. Officieren, die een huwelijk sluiten, zonder toestemming, hebben geen ander gevolg le duchten, dan elk ander dienaar van den staat onder dezelfde omstandigheid. Ook zonder het bestaan van eenig voorschrift in gevallen van het aangaan van een huwelijk beneden de waardigheid, zouden er termen zijn den officier te brengen voor een raad van onderzoek. Voorts gaf de minister nog de toezegging dat. wanneer over de al of niet wijziging van het besluit van 1858 zal worden gesproken, hij dan ook zal overwegen om de storting te doen verdwijnen. Hij zal daarover gaarne in overleg treden met zijn ambtgenoot voor oorlog. De minister van oorlog verklaarde ook nog dat bij het leger de strafbe paling der wet van 1851op het trouwen zonder verlof des konings, moest gehandhaafd worden. Nopens de aangelegenheden van Venezuela is medegedeeld dat onderhandelin gen met een gemagtigde thans hier zijn aangevangen. Zonder vooruit te loopen, kon men zeggen dat de uitslag zal zijn overeenkomstig het belang en de waardigheid van Nederland. De hoogleeraren P. J. van Kerckholf te Utrecht en C. A. J. A. Oude mans te Amsterdam, president en secretaris der staats-commissie voor eene nienwe pharmacopoea. zijn dezer dagen bij den minister van binnenl. zaken toegelaten, om Z. E. den arbeid der commissie te overhandigen. Gedurende deze week zijn alhier 44 gevallen van pokken aangegeven, zijnde 47 minder dan in de vorige week. Uit deze cijfers blijkt duidelijk dat de epidemie krachtig afneemt. ENGELAND. LONDEN, 21 April. De door den kanselier der schatkist bij het indienen der begrooting voorgestelde financiële maatregelen worden door de dagbladen over het algemeen afgekeurd. In het lagerhuis is door den heer Reed het voorstel gedaan, ten einde ook de taak der brievenbestellers op het platte land te verligten, te bepalen dat des Zondagsover het geheele rijk, geen brieven zullen afgegeven wor den. Men is met dit voorstel weinig ingenomen. De Times zou die bepa ling tot onberekenbaar ongerief rekenen vooral van de handeldrijvende be volking. Indien, zegt dit blad, de postbeambten de noodige rust missen, laat men dan hun aantal vermeerderen, en hun bij beurten een dag vrjj geven. Of laat men, voor brieven op Zondag bezorgd, een hooger port rekenen: daardoor zou men ook de noodelooze verzending op Zondag be perken. Eene schikking in het belang der beambten is wenschelijk; doch onmogelijk kan men als regel stellen, dat brieven, op Zaturdagavond aan den post toevertrouwd, eerst op Maandag aan het adres zullen worden afgegeven. Te Preston zijn bijna al de katoenspinnerijen weder in volle werking. Door 14 firma's is reeds aan de spinners de door hen gevorderde loonver- hooging van 5 pCt. toegestaan. De Times berigt het volgende uit Amerika: Men verzekert, dat de gemengde commissie eene overeenkomst heeft geteekend tot vereffening der Alabama-quaestie. De contracterende partijen hebben als beginsel aangeno men: dat eene neutrale mogendheid verantwoordelijk is voor vijandelijkhe den, door in eene harer havens uitgeruste en bemande schepen jegens een bevrienden nabuur begaan. Dat beginsel zal later, door middel van verdra- jir, Het II. D. berigt thans dat de vrouwvan wier togt naar Parijs onder geleide van haar zwager en terugkeer te Utrecht vroeger melding werd ge- Si* maakt, weder in genade door haren echtgenoot aangenomen is, en in de S echtelijke woning weder den huismoederlijken scepter zwaait. i Te Meppel is door den gemeenteraad, naar aanleiding van een adres van eenige geachte handelshuizen, besloten aan burg. en weth. op te dragen; v te bevorderen, dat bij het in werking treden van de zomerdienst, de eerste IV trein een paar uren vroeger uit Groningen vertrekke. ten einde daar vroeg- Pll tijdig aan de markt te kunnen zijn en dat de laatste trein zoo blijve loopen als thans bij de winterdienst is bepaald. Naar aanleiding van de vele bran den, die aldaar in den laatsten tijd hebben plaats gehad, heeft de brand waarborgmaatschappij van de Boer C°.te Zwolle, zich tot den raad ge wend met verzoekom een naauwkcurig toezigt te houden op de verwaar- borgde panden en goederenen taxateurs te benoemen om van tijd tot tijd 3tj die te doen opnemen. De raad, oordeelende, dat zulks niet tot zijne attri- buten behoort, heeft, ten einde het goede doel, dat de heeren assuradeurs beoogdenzooveel mogelijk le bevorderenhet adres aan het hoofd der po litie gerenvoyeerd. Men meldt uit Leeuwarden: Het getal gevallen van kinderpokken in deze provincie is in de laatste dagen weder met een 5-tal vermeerderd, zoodat zich thans 48 gevallen hebben voorgedaan, waarvan 9 met doodelij- ben afloop. Te dezer stede zijn thans in het geheel 15 poklijders in be- - handeling gekomen, waarvan 2 zijn overleden. - Naar men uit Middelburg meldt zal de bij de Ned. herv. gemeente al- 5! daar bestaande vacature, door het vertrek van d5. 11. Boonen. niet worden -j| vervuld, vermits de regering gevolg heeft gegeven aan art. 3 van het besluit 25 van den souvereinen vorst van 8 April 1814, n°. 15, waarbij is bepaald, 50 dat gemeenten van 10- tot 13000 zielen, onder welke genoemde gemeente 25 thans behoort, slechts aanspraak hebben op eene rijksbezoldiging voor zes predikanten. Volgens berigt uit Stokholm is het lijk der koningin plegtstatig in de - Ritterholniskerk bijgezet. Z. H. prins von Wied was bij de plegtigheid - tegenwoordig. De lijkkoets was met zes paarden bespannen, en werd 75. voorafgegaan door herautendie insigniën droegen van de Noorweegsche en Zweedsche koninklijke waardigheidop de lijkkoets volgden het rijtuig van den kroonprins van Denemarkendat der beide hertogen van Zweden en dat van den prins von Wied. De hofdames, alsmede verschillende vertegen woordigers van buitenlandsche mogendhedenwaren vooraf naar de kerk gereden. De godsdienstige plegtigheden werden verrigt door den bisschop Sundberg. Ten 13i ure werd de lijkrede gehouden door den hofprediker Rundgreen. Z. M. de koning en II. M. de koningin-weduwe waren bij de plegtigheid niet tegenwoordig. Het weder was hoogst ongunstig; het - sneeuwderegende en woei sterk. Nogtans was er eene onafzienbare volks- '5 menigte op de been. 2 's GRAVENHAGE. 22 April. De minister van financiën zal Donderdag aanst. geen gehoor verleenen. 5' In de zitting van de tweede kamer van heden was aan de orde de interpellatie van den heer de Casembroot betrekkelijk het huwelijk van zeeofficieren. De heer de Casembroot zeide dat de wijziging der arlt. 22 en 23 van de wet van 1851 nopens de bevordering en het ontslag van zeeofficieren door j de beide kamers is goedgekeurden dal dit hem aanleiding gaf uit pligt- m gevoel een paar vragen aan den minister van marine te doen. De bedoeling van den voorsteller van het amendement (den heer v. Eek) was, dat voortaan geen officier meer kon ontslagen worden ter zake van het aangaan van een j huwelijk zonder toestemming des konings, en als men de discussiën in de j kamer naleest, zou de regering zich geheel onthouden van eenige beraoeijing met het sociale leven van den zeeofficier. Bijgevolg kunnen zeeofficieren huwen wanneer en met wie zij verkiezen, maar daardoor is ook het regt 1 des konings opgeheven om dit te verhinderen. De wet is aangenomen en moet worden nageleefd. Maar nu bestaat er een besluit van 3 April 1853, waarin art. 1 de bevoegdheid aan den koning wordt toegekendom de toestemming tot een huwelijk te weigeren, terwijl in art. 2 andere bepalingen deswege i voorkomen en in art. 3 wordt storting voorgeschreven van geldenvertegen- 1 woordigende eene rente van ƒ400 'sjaars. Zoo lang dat kon. besluit niet is ingetrokkenkan aan de wet geen uitvoering worden gegeventenzij men in plaats van ontslag eene andere disciplinaire straf wil stellen. Het is spr. te doen om waarheid. De officier behoeft toestemming of niet. Hij moet dus weten met welke straf hij bedreigd wordt als hij zich aan het vragen van toestemming onttrekt. Wat had de minister in de eerste kamer gezegd? Spr. las dit voor; daaruit bleek dat de minister van oordeel is dat er dis ciplinaire straf kan worden toegepast, zij het ook eene afkeuring. Volgens deze woorden zou spr. meenen, dat het kon. besluit van 1853 niet zal worden ingetrokken. Maar dan is de officier in een veel ongunstiger toe stand dan vroeger. Nu zal hij geheel afhankelijk zijn van de subjectieve meening van elk opvolgend minister, en dus min of meer aan willekeur prijs gegeven. Hij vroeg derhalve 1°. Wordt de overtreding van het kon. besluit van 4 April 1853, n». 28, met straf bedreigd, en zoo ja, met welke? 2°. Zoo zij niet bestaat, kan zij wettig in het leven worden geroepen? t en welk voornemen heeft de regering dienaangaande? 3". Zoo beide vragen ontkennend moeten worden beantwoord, hoe zijn dan uit te leggen de woorden van den minister op 4 April in de eerste kamer gebezigd? De minister van marine, ofschoon hij de vragen zou kunnen beantwoorden met de opmerking, dat de wet nog niet is afgekondigd, is echter bereid in gen, tot wet worden gemaakt; en de contracterende partijen zullen haren invloed bezigen, ten einde het bedoelde beginsel ook in het internationale wetboek te doen opnemen. Een en ander vooropgezet, zullen de vorderin gen, met de Alabama-quaestie in verband staande, worden onderworpen aan eene commissie van 5 leden, te benoemen door president Grant, de koningin van Engeland, den keizer van Brazilië, den president van Zwitserland en den koning van Italië. Deze commissie zal te Washington vergaderen. Bin nen twee jaren na de eerste zitting, zal tot een finaal besluit gekomen moeten zijn. Indien de commissie het over eenige vordering niet eens kan worden, zal de uitspraak worden overgelaten aan eene andere commissie van drie leden, te benoemen door den president van de Vereenigde Staten, de koningin van Engeland en den keizer van Rusland, om bijeen te komen binnen 6 maanden na het uiteengaan der eerste commissie. FRANKRIJK. Berigten uit Versailles, fvan den 21sten, melden dat de troepen den vorigen dag ëenige barricaden en huizen in Neuilly. alsmede verscheiden kanonnen hebben bemagtigd. Een van die kanonnen werd door de troepen naar Versailles gebragt en den heer Thiers aangeboden; deze betuigde zijne blijdschap en tevredenheid aan de troepen. Ook was er een groot aantal gevangenen aldaar binnengebragt. Pruissen verzet zich niet tegen het ver eenigen van troepen tot het bestrijden van den opstand; het verlangt enkel dagelijksche opgave van de te Versailles aankomende troepen. L'Affranchi deelt het antwoord mede, dat door den heer Thiers zou gegeven zijn aan den aartsbisschop van Parijs, op diens schrijven betrefTende wreedheden door de troepen gepleegd. De heer Thiers zegt o. a. daarin: De feiten, waarop gij mijne aandacht vestigt, zijn ten cenenmale valsch, en het

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1871 | | pagina 5