LE1DSC1IE COURANT. 1870. ZATURDAG 10 DECEMBER. STADS-BERIGTEN. N°. 201 [)e Courant verschijnt dagelijks, Zon- en Feestdagen uitgezonderd. De prijs der Courant is per vierendeel jaars f 3.— franco p.p. f 3.50,- met het Verslag der Handelingen van den Gemeenteraad ƒ3.35, franco p. p. ƒ3.85. Het verslag afzonderlijk is verkrijgbaar voor 2.50 'sjaars, buiten de expeditiekostcn. Afzonderlijke nommers der Courant zijn verkrijgbaar voor 5 Cents, franco p. p. 6 Cents. De prijs der Advertentiën is van 1i regels 1.- iedere regel meer 25 cents. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN, Gezien art. 12, 2C alin., der Verordening van 2 Julij 1866 (Gemeenteblad n°. 22) en art. 8, 2e alin., der Verordening van gelijke dagteekening (Ge meenteblad n°. 25); Poen te weten, dat voor de openbare scholen voor meer uitge breid lager onderwijs, tot bet laten inschrijven van nieuwe leerlingenwaarvan bij onderzoek blijkt dal zij bet onderwijs op cene der reeds bestaande klassen kunnen volgen, gelegenheid gegeven wordt: voor die der le klassevoor jongens, aan het schoolgebouw aan de Aalmarkt; voor die der le klasse, voor meisjes, aan het schoolgebouw aan de Doom- markt voor die der 2e klasse, voor jongens, aan hel schoolgebouw in de lJie- terskerkstraat voor die der 2' klasse, voor meisjes, aan het schoot gebouw 0p (/e Jj ree straat en wel van den 5d'" lot en met den 17d,n December e. k., dagelijks (de Zondag uitgezonderd), des voormiddags van half negen lot negen urenen op Woensdag en Zalnrdag, daarenboven, van twaalf tot twee uren des namiddags. 'En geschiedt hiervan afkondiging door plaatsing in de Leidsche Courant. Burgemeester en Wethouders voornoemd, v. n. BRANDELER, Burgemeester. Leioen, 1 December 1870. v. PUTTlvAMMER, Secretaris. BINNKiNLAiNDSC 11 UKHIGTKN. Ct LEIDEN, 9 December. De gemeenteraad beeft gisterenavond de beraadslagingen voortgezet over de concept-verordeningen tot heffing en invordering eener plaatselijke directe belasting, voorstel Hartevelt. De heer Verster verklaarde zich tegen het voorstel. Niet alleen bestond er bij hem vrees voor te lage aangifte, maar ook voor te hoogc aangifte, t. w. van hen wier belang dit zou kunnen medebrengen. Hij behoorde niet tot hen die bun gevoelen quand mé me wilden doordrijven, maar het rapport der commissie van financiënaan wel ker leden bij daarvoor hulde bragt, bad hem in zijne ongunstige mceniug ten opziglc van bet voorstel versterkt, liet iugekomen adres bad daarin geene verandering gebragt, want daarin bad bij geene afdoende argumenten gevonden; 150 handteckcningen op 4000 belastingschuldigen bcteekeiidc ook weinig en hij was bekend geworden met een feit, dat hem weinig waarde deed toekennen aan die ondertéekeningennamelijk dal iemand geleckcnd bad zonder zelfs te weten waarom, men had hem gezegd: teeken maar, bet kost niets. Nader ingelicht bleek bet dat die onderteekenaar volstrekt niet ingenomen was meL eeuc inkomsten-belasting. Uit volle overtuiging zou spreker tegen bet voorstel stemmen. De lieer Tollens zou niet stil staan bij het ongerief, dat soms vrienden, dienstboden enz. van de open baarmaking van het kohier misbruik konden maken. Een hoofdbezwaar had bijt. w. dat er onder kooplieden en winkeliers zouden gevonden wor den, die liooge opgaven zouden doen om bun crediet te handhaven; dit was volgens hem dc immorele zijde van de income-tax. llij wees er voorts op dat de vader van dc Nederlaudsche income-tax, de heer van Bosse, bet niet durfde wagen zijn voorstel, waarmede hij zoude staan of vallen, in open bare behandeling te doen brengennadat bet gebleken was dat de kamer «r tegen was. De heer Stoffels meende de aandacht te "moeten vestigen op hetgeen aan burg. en weth. zou te doen staan bij de aanneming van bet voorstel. Hij wenschte dat bij aanneming er ook tevens een maatstaf mogt worden vastgesteld, waarnaar burg. en weth. zich konden regelen bij ambts- halven aanslag; zonder dat was dc taak onuitvoerbaar, llij was voor het voorstel, onder voorbehoud dal in de verordening werd opgenomen eene leiddraad voor burg. en weth.. zooals die door hem werd bedoeld. In ge lijken geest sprak de heer Ilubrecht. Dc ambtshalve aanslag was voor hem j «cn groot bezwaar. De taak aan burg. en weth. opgedragen, om te oor- declen over den uiterlijken slaat cn de vertering, was moeijelijk, en zoo er niet een maatstaf, vaste grondslagen om bij niet-aangifte te oordcelen werd aangewezenkon bij zijne stem aan bet voorstel niet geven. Pe heer Goudsmit achtte liet onderwerp te gewigtig 0111 niet te trachten «enigermate de- aangevoerde bezwaren te wederleggen. Als men bier steeds beurs en zedelijkheid tegenover elkander wilde stellendan moest men be denken dat die strijd in de zamenleving alle dag is te vreezen. Men ver loor uit het oog dat er maar enkele overtreders zijn, cn de vooronderstelling dat smokkelaars zijndat de wederstand tegen de be'asting cene neiging der meerderheid was, was niet vleijend. Men had de belasting' anti-nationaal genoemd. Men moest echter niet denken dat de Duitscliers of Engclschen zoo gaarne hun vermogen aan de klok willen hangen. Men verloor uit het oog dat niet publiek gemaakt werd het kapitaal, maar dc inkomst, liet doen van le hooge aangifte kon geen bezwaar opleveren; deed men het om beter crediet te verkrijgenbetere zaken le doendan was het wel een hoogeren aanslag waard; uit ijdelheid, daarvoor behoefde men niet te wakenten einde le zwendelen, daar behoefde men geen medelijden mede le hebben; het immorele lag niet in dc belasting, maar in de zwendelaars. Men zeide: burg. cn weth. missen een maatstaf voor ambtshalvcn aanslagmaar bij re clame kan men zeggen: gij hebt het aan u zeiven te wijten. Men zag laag neer op het ingekomen adres; de hoeveelheid der onderteckcnaars deed hier echter weinig af, maar wel dc qualiteit. leder die gelet had op de namen zag toch wel dat liet meereudecl personen waren in staat zellstandig te denken en die wel konden zeggen wat zij dachten. Omtrent den heer van Bosse meende hij in herinnering te moeten brengen dat diens terugtreden niet liet gevolg was van het oordeel over de inkomsten-belasting, maar aan andere omstandigheden moest toegeschreven worden; de kamer was niet tegen het beginsel geweest, llij moest herbalen vertrouwen te stellen iu de publieke opinie; de ontduiking, waarvan zooveel ophefwas gemaakt, vreesde hij niet. De publieke opinie zou zich al spoedig en krachtig doen werken en men zou spoedig bemerken dat burg. en weth. zich niet met elke aangifte le vreden stelden. Den heer Bfjleveld vroeg hij of hij als ambtenaar van het publiek ministerie dc ondervinding had opgedaan dat hij zoo vele menschcnoveri gens van onbesproken gedrag, had moeten vervolgen wegens fraude in be lasting-zaken. Hij meende dat elk fatsoenlijk man wel zou begrijpen dat, als hij te weinig betaalt, een ander daardoor le veel moet betalen. Als de massa was als sommigen liet zich voorsteldendan mogt men wel stad en land ver loren achten. De heer Lezwijn ontwikkelde bezwaren zoowel tegen de eigen aangifte, die voor velen zoo uiterst moeijelijk zou zijnals tegen hel openhaar maken van het kohier. Dit laatste kon zeer nadeclige gevolgen hebben, b. v. van ouders tegenover hunne kinderen, van kooplieden enz. tegenover hunne con currenten enz. In theorie mogt de inkomsten-belasting de beste zijn, in dc praktijk zou zij tegenvallen. De heer Dercksen was mede tegen het voorstel, niet omdat hij in I.eidens ingezetenen een troep smokkelaars zag, maar hij beschouwde het als inconsequent, inquisitoriaal, cn in elk geval on-Neder- landsch. De heer Hartevelt achtte het onmogelijk al de tegen zijn voorstel aangevoerde bezwaren te wederleggen. Hij moest echter opmerken dat ieder mensch in menigerlei omstandigheid telkens geplaatst wordt tussclien de beurs en het geweten, en waarom zou dit nu alleen in belastingzaken als eene grief moeten gelden. De heer Krantz schonk zijne adhaesie aan het gesprokene door den heer Goudsmit; volgens hem was het invoeren eener inkomsten belasting slechts cene quaestie van tijd; men zou daartoe overal moeten ko men. Wat betrof het ingezonden adres, men vond er namen onder van mannenwaarvan een zelfs in deze quaestie voldoende was. De heer Cock was van meening dat, daar gelijk gezegd werd, het menschelijk leven vol was van die gevallen, waarin er strijd was tusschen beurs en gewetenmen een boom, die reeds zoo vol geladen was, niet verder moest beladen. Hij trachtte verder hetgeen lijj vroeger omtrent het adres enz. had gezegd in het juiste licht te plaatsen, daar men blijkbaar daaraan cene verkeerde uitleg ging gaf. De heer Bijleveld trad nog in eene wederlegging van hetgeen legen het door hem reeds gesprokene was in het midden gebragl, in het bijzon der door den heer Goudsmit. Of Duitscliers of Engelschen er op gesteld wa ren hun vermogen te doen kennen, kwam hier weinig te pas en zou hij laten rusten. Hetgeen hij omtrent de publieke opinie bad gezegd, was niet wcderlegd. Men zeide wel: de publieke opinie zal, maar argumenten wer den niet bijgebragt. Die controle van de publieke opinie had hare gevaarlijke zijde. Dat der ingezetenen zich aan immoraliteit zouden schuldig maken, was zijne beschouwing niet. Indien eene zoodanige beschouwing de zijne was, zoude die hem er toe kunnen brengen de stad te verlaten. Men moest er echter voor waken dat de menschen niet in verzoeking werden gebrast. Op dc vraag van den heer Goudsmit betredende zijne ondervinding omtrent het vervolgen wegens fraude in belasting zaken van personen overigens van eeu onbesproken karakter, meende hij een pertinent stilzwijgen le moeten be waren; hij zat hier als lid van den raad en niet als ambtenaar van het openbaar ministerie, en meende zich op die wijze le moeten vrijwaren teen dergelijke vragen in het vervolg. De heer Eigeman verklaarde de overtuiging

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1870 | | pagina 1