LEIDSCRE COUR A XT. 1870. DINGSDAG 29 MAART. N'. 70. BINNENLANDSCHE BEBIGTEN. De Courant verschijnt dagelijks. Zon- en Feestdagen uitgezonderd. De prijs der Courant is per vierendeel jaars ƒ3.franco p.p. /3.50; met het Verslag der Handelingen van den Gemeenteraad 3.35, franco p. p. f 3.85. liet verslag afzonderlijk is verkrijgbaar voor f '2.50 jaars, buiten de expediliekosten. Afzonderlijke nommers der Courant zijn verkrijgbaar voor 5 Cents, franco p. p. 6 Cents. De prijs der Advertentiln is van 14 regels 1.iedere regel meer 25 cents. LEIDEN, 28 Maart, Het Staatsblad n°. 49 bevat het kon. besluit van 10 Maart jl. tot vaststelling van een algemeen reglement voor de eindexamens der hoogere burgerscholen, vermeld in artt. 55 en 57 der wet van 2 Mei 1863, houdende regeling van het middelbaar onderwijs. Bij beschikking van den minister van biunenl. zaken van 25 Maart jl. n\ 262is aan G. J. van Leeuwente Alkmaarvoor het tijdvak van Donderdag 31 Maart tot en met Vrijdag 29 April 1870, vergunning verleend voor eene stoombootdienst. bestemd voor vcevervoer, van het stoomgemaal de Lyuden langs de ringvaart van de Haarlemmermeer naar Leiden, met aandoening van tusschen gelegen plaatsen. De minister van binnenl. zaken heeft, gelet op art. 13 der wet van 1 Junij.1865, goedgevonden te bepalen: 1°. dat de commissie, aan welke is op gedragen het examineren van hen die het diploma, bedoeld in art. 16 dier wet, wensehen te verkrijgen, voor de eerste maal in het loopende jaar zitting zal houden Zaturdag 9 April e. k. en volgende dagen, te Utrecht; 2'. dat de commissie, aan welke is opgedragen het examineren van hen die eene aete van bevoegdheid als arts wensehen te verkrijgenof die hunne vroeger verkregene bevoegdheid verder wensehen uit te breiden overeenkomstig artt. 27 en 28 dier wet, voor de eerste maal in het loopende jaar zitting zal honden Woensdag 20 April e. k. en volgende dagen, te Botterdam-, 3". dat de commissie, aan welke is opgedragen het examineren van hen die eene acte van bevoegdheid als hulpapotheker wensehen te verkrijgen, voor de eerste maal in het loopende jaar zitting zal houden op Woensdag 6 April e. k. en volgende dagen, te Amsterdam; 4'. dat de commissie, aan welke is opgedragen het examineren van hen die eene acte van bevoegdheid als apotheker wensehen te verkrijgen, voor de eerste maal in het loopende jaar zitting zal houden Maandag 11 April e. k en volgende dagente Amsterdam. De inschrijving voor de stoomvaart-maatschappij «Nederland", tot ves tiging eener directe stoomvaart van Nederland op Java. beloopt bijna twee cn een hall milliocn; het gevraagde kapitaal was drie en een half millioen. Wij vernemen echter met geuoegen dat later nogmaals de gelegenheid tot deelneming zal gegeven wordenwant het zon te bejammeren zijn zoo deze zoo nationale onderneming niet tot stand kwam. De reeds verkregen uitkomst is niet ontmoedigend. Men verneemt, dat de medewerker van «Onze Roeping" de lieer lier man de Ridder, pred. te 'silage, toegetreden is tot de medewerkers van «Ons Streven." Verder zijn nog toegetreden de heeren: mr. L. de Hartog, mr. D. Mom Visch, dr. W. J. Wendel, dr. A. van Oven en dr. D. de Loos, de laatste voor de rubriek scheikunde. Bij de Ned. herv. gemeente te Hantiim is tot predikant beroepen d'. Faure, pred. te Doesborgh; bij die te Elburg d!. Ippius Fockens, pred. te Beest; by die te Dedemsvaart d\ van Son, pred. te Warmond; bij die te Enkhuizen d\ Bleijcnberg, pred. te Kolham; bij die te Enter d». Doedcs, pred. te Hemmen; bij die te Hoofdplaat de cand. G. van Wijhe; bij die te Drimmelen de cand. J. H. Kruseman Aretz. Door wijlen mevr. M- J- van der Mctilenwed. Verschoor, is aan de diaconie der herv. gemeente te Doorn vermaakt 2 cert. N. W. S. 2% pCt. groot ƒ1000. In het weekblad Burgerplicht leest men het volgende over de veemarkt te I'urmerend: «Dezer dagen vertoefden wij eenige uren te Purmerend. liet was marktdag. Wij vroegen ons toen af: zijn wij hier in een beschaafd land of onder de wilden? Wij hebben geen woorden 'genoeg om uit te druk ken, hoe wij in ons gevoel gekwetst werden door de allerschandelijkste wijze, waarop men daar met de ter markt gebragte dieren omspringt. Een enkel voorbeeld. Wij ontmoeten een boer, die op den rug een zak draagt, dien hij met beide' handen vast houdt. Achter hem aan sleept hij twee levende kalveren voort; de achterpooten zijn vastgebonden met een touw, dat aan het midden van het ligchaam van den boer bevestigd is; de koppen der levende beesten worden over de straatsteenen voortgesleurdzoodanig, dat het bloed uil neus en bek vloeit en de straatsteenen verft. Elders liggen een aantal kalveren op straat, en een wagen rijdt sans gêne over de beesten heen. De handeling van cerstgemelden boer wekte in die male de veront waardiging op van schrijver dezes, dat hij zich, op het gevaar af van door de omstanders bespot te worden, tot hem wendde, en hem opmerkzaam maakte op zijne schandelijke handeling. Het antwoord luidde: «Als wij dood zijn, wordt er met ons ook niet beter geleefd." Ons betoog, dat de dieren niet dood waren, maar leefden en gevoel hadden, en dat er, zelfs als wjj dood zijn, nog beter met ons gehandeld wordt, scheen boven het bevattingsvermogen van den boer te gaan. Schande over een gemeente bestuur, dat voortdurend dergelijke schandalen onder zijne oogen gedoogt, zonder bij gemeenteverordening daartegen te waken, en nog grootere schande indien er eene verordening bestaatdat deze niet gestreng wordt uitgevoerd 1 De zaak moet echter van rijkswege geregeld wordenen wij zullen den dag zegenenwaarop gestrenge straffen zullen worden bedreigd tegen daden als de boven beschrevene. Bij den burgemeester der gemeente Urk is van Z. M. ontvangen de som van ƒ100, ten behoeve der commissie tot voortdurende ondersteuning van nagelatene betrekkingen van verongelukte of overledene visschers aldaar. Te Utrecht heeft Zaturdag 11. de aftredende rector-magniftcusprof. B. J. L. de Geer, in de groote gehoorzaal van het akademiegebouwhet rectoraat der hoogeschool overgedragen aan den nieuw benoemden rettor- magnificus over het akademiejaar 1870/71, prof. F. A. W. Miquel, met het houden eener rede over de noodzakelijkheid der beoefening van het Ger- maansclie, in het bijzonder van het oud-vaderlandsche regt. Uit Beekbergen meldt men nader nog het volgende omtrent het gc beurde met den evangelist V. Die heer bevond zich op weg van zijne woning daar Beekbergen, en ontmoette een man en eene vrouw, waarvan de eerste in beschonken toestand verkeerde, terwijl ook de vrouw blijkbaar niet geheel nuchter was. De evangelist rekende het zich ten pligt, hun het verkeerde van hun gedrag onder het oog te brengen. Dit werd heel slecht opgenomen, en iri de nabijheid van het woud gekomen, ontstak de beschonken man in hevige woedezoodat de heer V. het geraden oordeelde de vlngt te nemen, een oogenblik achtervolgd door den beschonkene, doch niet met het mes in de hand. Inlusschen zocht de heer V. gelegenheid zich bij de opziglers van het woud in bescherming te stellen. Naar men verneemt, hebben thans èn de evangelist èn de beschonkene eene aanklagt ingediend; beider klagt luidt, dat zij niet ongehiuderd hun weg konden gaan, terwijl bovendien de laatste nog beweert, dat de evangelist dc aan leiding heeft gegeven. Uit Dedemsvaart meldt men het volgende: Dezer dagen had alhier eene wonderlijke geschiedenis plaats. Een bakkerszoon had liefde opge vat voor eene jonge dochter, die echter zijn herhaald aanzoek standvastig van de hand wees. Hij, verslagen cn nedergedrukt door deze weigering, vertrok naar Groningen, waar hij als bakkersknecht werkzaam was, steeds malende en peinzende over het meisje, dat hij zoo gaarne de zijne zou noemen. Door dit peinzen en mijmeren verviel hij weldra tot volslagen krankzinnigheid en zich inbeeldende dat hij schatrijk was, bedankte lijj eensklaps voor zijne dienst en vertrok naar de Dedemsvaart. waar hij bij de ingezetenen rondging, luin verzoekende om de gunst voor eene groote koek en banketbakkerijdie hij voornemens was op te rigten. Aan het huis van het bewuste meisje gekomen zijndesloop hij er onverwachts binnen en weigerde het te verlaten, voor er aan zijn verzoek om met haar te huwen zou voldaan zijn. Noch door zachtheid, noch door geweld liet de krank zinnige zich van zijn idee afbrengen, en men was genoodzaakt den burge meester te verzoeken aan den wcnsch van den ongelukkige, schijnbaar al thans, gehoor te geven. Deze bewilligde in het verzoek en begaf zich tot dat einde naar het huis van het meisje, en hield zich alsof hij het paar in den echt verbond. Daarop slapte de krankzinnige in een rijtuig datnaar men hem zeidchem naar dc kerk zou brengenom aldaar door den gees telijke ingezegend te worden, doch welk rijtuig hem niet naar dc kerk, maar naar het krankzinnigengesticht te Deventer overbragt. Voor het prov. geregtshof in Drenthe stond dezer dagen teregt zekere J. Veldman, arbeider te Emmen, beschuldigd van twee diefstallen, gepleegd op 30 Mei en 6 Junij 1869. Door ziekte van leden van het hol of van ge tuigen was zijne zaak herhaaldelijk uitgesteld. Uit hoofde zijne schuld niet wettig was bewezen werd hijna acht maanden in voorarrest te hebben gezetenterstond op vrije voeten gesteld. De llarlinger Cour. deelt het adres mede door het gemeentebestuur bij de tweede kamer ingediend betreflende de havenverbetering aldaar. De adressant betoogt dat er te Harlingen dringende behoefle bestaat aan ver betering van haven en vaarwater en dat het aanhangig plan er geheel op is ingerigt om in die behoefte te voorzien- Men maakt zich, wordt in het i

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1870 | | pagina 1