LËIP8CIIE COURANT. j 870- DONDERDAG 14 JULIJ. Nu. 163. STADS-BER1GTEN. U1NNLN LAN DSC] 1 IC BK» IGTEN. De Courant verschijnt dagelijks. Zonen Feestdagen uitgezonderd. De prijs der Courant is per vierendeel jaars ƒ3.franco p.p. 13.50 tnct het Verslag der Handelingen van den Gemeenteraad 3.35, franco p. p. f 3.85. Het verslag afzonderlijk is verkrijgbaar voor 2.50 's jaars, buiten de expeditiekosten. Afzonderlijke nomniers der Courant zijn verkrijgbaar voor 5 Cents, franco p. p. 6 Cents, j De prijs der Advertentie» is van 1—4 regels 1- iedere regel meer 25 cents. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN, Gezien art. 7 der Algemeene Polieieverordening, vastgesteld den 24s,<" October 1867 Doen te weten dat door hen, ingevolge art. 6 dier verordening, zijn benoemd tot Raad der gebuurte n°. 11, of n". 3 van wijk IV, de heer JOHANNES BENIER, in de plaats van den' heer Roelof Jesse Rz.die uit deze gebuurte is verhuisd; tot Raad der gebuurte n\ 21, of n". 3 van wijk VI, de lieer THE0D0RUS MOLKENBOER, in de plaats van den heer Dirk Jacorcs Coevêe, die deze gemeente met der woon verlaat. En geschiedt hiervan openbare kennisgeving door plaatsing in de Lcidsche Courant. Burgemeester en Wethouders voornoemd, v." d. BRANDELER, Burgemeester. Leiden, 13 Juljj 1870. v. PUTTKAMMER, Secretaris. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN, Gezien het aan Gedeputeerde Staten dezer provincie gerigt request van Albertus Willem Sytuoff, boekdrukker en uitgever, wonende alhier, waarbij )qj verzoekt om in zijue drukkerij aan de Koepoorlsgracbtwijk II n°. 42 en 42been stoomketel van 6 paardenkrachten te mogen doen plaatsen Gelet op art. 4 van het Koninklijk besluit van 31 Januarij 1824 (Staats blad n». 19); Doen te weten, dat tot hel hooren der eigenaars en bewoners van de naast bijgelegene en belendende panden, ten opzigtc der informatiën de commodo et incommodo, door Burgemeester en Wethouders zal worden gevaceerd op het Raadhuis dezer Gemeente, op Maandag den 18ll<,,, Julij aanst. 's voormiddags te elf uren; zullende de belanghebbenden verpligt zijn hunne bezwaren tegen dat verzoek op dien tijd in te brengenterwijlbij ver zuim daarvan, zij gehouden zullen worden zich tegen de inwilliging niet te hebben verzet. Burgemeester en Wethouders voornoemd, v. d. BRANDELER, Burgemeester. Leiden, 13 July 1870. v. PUTTKAMMER, Secretaris. Vergadering van den Gemeenteraad van Leiden. Zaturrtag 3,6 <31111] 1870, 's namiddags te twee urenin plaats van op Donderdag den 14dcn te voren. LEIDEN, 13 Julij. Men verzoekt ons te melden dat de gelegenheid tot deelneming aan het geschenk, te geven aan prinses Maria der Nederlanden bij haar voorge nomen huwelijk met den prins von Wied, opengesteld voor Leiden en om streken bij den boekbandelaar A. A. Rensink op de Breèstraat alhier, op Dingsdag 25 Julij zal gesloten zijn. Men schrijft ons van den Rijnkant: Eerst was er eenc schier alge meene klagt omtrent de droogte. Het scheen of van alle graan-, boon- en ferasgewas weinig zou teregt komenof een te mislukken oogst op til was. üoo liet men het althans voorkomen in sommige berigten. Maar één dag regen en alles is plotseling omgekeerd; wat gisteren nog kwijnde, stond heden in vollen wasdom. Ontegenzeggelijk hadden de weilanden het niet te Jiest en verlangden naar regen, doch de veldvruchten, hoewel hij daarvoor niet onwelkom was, stonden nog goed. Aan het loof der aardappelen zelfs was nog geen verval te bespeuren. Maar wanneer er aardappelen worden gerooid vóór zij rijp zijnd. i. voor het loof inderdaadzonder schadelijke invloeden, dood is, kan men toch bezwaarlijk op rekening van de droogte schuiven dat zij nog niet smaken. Daar is, even als op ander gebied, eene niet van overijling vrjj te pleiten werkzaamheid bij de teelt van veldvruch ten op te merken. Vooral geldt dit van de aardappelenwaarbij dikwijls meer een zeker bepaalde tijd van rooijing, of het loof nog groen is of met, dan wel de hoedanigheid der vruchten in aanmerking komt, alleen om weer plaats te krijgen voor andere teelt. De gehecle zomer van 1868 ;deed zich kennen als bijzonder droog en toch behoefde men geenszins bij den oogst verlegen te staan. Integendeel, het graan was buitengewoon zwaar, en de late aardappelen herinnerden aan vervlogen jaren. Dat voor- uilzigt bestaat ook thans, dank zij het uitermate groeizaam weder. Als het zoolang regende, als het dagen droogde, men had reden bekommerd te zijn. Maar bij droogte geen nood; het oude op het land bekende spreek woord: een hei-jaar is geen schrei-jaar, wordt telkens bewaarheid. Volgens Zr M» besluit van den 3,lcn dezer, houdende vermindering der handgelden en gratificatiën voor hen, die in koloniale militaire dienst treden of overgaan, bedragen voortaan en tot wedcropzeggcns die handgel den en gratificatiën, ter zake van een koloniaal militair engagement voor niet minder dan 6 jaren: voor een recruut, Nederlander, 150; voor een recruut, vreemdeling, ƒ120; en hij overgang uit hel leger hier te lande: voor het wapen der infanterie: voor onderofficieren ƒ140; voor korporaals ƒ125; voor soldaten ƒ120; voor de cavalerie en artillerie: de onderofficie ren, korporaals en manschappen ƒ150, en voor de mineurs en sappeurs: onderofficieren, korporaals en manschappen ƒ120. - De heer II de Bruyn, oud-directeur der openbare werken in Ned.-Indië, heeft in de afdeeling Utrecht der maatschappij tot Nut van den Javaan eene redevoering.uitgesproken over bevloeijingen op Java, die thans in den yorm ^eener brochure door de Breuk en Smits, te Leiden, is uitgegeven. De heer de ltruyn handelt daarin achtereenvolgens over den tcgenwoordigen toestand der bevloeijingen .op Java, over hetgeen ten dien aanzien is verrigt, en nog te verrigten valt. Wat het eerste punt betreft, toont hij aan, dat met het water der rivieren op Java, evenals met het verbranden van bosschen aldaar, op verregaand zorgelooze wijze wordt omgegaan, en dat het drin gend noodzakelijk is daarin verandering te brengen. Hij doet tevens uit komendat, moge de toestand der irrigatie op Java niet gunstig zijn, de elementen om daarin de vereischtc verbetering te brengen, voorhanden zijn, namelijkprachtige rivieren en zeer vruchtbare bodemsovervloed yau schoone bouwmaterialen en een zachtaardig volkdat voor hel tol stand brengen dier verbeteringen de meest mogelijke geschiktheid heeft. Wel zijn, gelijk de schrijver vervolgens door voorbeelden aanwijst, hier en daar ver beteringen aangebragt, maar er blijft toch nog zeer veel te doen over, waarvan hij het een en ander opnoemt. Zoo zou het noodig zijn. jonge lieden, die als ingenieur naar Indië gaan, gelegenheid te geven tot het bijwonen van een cursus over irrigatie; daarmede zou het inlandsch onder wijs op Java in overeenstemming gebragt moeten worden; te gelijker tijd zouden de rivieren opgenomen kunnen worden. Een voornaam punt is. volgens den schrijver, het gebrek eener wetgeving op het stuk van irrigatie en waterverdeeling in het algemeen, een beschreven waterregt, welk gemis vooral gevoeld zal worden als de agrarische wet in toepassing zal worden gebragt, en regt in de plaats van willekeur zal treden. Om zoodanige wet geving in Indië te bekomen, zouden de gronddenkbeelden daarvan in het regcrings-reglement als een afzonderlijk hoofdstuk over den waterstaat opge nomen behooren te worden. Een viertal artikelen zouden voldoende zijn die aldus zouden kunnen luiden: 1». De staat is eigenaar van al het water, behalve van het water, dat ontspringt uil bronnen, gelegen op particulier eigendom; 2». De staat verdeelt bet water in het algemeen belang, volgens bijzondere verordeningen op ieder stroomgebied; 3°. Ieder heeft het regt van waterleiding over eens anders bezittingen, behoudens schadeloosstelling, zoo daarvoor termen zijn, te bepalen door den bevoegden regter; 4". De verpligtingen van eigenaren of erfpachters jegens elkander worden bij afzon derlijke verordening geregeld. H.C Men schrijft uit Noordbrabaut aan het llbl.Bij het laatst gehouden examen voor cadetten der militaire akademie te Breda, heeft men, zooals het gerucht loopt, op een wenk van hooger hand, zich gestreng aan het zeer hoog opgevoerde programma gehouden; vandaar, dat van de 80 opge komen adspiranten slechts 25 geplaatst zijnhoezeer er 60 plaatsen zoo voor hier te lande als voor de Oost- en West-Indische bezittingen waren opengesteld. Met het oog op de gehecle hervorming der militaire akademie te Bredazullen de nieuw aangestelde geheel van die van vorige jaren wor den onderscheidenom daardoor te belettendat in hen worde overgeplant de tot dusverre onder de cadetten bestaande grove misbruiken en daardoor vaak ontstane ongeregeldheden. De nieuwbenoemden zullen dientengevolge voorloopig te Geertruidenberg worden geplaatst. Daartoe is echter bijzonder onderwijzend personeel en voldoende localiteit noodig. Met het eerste zou men gaarne zoo zuinig mogelijk zijn en voor een grooter aantal cadetten is de localiteit aldaar niet ruim genoeg. Als dit alles waar is, heeft echter die wenk vele ouders en voogden teleurgesteld, die moeite noch kosten spaarden

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1870 | | pagina 1