PER TELEGRAAF.
Franschen aan doodcngekwetsten en gevangenen minstens 500,000 man
verloren, en ik geloof, dat ik daarbij eerder te laag dan te hoog gerekend
heb. Toch staan te Parijs, in liet zoogenaamde Loire-legcr onder den gene
raal Chanzy, in bel ooster-leger onder den generaal Bourbaki, in het noor-
der-leger onder den generaal Faidherbe, in het leger van Lyon en in de
scharen van Garibaldi en kleinere vrijcorpsen thans minstens nog 450,000
man gewapend tegenover ons. Indien deze oorlog eerst eens geëindigd zal
zijn en men juiste stalislieke opgaven verkregen heeft, zal het blijken, dat
minstens een millioen Franschen de wapenen tegen ons Duitschers gedurende
langer of korter tijd gedragen hebben. Bijna de helft van dat getal zal ge
vallen verminkt of ten gevolge van de ontzaggelijke vcrinoeijenissen voor
het geheele verdere leven tot ziekte gedoemd zijn. Veel meer jongelieden
uit Frankrijk heeft Napoleon I in alle veldtogten van zijn keizerrijk niet
ter slagtbank gevoerd.
Gelijk men weet werd bij het terugtrekken der Beijerschc troepen uit
Orleans, op 13 November jl.onder generaal von der Tann aldaar krijgsge
vangen gemaakt de officiële verslaggever van het Duitsche groote hoofd-
kwarlier, de heer Kaysler. Alle pogingen, op last der regering in het werk
gesteld, om te vernemen of de heer Kaysler dood of levend den vijand in
handen was gevallen, bleken vruchteloos te zijn. Door een toeval heeft
men dezer dagen vernomen, dat de spoorloos verdwenen correspondent op
het. kasteel te Pau gevangen zit; hij is welvarend, maar wordt buiten de
mogelijkheid gesleld aan zijne betrekkingen berigt te doen toekomen
nopens zijn toestand of de plaats van zijn verbhlijf. Nu men weel waar hij
zich bevindt, zal op zijne uitwisseling worden aangedrongen.
De Frankf. Zeit.. welks oorlogscorrespondent, de heer Vogel, van uit
het binnenste gedeelle van Frankrijk naar de Duitsche grenzen is overge-
bragt, omdat hij het gewaagd had in gematigde bewoordingen eene critiek
te geven van hetgeen bad plaats gehad, is in beslag genomen, wegens een
arlikel over de uitzetting van den genoemden oorlogscorrespondent.
OOST-ISDIE.
BATAVIA, 24 November.
Door den gouverneur-generaal van Ned.-Indië zijn de volgende beschik
kingen genomen:
Civiel departement. Ontslagen: op verzoek, eervol, uit zijne betrekking,
wegens ziekte, de comm. op het bureau van den assis.-res. der Z. afd. van
Padang A. C. Kuhr; op verzoek, eervol, de boschw. 3e kl. bij de specerij-
cult. op Banda, D. II. Chrisliaan; eervol, de gew. opz. voor de bewaking
van het munt-etabl. te Soerabaija J. B. Ruben; eervol, onder toek. van
wachtg.J. 11. de Roller en N. Beijers, respect, schipper en machinist. Ver
leend: een tweejarig verlof naar Europa, wegens ziekte, aan den ass.-res.
van Temanggoong D. Meijer, en aan den S'1"' comm. bij de alg. rekenk. K.
N. Hoorweg. Benoemd: tot pred. bij de prot. gem. te Amboina, J. van der
Ven; tol contr. 2' kl. bij bet binncnl. best. in hel gouv. Celebes. D. N. F.
Kiehl; tot contr. 3e kl. bij het binnenl. best. in de res Amboina, G. W.
W. C. baron van Hoëvell; tot ambt. bij het binnenl. best. in bet gouvern.
Celebes, M. II. Witbols Feugeu; lol ass.-res. van Lingga. J. Ch. Boylc; bij
de landel. ink. en cult.: tot contr. 1* kl.jhr. H. A. de Geer, K W. H.
ligtvoet en A. van der Gon Netschcr; lot contr. 2' kl. G. C. A. Ualewijn,
T. Mounier, mr. C. C. A. van Burg en E. Muller; tol comm. op het bureau
van den ass.-res. der Z. afd. van Padang, II. van der Valk; tot 3dt" comm.
op het bureau van den res. van Tapanoü, H. Lawa. Door den dir. van
onderwijs, eeredienst en nijverheid zijn benoemd, lot 2J,« luilponderw. aan
de eerste lag. school te Soerabaija. A. M. Leclusc; aan de openb. tweede
lag. school te DjokrijokartaF. 11. Evers; aan de openb. lag. school te Neire,
L. W. A. Evers. Goedgekeurd dat door den landraad te Poerwokerio (Ban-
joemaas) is benoemd tot buit. subst.-griff. bij die regtbank builen bezwaar
van den lande, J. J. II. van Hall; dat door den res. van Krawang is be
noemd tol lslrtl klerk, levens griffier bij den landraad te roerwakarta, J.
B. Hanson.
Departement van oorlog. Verleendeen tweejarig verlof naar Nederland
aan den off. van gcz. lc kl. P. J. 't Hooft aan den kapt. der inf. G. L.
van Doornum. en aan den 1 ln luit. der inf. G. A. van Dijck. Ontslagen:
op verzoek, eervol, wegens ligch. ongest.de spijsverz. bij bet groot milit.
hospitaal te Samarang, J. B. Veltman. Bevorderd: bij bel corps genie, mi
neurs en sapeurs, tot majoor, K. F. Caspersz; tot kapt., C. Crabbe, C. R.
van Lcnncp, 11. J. C. W. Lutjens en J. C. Dozy; tot Islin luit. P. L. Dumou-
linG. II. \V. van Haeflen, F. C. A. Ilcyligcrs, J. Th. Kannemans, L. V.
Dingemans, J. J Hellendoom. F. D. Kloesmeijer en II. W. Lettink; bij het
corps magazijnm. en conduct, der genie, tol mag. der genie lr kl (rang
van kapt.). J. Jarman; tot mag. der genie 2' kl., II. C. Freriks en R. S. H.
Vollprecht. Hersteld in activiteit: de kapt5. A. C. II. AhnM. C. E. Ruem-
pol en W. J. Leers.
Departement van marine. Door den schout-bij-nacht, commandant der
zeemagt enz., benoemd: tol mach.-leerl. lr kl. bij de dienst der gouvern.-
marine, A. Hamwijk.
Zulk een vrede is ons zeker, wanneer zulke daden als die welke ons tot
dit punt hebben gevoerd, ook verder door u volbragl worden. Zoo kunneu
wij dan getroost in de toekomst blikken cn afwachten wat God, volgens
zijneu genadigen wil, over ons beschikt."
's GRAVENHAGE3 Januarij. De heden avond verschenen Staatscourant
bevestigt volkomen de beden gedane mededeeling omtrent de zaraenslelling
van het ministerie.
BERLIJN, 3 Jannarij. Versailles. 2 Januarij. De koning heelt bij de
Nieuwjaarsreceptie, op het kasteel van Versailles, de volgende toespraak ge
houden: «Groote gebeurtenissen hebben moeten voorvallen, om ons op deze
plaats en op dezen dag te vereenigen en aan uwen heldenmoed, uwe vol
harding, zoowel als aan de dapperheid der door u aangevoerde troepen,
heb ik het te danken dat wij dezen uilslag verkregen hebben. Doch nog
is het doel niet bereikt; nog hebben wij meer dan eene groote taak te ver
vullen, voor dat wij tot een eervollen, duurzamen vrede kunnen geraken.
LEIDSCIIE SCHOUWBURG.
„«loan Wouters»" historisch drama van 11. J. Schimmel, en „BSe
gouden IAarot" blijspel.
Bij de voorstelling der Haagsche tooneellisten op gisterenavond was de
zaal beter bezet dan gewoonlijk (ofschoon nog niet zoo vol als wij het wel
gewenscht hadden) en de stemming der toeschouwers was blijkbaar zeer
opgewekt. Dit laatste is dan ook geen wonder, want wie zou niet gaarne,
tusschen zoovele vertaalde producten in, eens een echt vaderlandsch stuk
ten tooneele zien voeren, een stuk waarbij wij «het verledene inzweven"
cn het schoonste tijdperk onzer geschiedenis met gloeiende verwen wordt
geschilderd. Over Schimmels drama «Joan Woutersz" is reeds veel gezegd
en geschreven en bij de meeste onzer lezers is het door lectuur of de uit
voering van verschillende Rederijkerskamers bekend, en daarom willen wij
er thans niet uitvoerig over uitweiden. Wij mogen echter niet verzwijgen
dat liet naar ons oordeel hooge letterkundige waarde bezit en dat het onder
onze oorspronkelijke tooneellilteratuur steeds als een echt juweel zal blij
ven schitteren. Dat de historie niet in alle kleinigheden volkomen getrouw
wordt weergegeven beteekent heel weinig, omdat aan de waarheid der ge
heele historische voorstelling toch volstrekt niet te kort wordt gedaan, en
die kleine leemten ruim vergoed worden door dc heerlijke poezie, die zelfs
den meest prozatschen mensch treilen moet. Vrij algemeen wordt de opinie
geuit dat men niet gaarne een stuk in verzen ziet spelen, maar wanneer
het verzen geldt als die in de «Joan Woutersz", verzen, die door geen enke
len onnoodigen regel, geen enkel slopwoord ontsierd worden, verzen, die,
krachtig en gemakkelijk, mi eens als een bruisende stroom en dan weer
zacht cn liefelijk daar been rollen - o, dan zou men al zeer weinig smaak
verraden wanneer men zulke verzen van het tooneel wilde weren. Wij voor
ons zouden ook niet gaarne den tijd terdgzien, toen zoovele lamme en
langdradige Alexandrijnen nog op ons tooneel werden opgedreund, lerwjjl
bombast voor dichterlijke verheffing gelden moestcn welke dichter zich
ooit aan dit genre waagt, bij moge wel bedenken dat, als hij niet volkomen
meester is over zijn taal, en zijne verzen zich niet ver boven het middel
matige verheffen, hij slechts een vervelend prulwerk leveren zal.
Een groot bezwaar blijft aan stukken in verzen steeds verbonden, het is
de moeilijkheid om ze op voldoende wijze ten gehoore te brengen. En hier
mede komen wij als van zelve aan het voornaamste punt van ons verslag,
namelijk de uitvoering. Over het algemeen kan ons oordeel gunstig zijn,
en zoo wij haar niet in alle opzichten uitstekend kunnen noemen, dan
wijzen wij op de spreuk«het pogen zelfs is schoon in 't worstelperk der
kunst." Wanneer men bedenkt dat in de «Joan Woutersz" ieder tooneel
een gewichtig doel beeft, hetzij om dc handeling te verduidelijken, hetzij
om den tocnmaligen toestand van ons vaderland te kenschetsen, dan is
bet niet vreemd dat wij hel ensemble der uitvoering hier en daar wel eens
wat gebrekkig vonden. Zoo wordt ons in de scènes van Sonoi met de
Gecommitteerden de verhouding geschetst tusschen de steden en de Regeering,
als voorspelling van den lateren strijd der Handelsaristocratie en der Stadhou
derlijke machtmaar wie nu gisteren den heer J. v. d. Grijp als Reinier
Kant zag optreden, zal met ons moeten toestemmen, dat die machtige
aristocratie der sleden al heel ongelukkig vertegenwoordigd werd. De heer
v. d. Grijp speelt dikwijls zeer verdienstelijk, maar voor deze rol was hij
niet geschikt. Grooten lof zwaaien wij toe aan den beer Spoor, die in de
rol van Joan Woutersz in waarheid geschitterd heeft. Hij droeg de verzen
bijzonder goed en zonder declameertoon voor, en had misschien alleen in het
1F bedrijf met wat meer nadruk moeten spreken. Door houding en mimiek
loonde dc heer Spoor geheel cn al in zijn rol thuis te zijn. Ook Mw. Picéni
speelde zeer verdienstelijk maar voldeed toch niet geheel aan onze verwach
ting. Wij gelooven echter dat de fout minder in haar talent, dan in dc
opvatting harer rol schuilt. Zij beeft Maria Rtiickhaver wat al te veel als
vrouw uit de volksklasse voorgesteld en niet genoeg den defligen toon van
een drama in verzen in het oog gehouden. Strikt natuurlijk mag misschien
hare opvatting wel wezen, maar de harmonie in de dialoog leed er onder. Dit
kwam voornamelijk uit, toen Joan Woutersz in het 3C tafereel zijn schuld aan
de misdaad bekende; toen was zij veel te luidruchtig en te levendig in hare
bewegingen. Daar zij de verzen heel goed voordroeg zou zij haar spel met
weinig moeite kunnen verbeteren. Waarlijk. Mw. Picéni is een te bekwame
actrice om niet in een genre dat haar wat minder gewoon is. ook iets voor
treffelijks te leveren. De dichter Schimmel noemt zeil Maria de type voor de
Nederlandsche vrouw der l6le eeuw, krachtig en moedig als vorst en vader
land worden aangerand, maar tegelijk teedcr en zacht. Het spijt ons dat wij
ons met spel en opvatting van den heer Peters niet vereenigen konden. Wij
hadden in het l' gedeelte wat meer den vader en wat minder den booswicht
in hem willen zien. Die rol is zeker vrij moeilijk, want terwijl Alonzo
door zijn sluipmoord in een hatelijk licht verschijnt, moet toch zijn morali
teit gered worden. Hij is een dweeper maar geen booswicht. Gaarne ge
tuigen wij evenwel, dat de heer Peters ons in de twee laatste tafereelen en
vooral in de slotscène veel beter voldeed. Mw. Valois als Charlotte van Bour
bon, dc heer Faassen als Willem van Oranje en Haspels als Dirk Sonoi
mogen met cere genoemd worden, terwijl de heer Kiehl zijn kleine
rol van Cornelis Dirkszoon zóó goed vervulde, dat het ons speet hem in geen
belangrijker karakter te zien optreden.
Het nastukje was onbeduidend maar de lieer Rosier Faassen cn Mw. Iburg
hebben geloond, wat bekwame artisten ook van onbeduidende stukken kun
nen maken.
Leidex, 3 Januari 1870.