COURANT. LEIDSCHE 1870. i\\ loc VRIJDAG 6 MEI. STADS-BERIGTEN. BINNEN LANDSCUE BERIGTEN. De Courant verschijnt dagelijks, Zon- en Feestdagen uitgezonderd. De prijs der Courant is per vierendeel janrs ƒ3.franco p.p. f 3.50,- met het Verslag der Handelingen van den Gemeenteraad f 3.35, franco p. p. f 3.85. Het 'verslag afzonderlijk is verkrijgbaar voor J 2.50 's jaars, buiten de expeditiekosten. Afzonderlijke nommers der Courant zijn verkrijgbaar voor 5 Cents, franco p. p. 6 Cents. De prijs der Adverlentien is van 14 regels f 1.iedere regel meer 25 cents. BURGEMEESTER es WETHOUDERS van LEIDEN doen te weten, dat de Gemeenteraad, ingevolge art. 265 der wet van 29 Junjj 1851 (Staatsblad N'. 85), in zijne vergadering van beden, bet kohier van de plaatselijke directe belasting voor het jaar 1870 heeft vastgesteld en dat kohier alsnog ter Secretarie dezer gemeente, gedurende acht dagen, voor een ieder ter lezing is nedergelegd; terwijl binnen dien tijd elke op het kohier aangesla gene, krachtens dc 5' zinsnede van bovengenoemd wetsartikel, zijne be zwaren tegen den aanslag, bij verzoekschrift op ongezegeld papier, bij Ge deputeerde Staten dezer provincie kan inbrengen. En zal hiervan afkondiging geschieden door plaatsing in de Leidsche Courant. Burgemeester en Wethouders voornoemd, v. d. BRANDELER, Burgemeester. Leiden, 5 Mei 1870. v. PUTTKAMMERSecretaris. Beschrijving van het patentregt en de personele belasting voor het dienstjaar 1870 en 1871. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN doen te welen, naar aan leiding van een ontvangen besluit van den Commissaris des Konings in de provincie Zuidholland van den 23ste" dezer maand, Provinciaalblad N°. 41, houdende eenige bepalingen ten aanzien der beschrijving van het patentregt voor het dienstjaar 1870 en 1871, alsmede naar aanleiding van een gelijk besluit van dezelfde dagleekening Provinciaalblad N". 40betrekkelijk dc beschrijving der personele belasting voor het dienstjaar 1870 en 1871; dat op den 2lleD Mei eerstkomende een aanvang zal worden gemaakt met de be schrijving der palentpligtigcn. bedoeld bij n». 37 40 van tabel n". 14 zijnde de slijters, tappers, kroeg- en koflijhuishouders, waarvoor de declaratoircn aan de huizen zullen worden rondgehragt en na verloop van drie dagen, van wege den ontvanger der directe belastingentegen rc$u worden afgehaalden wordt dien patentpligtigen herinnerd de bepaling van art. 2 der wet van den 24!,en April 1843 [Staatsblad n°. 16), dat zij hun beroep niet mogen uitoefenen dan nadat zij de helft van hunnen aanslag over bet dienstjaar 1870 en 1871 hebben voldaan, en nadat het verschuldigde over het voorgaande jaar ten volle zal zijn aangezuiverd, waarvan zal moeten blijken, alvorens de acten van palent aan hen kunnen worden afgegeven; dat zoodra mogelijk hunne aanslagbillettcn zul len worden bezorgd, de patentbladen in gereedheid gebragt, en die dadelijk moe ten worden afgehaald dat, met uitzondering der bedrijven, bedoeld bij de tabel n". 16 der Wet van den 225ltn April 1852 [Staatsblad n°. 61), houdende wijzigingen en uitbreidingen van de Ordonnantie op het regt van patent, van den 21stol Mei 1819 [Staatsblad r,°. 34), de tijd der uitgifte van de door de palentpligligen in te vullen verklarin genvan aangifte, voor den jarc 1870/71 wordt vastge.-teld op den 6dcn Mei aanst., en dat de wederinzameling tegen re^u, door den ontvanger of zijn gemagtigde geteekend op den achtsten dag na de uitgifte zal geschieden; dal dc registers der patenlpligtigen uiterlijk op den 31s,e" Mei aanstaande zullen worden gesloten, en er na dien tijd volstrekt geene terklaringen zullen wor den aangenomen; wordende ieder patentpligtige bij deze herinnerd art. 18 der wet op het regt van patent, van den 21slen Mei 1819, inhoudende: »dat zij, die bij het aanbieden «of bezorgen der verklaringen van aangifte, of ook bij het terughalen van die, «mogten zijn voorbijgegaan, zich niet mogen beroepen op een of ander begaan verzuim, «maar integendeel gehouden zijn om zorg te dragen, dat de bij de wet gevorderde «aangiften, verklaringen en aanvragen, welke ter invulling aan het kantoor van den «ontvanger der directe belastingen" (op de Breèstraat binnen deze gemeente) »vcr- «krijgbaar zijn, door ben in persoon of door hunne gemagtigdenbehoorlijk ingevuld sop den daarbij bepaalden tijd, ter zeiver plaatse moeten worden ingediend;" alsmede art. 37 der gemelde wet, houdende: «de aan het regt tan patent «onderhevige personen, welke, na den afloop van deri tijd, tol het doen der aangifte «bepaald, bevonden zullen worden zich niet, of door valsche, onnaauwkeurige of «onvolledige opgave, niet behoorlijk van hunne verpliglingen ten aanzien dier aan- «giften te hebben gekweten, zullen telken reize, wanneer hun verzuim of over- «treding wordt ontdekt, vervallen in cene boete van niet minder dan 25, en niet «Dieerder dan 400 gulden dat, met betrekking tot dc schippers, schuitenvoerders,„enz., in de tabel n«. 16 der wet van den 22sleD April 1852, [Staatsblad n°. 61), voorkomende, de eige naars, vaste huurders en andere vaste gebruikers van binnenvaartuigen, gehouden zijn, om zich van behoorlijk patent te voorzien; dat, tot de door hen daartoe ie doene schriftelijke aangiften, zal worden gevaceerd in een der vertrekken van het Raadhuisvan 2 Mei eerstkomende tot uiterlijk den 1 GJen Mei daaraanvolgende, des voormiddags van 10 tot 1 ure, tie Zondagen uitgezonderd, voor zoo verre dat beroep niet in den loop des jaars wordt aangevangenzij worden tevens uilgcnoodigd, om de meetbrieven hunner vaartuigen, mits niet ouder zijnde dan vijf jaren, mede te brengen, en al die inlichtingen te geven, die van hen, betrekkelijk de vaartuigen, zullen worden gevorderd; terwijl er na den 16dcn Mei voormeld, geene verklaringen meer worden aangenomen, en de gebrekigen, bij ontdekking, zullen incurreren de boete, bepaald bij artikel 37 der wet van den 21stcn Mei 1819biervoren omschreven; dat voorts alle patenlpligtigenbij tabel n". 7 der wet van den 16Jen Junij 1832 bedoeld, zijnde inlandsche en vreemde kramers, welke met kramen, stallen, tafels enz., hunne waren in herbergen, huizen, kamers of op openbare markten en ker missen uitstallen, mitsgaders de dcbitanlen in loterijbriefjes, en alle handeldrijvende en als kooplieden te belasten personen, welke hunne waren ter verkoop, betzij in 't klein, hetzij in 't groot, te water of te lande met zich voeren, alsmede de onder nemers van openbare vermakelijkheden, in tabel n°. 15 genoemd, voor zoo verre al die patenlpligtigen in de algemeene beschrijving voor 1870 "en 1871 moeten worden begrepen, gehouden zijn, zich gedurende de maand Mei, ter bekoming van hun patent, aan te melden in een der vertrekken van het Raadhuis, des voormiddags van 10 lot 1 ure, de Zon- en Feestdagen uitgezonderd; zullende er na dien tijd geene aanvragen ineer worden aangenomen, Behalve van de zoodanigen, die hun beroep of bedrijf na dien tijd aanvangen, en alzoo in de bijzondere beschrijvingen worden begrepen, welke gehouden zijn, zich dadelijk bij dien aanvang van patent te voorzien; dat ook op den 6dcn Mei aanstaande, een aanvang zal worden gemaakt met de beschrijving der Belasting op het personeel voor het dienstjaar 1870 en 1871. Zij, welke, bij het bezorgen der billelten, of ook bij het terughalen daarvan, mogten zijn overgeslagenmogen zichin geen Jeval beroepen op zoodanig verzuim, maar zijn integendeel gehouden om de vereischte en behoorlijk ingevulde verklaringen in te dienen ten kantore des ontvangers, alwaar de billetten Ier invul ling steeds verkrijgbaar zijn Een ieder is gehouden de te doene aangiften met zijne handteekening te bekrachtigen. Ingeval iemand betuigt niet te kunnen schrijvenzal de ontvanger of zijn ge magtigde, des gevraagd, de invulling in zijnen naam, en zonder daarvoor eenige betaling te kunnen eisclienverrigten, met vermelding der redenen waarom; en zal de aangifte door den ontvanger of zijn gemagtigde, in tegenwoordigheid van een' derden persoon en met en benevens deze, worden geteekend, na voorafgaande voorlezing. Dc belastingschuldigen zullen de door hen in betrekking tot de belasting op het personeel te doene aangiften, in het algemeen', behooren in te leveren in die ge meenten, alwaar de belasting is verschuldigd. Denzulken echter, wier belasting-voorwerpen naar dc vier eerste grondslagen, alle of gedeeltelijk, gelegen zijn of zich bevinden in renc andere gemeente dan die, waarin zij hun verblijf hebben,zal het vrijstaan de aangifte voor allen, nuts alsdan voor elke gemeente afzonderlijk, ter plaatste hunner woning of van hun verblijf te bewerkstelligen. Zoo wanneer paarden der vierde klasse door denzelfden belastingschuldige in verschillende gemeenten worden gehouden, zal hij in elk van deze het aldaar ge houden wordende aantal behooren aan te geven. Eindelijk worden de Ingezetenen verwittigd, dat tol legenschatlers voor meerge noemde belasting zijn benoemd de navolgende personen, als: HENDRIK FiLIPPO, DIRK VELS HEYN, PI ETER GEORGE HOUTHUYSENJAN VAN LITH JOHANNES CORNELIS RIJK, GERARDUS RIETBERGEN. En wordt deze door aanplakking en door plaatsing in de Leidsche Courant afgekondigd. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, 30 April 1870. v. d. BRANDELER, Burgemeester. v. PUTTKAMMER, Secretaris. LEIDEN, 5 Mei. In de heden gehouden zitting van den gemeenteraad, die, ten gevolge eener ligte ongesteldheid van den burgemeester, gepresideerd werd door den wethouder Stoffels, is aan mevr. de wed. A. B. Barkey, gcb. Coops, inge volge haar verzoek, eervol ontslag verleend als regentes van het II. G. of arme wees- en kinderhuis. De heer dr. I. L. van Praag is, ingevolge zijn verzoek, als stads-doctor gecontinueerd. Na de behandeling der bezwaar schriften tegen het kohier der plaatselijke belastingen, dienst 1870, werd dat kohier met algemeene stemmen goedgekeurd. Van de ingekomen be zwaarschriften werden die van de wed. H. J. Meerburg, W. C. de Sain, C. W. I). Pape, H. Manger Muntz en J. Vogelenzang voor cene gunstige be schikking vatbaar geacht, en werd dientengevolge in hunne aanslagen ver mindering gebragtterwijl op die van P. Meijer en H. C. Vlek ecne afwij zende beschikking werd genomen. Op een drietal adressen, waarbij alleen als bezwaar was ingebragl dat de adressanten verklaarden niet in staat te zijn te betalen, werd, als ontijdig, overgegaan tol de orde van den dag. Bij de behandeling van het kohier werd er door den heer Ilartevelt cp ge wezen, ten einde daarop, zoo hetzelfde stelsel in een volgend jaar mogt worden gevolgd, te letten, dat hij bij de tegenwoordige heffing eene groote onbillijkheid had opgemerkt ten aanzien van personendie aangesla gen waren voor eene som van 20 a/30, waaronder er waren, die, in vergelijking van vroeger, met 50 pCt. waren verhoogd, terwijl anderen, die het veel beter betalen konden, slechts een zesde meer dan vroeger be hoefden te betalen. De heer Tollens sprak in gelijken geest. Een ver volgens aan de orde gestelde staat van af- en overschrijving op de gemeente- begrooting 18G9 werd goedgekeurd. Ecne voordragt tot verhooging der jaar wedden van de leeraars in het Fransch en in dc aardrijkskunde en geschie denis aan de gemeente-instellingen voor hooger en middelbaar onderwijs gaf

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1870 | | pagina 1