veranderingen aan en verplaatsingen van gemeentewerken en gebouwen, voor de openbare dienst bestemd, die van dien aanleg het gevolg zijn; het zorgt gedurende den aanleg voor het behoud van alle toe- en doorgangen, en het is verantwoordelijk voor alle schaden. De gemeente staat kosteloos aan het rijk af; de gronden en wateren, die zij, hetzij privaat-regtelijk hetzij publiek-reglelijk, bezit en blijvend door den spoorweg worden inge nomen; de opstallen, waarmede die gronden en wateren zijn bezet, voor zoo veel die niet voor de openbare dienst zijn bestemd. Met het gemeentebestuur van Amsterdam zijn onderhandelingen geopend ten einde het eerlang te ontruimen kommandantslmis op den Dam door het rijk te doen inrigten voor bureaux. Vermoedelijk zouden daarin localen worden aangewezen voor het uit Alkmaar derwaarts over te brengen spoor wegbureau. - Gisteren nacht is een koetsier, die van Maassluis naar Delft terug keerde door de sneeuw misleidmet paard en tilbury in den Noordvlict gereden; de voerman kwam er met een nat pak af, doch het paard is bij gebrek aan hulp verdronken. Uit het Nieuwe Diep meldt men dat de poslschipper Fillets, belast met het brievenvervoer tusschen die plaats en het eiland Texel, van de directie van de stoombootdienst Ada een sierlijk horlogie ten geschenke heeft ont vangen, voor den ijver en moed, door hem aan den dag gelegd bij de zware stormen, die gedurende dit jaar hebben gewoed, en bij welke gelegenheid hij niet eenmaal de dienst heeft gestaakt; ook de verdere opvarenden hebben eene som gelds ter verdeeling ontvangen. Door de arrond.-regbank te Zwolle is de volgende aanbevelingslijst opgemaakt voor de vacante betrekking van kantonregter te Kampen: de hh. mr. 1'. J. J. Linckers, kantonregter te Edam, mr. C. J. van Marle, kanton regter te Yollenhove, mr. C. W. de Vriese, plaatsvervangend kantonregter te Kampen. Te Almelo bestond sedert eenigen lijd het vermoedendat door spoor- wegbeambten sluikhandel werd gedreven. Dat vermoeden werd Vrijdag 11. bevestigd, daar bij aankomst van den trein een dier personen, genaamd S. door twee ambtenaren der directe belastingen werd gecalangeerden naar men verneemt, bij hem gevonden zijn eenige blazen, inhoudende 5 kan spiritus van 120 Tot de zeerampen van den I6'l n December 11. behoort ook de volgende. Schipper G. K. v. d. Ploeg, te Koudum te huis behoorende, is in den namid dag van dien dag van Stavoren vertrokken, bestemd naar Amsterdam, met eene lading brandhout. Van dit schip is sedert niets vernomen, dan dat er verschillende voorwerpen van aangespoeld zijn op de zuidwest-kust van Friesland, en, naar men zegt, bij Makkum een kistje met papieren en eene aanzienlijke som gelds. Zoo goed als zeker is dit schip met man en muis vergaan. Het treurigste van de zaak is het verlies van 7 menschenlevens, nl. man, vrouw en 5 kinderen. Met het slechten der vestingwerken van Breda is dezer dagen een begin gemaakt. Uit de Zuid-Willemsvaart tusschen Luik en Maastricht is opgehaald het lijk eencr vrouw, die. volgens het visum repertum, het slagtoffer eener misdaad is geworden. Bedoelde vrouwdie weieens gelden aan anderen voorschool, was sedert 28 November 11. uit hare woning te Luik verdwenen. De justitie doel onderzoek. 's GRAVENHAGE30 December. Z. M. heeft vergunning verleend aan den lieer mr. A. A. de Pinto, re ferendaris bij liet dep. van justitie, lot het dragen der onderscheidingstee kenen van officier der Kroon-orde van Italië, hem door den koning van Italië geschonken, en aan den heer mr. W. L. Schiffer, advocaat-generaal bij bet. prov. geregtshof in Groningen, tot het dragen der versierselen van ridder der orde van den Rooden Adelaar 3Jt kl.hem door den koning van Pruissen geschonken. Door Z. M. zijn benoemd tot directeur van de grootboeken der natio nale schuld de lieer Schullz, thans referendaris, belast met de function van verificateur bij de directie van de grootboeken; tot agent van het ministerie van financiën te Amsterdam, de heer J. W. Blaauw, thans referendaris bij dat agentschap. Z. M. heeft goedgevonden den kapitein A. J. KralTt, van het 6de rcg. infanterieop zijne aanvrageop pensioen te stellenen bij het wapen der infanterie te benoemen: tot kapitein 3de kl. bij den staf van het wapen, den ls,en luit. F. A. V. W. II. van Tuerenhout, van dien staf; bij hel 6dc reg.den lsUn luit. S. A. Lutz, van den staf van het wapen; bij de 2,lc comp. hospitaal-soldaten, den lslcn luit. W. F. K. R. Weber. kommandant dier compagnie. Voorts heeft Z. M goedgevondende majoors R. A. L. Pelerin en J. A. Hallungiusrcspeclivelijk van het 2de en 1~" reg. huzaren, eerstgenoemde op zijne aanvrageop pensioen te stellenonder toekenning aan den majoor R. A. L. Pelerin van den rang van luit.-kolonel; en bij het wapen der cavalerie te benoemen: bij het lsle reg. huzaren, tot majoor, den ritmeester ls,e kl. jhr. W. J. A. Storm de Grave, van het corps; lot ritmeester 3,le kl.den 1MCI1 luit. B. J. Couvée, van hel 3de reg. huzaren; bij het 2,le reg. huzaren, tot majoor, belast met het toezigt over de rij- en hoefsmidschool, den ritmeester l5"' kl. W. de Fremery, van den staf van het wapen; tot lstl'n luit. de 2'lc luilt. J. P. L. Reijers, van het 4,le, en H. P. van Raden, van het 1 1,1 reg. huzaren; bij het 4,le rcg. huzaren, tol rit meester 3'1* kl. den l,t,n luit. G. J. IJssel de Schepper, van het corps. De minister van binnenl. zaken zal Zaturdag aanst. geen gehoor ver- leenen. De commissie van rapporteurs uit de afdeelingen der eerste kamer heeft verslag uitgebragt over het ontwerp van wet tot vaststelling der middelen voor het dienstjaar 1870. Volgens dat verslag hebben de leden der kamer, aan het uiterste einde des bijna verstreken jaars ter vergadering opgeroepen, zich weinige uren na hunne eerste zamenkomst onmiddellijk bezig gehouden met het onderzoek van de wet op de middelen, doch laat liet'zich hegrijpen dat het onderzoek, uithoofde van den zoo korten termijn, die voor de vast stelling daarvan nog aanwezig was, niet meer dan zeer vlugtig en opper vlakkig heeft kunnen zijn, en dat onderscheiden bedenkingen, te dier zake geopperd, óf achterwege gelaten, óf naar de algemeene beschouwingen over de begrooting van staatsuitgaven hebben moeten verwezen worden. De meeste leden hebben zich zeer bezwaard getoond door deze omstandigheid, welke zich telken jare in meerdere of mindere mate herhaalt, maar thans tot een uiterste is gekomen, hetwelk de onhoudbaarheid en onregelmatig heid van zoodanigen gang van zaken op sprekende wijze doet uitkomen. De eerste kamer mag noch regtstreeks noch zijdelings verstoken worden van haar grondwettig regt om binnen eene behoorlijke tijdsruimte te kun nen medewerken tot het vaststellen van de wetten, waarbij de begrootingen van 's rijks uitgaven bepaalden de middelen tot dekking daarvan aange wezen worden. Dat zulks geschiede vóór deu aanvang van het jaar. waar voor die begrootingen en middelen moeten dienen, ligt buiten twijfel in de bedoeling der grondwet en in den aard der zaak. Zeer vele leden wensch- ten daarom met ernst bij de regering er op aan te dringen dat zij gepaste maatregelen berame om aan deze onregelmatige behandeling van zaken voor goed een einde te maken. Sommigen meenden dat het indienen eener alge meene wet noodzakelijk was, waarbij voor het geval dat geene definitieve begrooting voor het einde des jaars kon vastgesteld worden, het aanbieden van credietwetten voorgeschreven werdof bepaald dat de loopende begroo- ling in het volgende dienstjaar zoude doorwerken totdat eene definitieve begrooting zou vastgesteld zijn. Anderen meenden dat zoodanige bepalingen, die al ligt met den geest der grondwet minder zouden overeenstemmen, voor de begrooting der uitgaven welligt minder noodzakelijk te achten wa ren maar dat altijd voor de middelen eene voorloopige voorziening bij eene speciale wet kon worden voorgedragen. Hoe dit zij, men wenschte van de regering zeer bepaald te vernemen, of er in hare schatting gèenc middelen bestaan om aan deze sedert jaren bestaande moeijelijkheid voor goed een einde te maken. Om dezelfde reden hebben de leden gemeend zich in het algemeen thans te moeten onthouden van alle beoordeeling van het fmanciëel beheer, waarover zij noch goed- noch afkeuring wilden uitspreken. In de heden door de kamer gehouden zitting is ingekomen een adres van het prov. collegie van beheer en toezigt der kerkelijke goederen van de herv. kerk, tegen de weglating der som uit hoofdst. VII6' der staats begroting. voor de kosten van dat collegie uitgetrokken. De kamer heeft met algemeene stemmen aangenomen het wets-ontwerp lot toestemming der huwelijksverbindtenis van II. K. II. prinses Maria, en daarna de behandeling aangevangen van de wet op de middelen. De minister van financiën heeft geantwoord op de aanmerkingen voorko mende in het voorloopig verslag. Wat betrof liet late tijdstip voor het behandelen der begrooting en de vraag of de regering niet gepaste maatre- gelen kon nemen om daarin te voorzienmoest de minister betwijfelen of de regering daartoe bij magte was, vooral als hij lette op de oorzaken der vertraging: de strekking in de tweede kamer om telkens op afgedane zaken terug te komenhet ongelukkig vasthouden aan het beginsel dat bij de slui ting der kamer, wat aanhangig blijft, als niet gedaan wordt beschouwd, enz. Het eenige zou zijn dat de tweede kamer, de begrooting aanvangende, vooraf geene andere zaken in behandeling nam. De regering zou doen wat zij kon. Vermindering van den accijns op de zeep, waarop mede was aangedrongen, zou de regering gaarne in overweging nemen; en wat betrof den aandrang tot de afschaffing van de splitsing der loten vaq de staatsloterij, de minister zou nagaan in hoever ten aanzien dier splitsing verbetering kon worden aangebragt. Wat betrof de uitgifte van schatkistbiljetten, in verband met de vraag of de wet van 1851 toepasselijk is op debilletten, die, krachtens het ontwerp dat nog aanhangig is, zullen vastgesteld wor den, hierop moest de minister onvoorwaardelijk toestemmend antwoorden. Hij stond ook stil bij het gevoelen dat de uitgifte van schatkistbilletten zeer geschikt is om een tijdelijk tekort te dekken. Wat moest, zeide hij. de minister van financiën bij het opmaken der begrooting doen Moest hij tol verhooging van belastingen overgaan? Of voorbarig eene leening sluiten, die rentebetaling vordert? Hij geloofde niet. dat dit eene goede finantiële staatkunde zou zijn. Hij moest dus wel zoeken naar een middel om de begrooting te doen sluiten, en daartoe is het beste schatkistbilletten uit te geven, die bij eene nader te sluiten lcening door obligation kunnen worden vervangen. Nadat onderscheidene leden nog het woord hadden gevoerd, waarhij het liendregt, de verbetering der grondbelasting, de uitgifte van schatkistbil letten, enz. ter sprake werden gebragt, werd de wet op de middelen aan genomen met 29 stemmen tegen 1, die van den heer van Nispen, wiens bezwaar lag in de uitgifte der schatkistbilletten. Vervolgens werden nog een 12-tal wetsontwerpen met algemeene stemmen aangenomen. Heden heeft de arrond.-regtbank alhier uitspraak gedaan in de zaak van de gebroeders Kafl'a, beschuldigd-van rustverstoring en verzet tegen de policie, in den avond van 15 November jl. De regtbank heeft hen schuldig verklaard aan gewelddadig verzet tegen de policie en hen respeclivelijk ver oordeeld lot eene gevangenisstraf van eene maand, en daarenboven den eerste, Hendrik Kaffa, tot eene geldboete van /50, wegens het inslaan van glas- ruilen, en ook eene van'8 wegens het wanbedrijf van het toevoegen van scheldwoorden aan een agent van policie. Aan het ministerie van binnenl. zaken is heden aanbesteed: Het maken van de beide handhoofden der brug over het Hollandsch Diep met de aan sluitende spoorwegdammen in twee perceelen en in massa. Minste inschrij ver was: perceelen 1 en 2 de heer B. P. de Groot te Giessendam voor ƒ231,000 en ƒ569,000; voor de massa de heer J. Kraaijenvelt te Sliedrecht voor 606,000. Daar dit laatste welligt eene vergissing is. kan men als minste inschrijvers voor de massa aannemen, de hh. D. Volkcr te Dordrecht en A. Volker Lz. te Sliedrecht voor 768.600. Gisteren morgen werd een arm kind van ongeveer acht jaren in de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1869 | | pagina 2