Tot referendaris bij het dep. van financiën is benoemd de heer mr.
W. A. baron van Verschnerthans commies van staat bij den raad
van state.
Tot burgemeester der gemeente Eist is benoemd de heer S. .1. O. P.
van Weezel.
Slechts met een enkel woord is melding gemaakt van de interpellatie
van den heer Fransen van de Putte, in de zitting van de eerste kamer van
gisteren, over de te Amsterdam opgerigte maatschappij voor gemeentc-cre-
diet. Aanleiding tot het doen van die vragen vond spr. in hetgeen hij
daarover in de nieuwsbladen had gelezen, bepaald in den Ned. Financier,
waarin de oprigtiug dier maatschappij werd berigt en het doel daarvan uit
eengezet. Tot hiertoe zijn de statuten nog niet in de Staatscourant ver
schenen. Zijn eerste vraag was dus aan den minister van justitie, of die
statuten werkelijk zijn goedgekeurd. Zoo ja, dan vroeg hij, of de hoofd
bepalingen, die hij aantreft in den Fin. van 17 Februarij, juist zijn, volgens
welke aan provinciën, gemeenten enz. voor 5 pCt. zal worden geleend;
maar als men b. v. ƒ100.000 leent, er dan voor 105,000 aan aandeelen
zal worden uitgegeven. Zijn tweede vraag was dus, of de hooldbepalingen,
zooals zij in den Fin. van 17 Februarij zijn opgenomen, werkelijk in de
statuten voorkomen? En zoo ja, dan meende hij aan den minister van
binnenl. zaken te moeten vragenof provinciëngemeenten enz. zoodanige
verbindtenissen kunnen aangaanwaardoor meer schuldbekentenissen wor-
deu uitgegeven dan waarvoor zij kapitaal in handen krijgen. Van nog meer
belang was de vraag of dergelijke ligchamen aandeelhouders kunnen wor
den in eene particuliere onderneming, die toch altijd gevaar voor verlies
oplevert. Hij wees er toch opdat dergelijke ligchamen altijd aan het toe-
zigt der regering zijn onderworpenzoodat zij voorhanden kapitalen altijd
moeten inschrijven in een der grootboeken van de nationale werkelijke
schuld. Dat toezigt gaat zelfs zoo ver, dat de regering het niet wenschelijk
acht gelden, die b. v. gemeenten tijdelijk beschikbaar hebben, in pro
longatie te geven.
De minister van justitie heeft geantwoorddat de statuten voor de maat
schappij van gemeente-credict zijn goedgekeurd bij kon. besluit van 19 Jan.
1870. Zij zijn door hem getoetst aan de wet. Er is nagegaan of zij in
strijd zijn met de goede zeden of met de openbare orde en of zij voldoen
aan de voorschriften van het Wetboek van Koophandel. Noch het een,
noch het ander leverde eenig bezwaar op. Dienvolgens zijn de statuten
goedgekeurd. Hiermede houdt het toezigt der regering op. Verder mag zij
niet gaan. Dat de statuten nog niet in de Staatscourant zijn verschenen,
is niet aan de regering te wijlen. Wij hebben bier te doen met eene naam-
looze vennootschap. Wat nu betreft hetgeen in den Ned. Financier van
5 en 17 Februarij is opgenomende mcdedeeling van 5 Februarij was vol
komen juist, maar die van 17 Februarij geheel onjuist. Overigens zijn de
namen der bestuurders te solide, om te onderstellen, dat zij tot dergelijke
onjuiste mededeeling zouden hebben medegewerkt.
De minister van binnenl. zaken zeide, dat volgens de vastgestelde statuten
zij, die geld ontvangen voor 1/5 bedrag, aandeelhouder of deelnemer in dej
maatschappij worden; zoodat men b. v. eene geldleening van ƒ10000 sluit;
ƒ8000 ontvangt en voor ƒ2000 deelnemer in de maatschappij wordt. Wat
nu betreft het sluiten van geldlceningen door gemeenten, dat behoort niet
tot de competentie der regeringmaar dat is onderworpen aan de goedkeu
ring van gedep. statenen dezen hebben dus te beoordeelenof er grond
bestaat tot goed- of afkeuring. Nu wijst de minister op art. 194 der ge
meentewet en leidt daaruit af, dat het besluit van 1814, volgens hetwelk
gemeentebesturen voorhanden kapitalen in een der grootboeken moeten in
schrijven, door dal art. 194 is veranderd, daar dat artikel van het denk
beeld uitgaat, dal de raad de bevoegdheid heeft ook andere schuldbeken
tenissen dan die van hel grootboek te nemen. Ten opzigte van de provin
ciale besturen moet dezelfde regel gelden. Wat aangaat het verbod, om
voorhanden gelden in prolongatie te gevenschijnt des ministers circulaire
verkeerd te zijn opgevat. Hij heeft willen tegengaan het geven van geld
zonder eenig onderpand. Als er een behoorlijk onderpand is, dan ziet hij
volstrekt niet in waarom er geen gebruik van zal worden gemaakt ten
voordeele der kas. Gedep. staten zullen in elk geval moeten onderzoeken
of eene beleening geschieden kan en cvenzoo zal de regering dit ten opzigte
der provinciale leeningen moeten doen. Algemcene regelen kunnen er niet
worden gesteld.
Bij de voortzetting der algemeene beraadslagingen in de zitting van
de tweede kamer van gisteren, over het wets-ontwerp tot aanvulling van
art. 62 van het regerings-reglement voor Ned. Indie, heeft de minister bij
zijne verdediging getracht aan te toonen dat, hoewel de vorm van het
laatst gewijzigd ontwerp van het oorspronkelijke verschilde, de eenmaal
voorgestane denkbeelden behoudendoch in eene betere redactie voorgedra
gen waren. Hierbij bad hij voornamelijk het oog op de derde en vierde
alinea's, waarbij werd voorgesteld over door inlanders voor eigen gebruik
ontgonnen of als gemeene weide of uil anderen hoofde lot de dorpen behoo-
rende gronden ten algemecnen nutte, of ten behoeve der gouverncments-
suikcrculluur, niet te doen beschikken dan op den voet van art. 77 van het
regerings-reglement, alsmede om grond, door inlanders in erfelijk individueel
gebruik bezeten, op aanvraag van den rcglmatigen bezitter in eigendom
onder ae noodige beperkingen af te staan.
De heer Fransen van de Putte heeft zich hoofdzakelijk ten taak gesteld de
beantwoording van den heer Heemskerk wiens grief was»is de agrarische wet
noodig?" Zoo op eenig stuk art. 59 Grondwet van toepassing is, zeide spreker
o. a.dan is dit wel het geval ten opzigte van de regeling van het grondregt
wanneer men let op de handelingen tegenover de controleurs, dan wordt
men versterkt in de overtuiging, dat, in plaats van administratie, de wet
het grondregt van den Javaan moet regelen. Naar des sprekers overtuiging
eischte het staatsbelang en staatspligt, dat het grondregt van den Javaan
onder de hoede der wet worde gesteld. En zou men nu liever met den
heer Heemskerk Az. een# afzonderlijke wet vaststellen als het te laat j)C
Het voorbeeld van vroegere Nederlandsche wetgevers was in strijd 6U yg"ceni.
gevoelen van den heer Heemskerk Az. Spr. meende dat vroegere ^cr V<i^aan(
vatieve staatslieden beter doorzigt dan de tegenwoordige hebben gt]
Spr. bleef, wat den inhoud betreft, de voorkeur geven aan de wet van ^en „e]
maar deze wet heeft toch hetzelfde hoofddoel. Hij was minder dan it w0'
in de kamer blind voor de gebreken van eigen werk, maar hj
niet te min van oordeel, dat dit ontwerp, ook wat den vorm belrel
een littcrariscli en legislatief oogpunt niet de voorkeur verdiende bo\f
van 1865. Maar wat had hem nu de geschiedenis van 1865 geleerd!;
om indulgent te zijn, als men het in de hoofdbeginselen eens is.
In de zitting van heden zijn de beraadslagingen voortgezet. Meerei
hebben de sprekers van vroeger gerepliceerd. Het verheugde den
Nierstrasz dat er wat meer leven in het debat was gekomen. De mi. De heer
had, zijns inziens, geheel bevestigd, wat spreker nopens het regt o| aan Ierlar
grond had aangevoerdook wat het begrip van den inlander des betredende
betrof. Achtereenvolgens wederlegde hij de verschillende hoofdpunten vi bevat, en
ministers rede. Ook de heer van Loon repliceerde tot staving van son men, met
punten in zijne rede van eergisteren, in verband met de antwoordei slaan. Hi;
den minister en van den heer Lenting. De heer 's Jacob kwam mti hechten,
de beantwoording zijner rede door den minister terug. Hij bleef om voorslaan
nen dat het bewijs geleverd was dat er ooit over den grond van de den uitgel
lander naar willekeur door particulieren is beschikt, en wanneer dit al Te
gebeurde, geschiedde dit niet zonder schadevergoeding. Wij hebben, i verkiezing
spreker aan het slot zijner repliek, behoefte aan een man, fier van woning v;
rakter, van eene vaste en milde overtuiging, bereid niet als despoot,; brand ges
els legaal autocraat, het geschokte gezag te herstellen. Dien zulle; De
met dankbare handen aangrijpenaan diens leiding zullen wij ons ga telegraafl
overgeven, al had bij geen agrarische wet. in zijne portefeuille. moest.
De heer van Lynden vroeg of de regeling van de uitgifte in erfpacht! Dez
lcelijk het hoofdmoment der wet was. Hij betwijfelde dit en wees c( Mysore,
openhartige verklaring van den heer Mirandolle, die als 't ware te kennen; ding te v
we nemen de wet aan niet zoo zeer om hetgeen de wet voorschrijft, maai voor de
hetgeen uit die wet kan voorlvloeijen. Was dat zóó, dan had de wett studie in
andere strekking, die niet in de wet zelve ligt. Spr. zou dan ook wenschen, goedgem:
de minister de wet terugbragt tot de bepalingen des heeren Tra krat jongelied
zooals die door de kamer gewijzigd is; en dat al het verdere zoo net hunner
later en afzonderlijk zal worden geregeld. Bei
De heer van Voorthuyzen geloofde nietdat er «onverzoenlijker!" ia tot dooi
kamer zijn, gelijk men in de discussie had beweerd; immers ook de hee Grenada
van Lynden en Heemskerk Az. hadden verklaard, dat onder zekere magt dl
waarden de wet voor hen aannemelijk kon worden. Ook spr. meende,;
het geen onmogelijk w?rk is het werk van den minister aannemelijk
maken. De f
De heer van der Hucht verklaarde zich voor de wet.
Y311 net
Nadat de minister de verschillende sprekers op nieuw had beantwoot (joor e(
werden de algemeene beraadslagingen gesloten. Morgen zijn de onderdetl jn(j.
van het eenig artikel der wet aan de orde.
kondigd
Gisteren werd alhier de 54,lc algemeene vergadering gehouden van terie he
veree'niging van en voor Nederlandsche industriëlen. Uitvoerig debat 1 er onde
plaats over de gevolgen der afschaffing van de wet op de octrooijen t gekome
uitvinding, naar aanleiding van een artikel daarover onlangs geplaatst in d D
iVoniteur des intéréts matériels. De schrijver van dat artikel is van nit van zat
ning dat die afschaffing op zich zelf een maatregel is zonder genoegzami men bc
zin. Dat uilvinding, ook in zake van industrie, bescherming behoeft is m thans 1
te algemeen als beginsel geldende, dan dat het zijn nut kan hebben die b raad d
scherming in een enkel land weg te werpen. De schrijver van het bedoelt leden,
opstel wijst op het noodzakelijk gevolg der afschaffing van de octrooije het we
i dat is de afschaffing der tarieven van invoerregtenhoewel hij niet gelo# wordei
1 dat deze zeer gewenschle slooping van internationale banden spoedig -
j wachten zij. De vergadering zag in deze beschouwing een verblijdend t« litairei
j kenen eene aanmoediging te meer om de regering ernstig te verzoeken hat nameli
i tusschenkomst er toe te willen doen strekken, dat dcbuitenlandscheregerii verkre
I gen telkenreize. als zich daartoe slechts eene gepaste gelegenheid zal voor' 1
doen, op de billijkheid worden gewezen om hunne tarieven zoo niet afI zen oi
schallen althans tot het laatste mogelijke peil te verminderenopdat zt gen.
voor Nederland, de reciprociteit zooveel mogelijk naderen. Eene warme gij geestc
daclitenwisseling liep vervolgens over de aangekondigde sloompaketvaart doo
het Suez-kanaal naar Indië, wegens de daarbij volstrekte uit het oog vet de bi
j loren belangen der Nederlandsche nijverheid. Het is bekend dat in zaki leans
van scheepsbouw, ook van stoompaketlen volgens het hier verlangde syi oorde
teem, de Nederlandsche industrie alle vertrouwen waardig is, en tod belee»
lijdt het geen twijfel meer, sedert eene brochure, van het comité afkom teeds
stighet licht heeft gezienof de bemiddelaars dezer zaak hebfien dt zijn.
voorkeur geschonken aan bestelling in Engeland. Men heeft niet eenmaal verbo
zich de moeite gegeven om bij Nederlandsche fabriekanten naar prijzen En
en voorwaarden te vernemen, en evenwel waren van de zijde der firma die d
van Vlissingen en Dtidok van Heel reeds in de maand Augustus jl. aam zij n
biedingen gedaan. Er is besloten zich te dezer zake te wenden tot den
minister van koloniënvermits de onderneming meent te kunnen reke- tan
nen op de bevoorregting en bevrachting enz. van gouvernemenlswege. Ein- t
delijk zijn de onlangs door den minister van binnenl. zaken in October, teuri
door dien van financiën in Februarij verleende concessiën ter sprake geko- tere;
men, voor den aanleg eener telegrafische verbinding lusschcn eenig punt der uit i
Nèderlandsche kust en New-York, van welke beide concessiën men aan- Sem
toonde dat de laatste de eerste vernietigt, en dat de eerste op veel bezwa- ster!
render voorwaarden is verleend dan de eerste. De behoefte eener wet, die
den vorm regelt waarin concessiën moeten worden aangevraagd en de alge- het
meene voorwaarden waarop zij zullen worden verleend, sprak, naar men
meende, uit de jongste tegenstrijdige regeringshandelingen ten duidelijkste, hoo