ad zoekdat de regering zou aandringen op de tenuitvoerlegging van het Prater tractaat. De minister van oorlog zeideWij hebben de ügting voor bet leger met 10000 man verminderd. Dit was eene uitnoodiging tot ont wapening. Maar ons voorbeeld werd niet gevolgd. Integendeel Pruissen =a|lijtt, even als vorige jaren, 95000 man bij zijn leger in. Wanneer ik toe gestemd heb in de vermindering met 10000 man, dan is het, omdat ik als minister vredelievend wil zijn. De heer Thiers verdedigde de voordragt. MADRID, 30 Junij. De Impartial verzekert dat de halfjarige dienststaat, m eindigende den laatsten Junij, een tekort aantoont van 700 millioen realen, 'er en meent dat het volgend halQaar een gelijk tekort zal opleveren. I)11 Jaarlijksch Verslag van de Vereeniging tot voortdurende onder st steuning der nagelaten betrekkingen van verongelukte visschers der Beederijen te Katicijk aan Zee en te Noord wijk aan Zee. ,ei1 in het afgeloopen boekjaar zijn ontvangen: Aan contribution van de reeders, die zulks gedeeltelijk van de inkomsten der visschers afhouden: van 44 bomschuiten te Katwijk a ƒ3 ƒ132. 9 dito Noordwijk a 3 27. nel 159. aan jaarlijksche bijdragen van 50 cents of hooger 1085.40 ,en opbrengst collecte te Katwijk601.51 idem Noordwijk251.695 la" een legaat4000. ier' giften in eens, waaronder bijdragen van concerten, tooneel- nel voorstellingen enz.: door de commissie te Leidenƒ3715.035 Katwijk737.525 Noordwijk329.50 Amsterdam1140.715 ff Rotterdam420.34 Utrechtff 751.50 ff ff 's llage727.573 e" Gouda210.63 ff 8032.82 'er' renten787.37 iver bij 14917.795 Na het sluiten der rekening is nog ontvangen ƒ150 van den boekbande- erj laar J. van iicr Schouwals voorschot van de zuivere opbrengst van het uit- ai,. gegeven werkje. De plaat, uitgegeven door den boekhandelaar D. J. Couvée ten voordeele van het fonds, heeft niets opgebracht. De opbrengst der vcr- vei| loting van gravuren en photographiën zal eerlang in de kas der Vereeniging )(js. gestort worden. De Vereeniging heeft dit jaar ondersteund 153 weduwen, weezen en bc- 1 jerjaarde personen, zijnde de nagelaten betrekkingen van de verongelukte r bemanning der bomschuiten: de Industrie, de drie Gebroeders, Zorg en fcrt Vlijt, Vrouw Necltje, Katwijks Welzijn, de AdvianaKatwijks Helvu- de jonge Dirk, de vier Gezusters, de drie Gebroeders, Victor Jacob, |m de Hoopende Visscher en Vrome Jacoba. lan. Door de Vereeniging is uitgekeerd in dit boekjaar 3124.55; gedurende i*„ de zomermaanden werd voor elke weduwe ƒ1.25, voor elk bejaarde ƒ0.875 Lièn voor elk kind ƒ0.25 per week uitgekeerd; gedurende de wintermaanden (ICC voor elke weduwe ƒ1.50, voor elke bejaarde 1.10 en voor elk kind ƒ0:35 per week. De Vereeniging erkent gaarne, dat toen ten hare laste kwamen de wedu wen en weczcn van de verongelukte bemanning der 4 bomschuiten van inisKatwijk en Noordwijk, zij bekommerd de toekomst te gemoet zag, doch ecu-heeft met medewerking der respective suh-commissiënruimschoots onder ver- vonden de liefdadigheid van hare landgenooten, waardoor zij in staat gesteld ten.is aan haar doel te blijven beantwoorden. t dt Het kapitaal beslaat nu uit ƒ31000 nominaal Nationale Werkelijke Schuld i 302 ya pCtƒ2900 belegd in de Leidsche spaarbankƒ7287.125 belegd a deposito illenen ƒ1022.89 in contanten. De Vereeniging eindigt haar verslag met oprechte dankbetuiging aan de verleden der sub-commissiën en aan allen, die hare pogingen hebben onder steund, alsmede aan de redactiën van de Leidsche Courant en het Leidsch Dagblad voor het kosteloos plaatsen der advertentiën. De Vereeniging voornoemd, Katwijk aan zee. 30 Juni 1870. SAMUEL LE POOLE, Voorzitter. >nd, A. VAN DR1EL. Secretaris. eent - scilt i i; v i» i; v. l<rpfl*~ °,el Blijkens het gedrukt Verslag der Handelingen van den Leidschen Gemeen- teraad zijn in de zitting van Zalurdag den 23!teD April dezes jaars door den ^voorzitter overgelegd de voorstellen der commissie van fabricage belrelïende de aanbesteding van gemeente-fabrieagewerken met rapport van burgemees ter en wethouders, waarop besloten is deze stukken te stellen in handen jjjran de commissie van financiën ten fine van berigt en raad. efSt Die voorstellen staan klaarblijkelijk in verband met de quaestie over het scll(al dan niet geheel of gedeeltelijk behoud der stads-limmerwcrf tnel het u j,daartoe behoorend werkvolk. M. De overtuiging. Mijnheer de Redacteur, dat daar waar het geldt «verbe tering van het lot van den arme" gij niet ongenegen zijn zult hiervoor een ^plaatsje in uw blad in te ruimen, noopt mij u slechts eene vraag ter plaat sing in te zenden, t. w.«Wat mag toch wel de reden zijn dat tegenwoor dig het brood, door de armenbakkerij aan de armen verstrekt, bijna oneet- lieibaar is, terwijl vroeger toen het Gereformeerde armbestuur en het beheer Diper armenbakkerij gescheiden waren, hieromtrent nimmer klanten werden ïriepgehoord X. ver- BANKEN VAN LEENING. IV. De inbrengers of inbrcngslers zijn beambten, die door het bestuur der bank worden aangesteld, geschorst of ontslagen, en van de in het wets ontwerp bedoelde bijzondere bankhouders ook daarin verschillen dat zij geene beleeningen mogen doen voor eigen rekening of voordeel, maar als tusschenpersonen de pandgevers in alles bij de bank vertegenwoordigen of vervangen. Het loon, dat zij daarvoor mogen berekenen is bij een vast gesteld tarief bepaalden mag niet worden overschreden of aangevuld. Dat tarief is in billijke verhouding lot de diensten die zij verrigten en de op brengst van hun loon is afhankelijk van de begunstiging der pandgevers, die ook ten allen tijde rechtstreeks bij de bank kunnen beleen en of lossen. Eene langdurige ondervinding heeft doen zien, dat de pandgevers uit de ■mindere standen zich niet*gemakkelijk laten opligten; maar dat integendeel de inbrengers steeds blootstaan aan hunne pogingen om zich ten hunnen koste te bevoordeelen. Zóó is het steeds hun toeleg, om'het hoogst moge lijk voorschot te bedingen op hunne pandendoor de waarde daarvan op te drijven of door beloften en verzekeringen van spoedige lossing, waardoor de verkoop zou worden afgesneden. Zóó ontstaat langzamerhand een min of meer aanzienlijk bedrag van restgelden, bestaande in het verschil van het voorschot, dat de inbrengster gaf met dat, waarvoor bij de bank het pand wordt aangenomen en zij verkrijgt. Zóó slaat de inbrengster bloot aan niet onbeduidende verliezendie voortspruiten uit het aangroeijen van een kapitaal, waarvan geen rente kan ol mag berekend worden, maar bovenal ontstaan uit de mindere opbrengst van het pand bij verkoop. Tegen zulke verliezen zal de bijzondere bankhouder zich willen waarbor gen. maar de twijfel bestaat, of hij zich niet langs een anderen weg ver goeding zal verschaffen, een weg, die voor de inbrengster niet openslaat, omdat zij staat onder de heerschappij der bankbeambtenonder het toezigt en de tucht van het bestuur der bank, door wien alle klagten worden onderzocht en beslist en 't welk de bevoegdheid heeft schavergoeding en geldboete te verhalen op den gestelden borgtogt. Nu is het niet te ontkennen dat ook bij inbrengsters misbruiken kunnen worden gepleegd, die moeijelijk te ontdekken of te bewijzen zijn; maar daartegenover staat het aantai klagers, dat bekend maakt wat gepleegd is of waaromtrent vermoeden beslaat, liet bestuur der bank kan daarover oordeelen en uit de mededeeling van dat oordeel en van feiten kan en mag het openbaar gezag alleen beslissen over de waarde, het nut en de nood zakelijkheid van de tusschenkomst der inbrengsters in het belang der pand gevers, op grond van de voorkeur waarmede men van haar dienst gebruik maakt boven een kostclooze toegang en hulp bij de bank. Zoodra bet aanhangig wels-onlwerp is aangenomen en als wet in wer king treedt, zou voor elk inbrenger of inbrengster de weg geopend zijn tol hel houden van een bijzondere bankwaaraan meer vrijheid, minder toezigt en geen lucht verbonden is dan aan de betrekking als beambte der gemeentelijke bank van leening. Zulk een strekking heeft hel wets-onl- werp. zulk een gevolg belooll de nieuwe wet. De misbruiken, waarover thans geklaagd wordt, met of zonder grond, zullen eerst dan zich vermenig vuldigen en het staalsloezigt, dat de wet wil, zal blijken geven van volsla gen onmagt, om die misbruiken te voorkomen of te weren. /'Opheffing van de gemeentelijke banken van leening zou den weg banen ,>101 eene betere soort credietstellingen voor de armen." "Blijft de gemeente zich belasten met bet houden van banken van leening, "dan mist de philanthropic den prikkel om in deze behoefte te voorzien, dan "blijft men de oude sleur volgen." "De onachtzaamheid en de verkwisting worden nu aangemoedigd, omdat //de tegenwoordige banken van leening niet alleen aan den spaarzame, maar «evenzeer aan den onnadenkende legen zoo laag mogelijken intrest crediet «geeft." «Terwijl de grootste voorstanders van de banken van leening het ontzet- «tend misbruik erkennen, dat er van gemaakt wordt, is het hoog noodig, «dat de tegenwoordige toestand niet worde bestendigd." «liet blijft onze overtuiging, dat het credietgeven op pand voor velen «die, werkelijk spaarzaam zijnde, in oogenblikkelijke geldverlegenheid "komen, behoort plaats te maken voor het credietgeven op borgtogt. Wij «blijven hel een verschrikkelijke hardheid vinden, dal, is de eerlijk arme «gedwongen eenig geld op te nemen, hij dadelijk genoodzaakt wordt, om "hel weinige dat hij beeft daarvoor af tc slaan. Wij zien niet in, waarom «het persoonlijk crediet ook niet onder behoorlijke waarborgen, als bijv. in «Duilschland en in Ierland, bij de armen zoude kunnen toegepast worden." Op deze en dergelijke meeningen, stellingen of beweringen rust een open baar gemaakte beoordeeling van het wets-ontwerp, dat strekken moet lot regeling der banken van leening. Er is reden om zich daarover te verbazen en wanneer dat de vrucht moet heeten van een wetenschappelijk, van een sociaal, van een humanistisch, van een grondig en onpartijdig onder zoek dan geraakt men het spoor hijster. Opheffing van stads of dorps banken van leening is alleen wensclielijk en raadzaam, als de philanthropic en niet de geldzucht een beter soort van credietinstellingen voor de mindere standen heeft in hel leven geroepen. De philanthropic heeft daartoe reeds eeuwen lang aanleiding kunnen vin den, zoo het waar was, dat de gemeentelijke banken van leening geen lastpost, maar een bronwel was, die uitstekende voordeelen gaf. Rij koninklijk besluit van 22 October 1863 zijn goedgekeurd de statuten van de naamlooze vennootschap: de Amslerdamsehe voorschotbank, zich ten doel stellende: het verstrekken van geldelijk voorschol op handelsartikelen en voorwerpen van waarde. In onderscheidene gemeenten zijn hulpbanken opgerigldie ten doel hebben het geven van voorschotten op borgtogten aan nijvere handwerks- en ambachtliedenneringdoenden en kooplieden. De credietinstellingen op panden kunnen en mogen niet anders schatten dan de waarde der panden, zonder dat daarmede in verband staal de spaar zaamheid ol onnadeukenheidhet nuttig gebruik ol de verkwisting van het verlangde voorschot.. Voor hen. die nog pand bezitten en kunnen geven is hel een voorrecht niet te moeten hulp vragen, maar te kunnen eischen; niet afhankelijk te zijn van onbeleefde afwijzingen, niet blootgesteld aan trotsclie weigeringen, niet onderworpen aan onbeschcidene onderzoekingen, wanneer ecu per soonlijk crediet zou noodig zijn. Ook het «selfhelp" is nuttig en heilzaam; 't is een verschrikkelijke hardheid hulp te moeten vragen. De banken van leening zijn een noodzakelijk kwaad genoemd, maar het misbruik moet niet worden 'gekeerd door het gebruik te weren; 't is slaats- manswijsheid het kwaad te verminderen door de instellingen van srebreken te zuiveren. M.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1870 | | pagina 3