de he* d'Eugelbroinier eenige dichtregelen voor, door den heer Burlage aan Dirk van Duyne gewijd, waarvan wij hier, als proeve, een gedeelte i laten volgen: Dirk! dal hadt je niet gedacht, Toen, vóór zes en vijftig jaren, Dwars door 't schuimen van de baren, Je ons prins Willem bin 11 enbragt. Dat je eens in een' mooijen wagen, Mooijer dan de prins toen had, Door de residentiestad Als in staatsie rondgedragen, Kalm en wel op j'ouden dag Deelen zoudt in 't feest van heden; Jijdie dankbaar aan 't verleden Aan 'tjaar dertien denken mag. Op je houten kret gezeten Dirk! wie had je toen voorspeld, Dat het volk thans als een held J'in den Haag zou welkom heelen: Zeg, wie had dit j'ooil verteld! De oude wagen is versleten E11 het paard er zeker bjj En toch, Dirkje! juichen wij; Want we zullen 't niet vergeten, Welk een kostelijke vracht Door 11 werd langs 't strand gebragt. O! van Duyne, als g'in uw woning Heden nacht het oog weêr sluit Drukke uw hart het dankbaar uit: «'k Rust in God en in mijn Koning! //Ik bragt dien Oranje aan 'tstrand, «Uit de wentelende baren »Eii zoolang Gods Vaderhand "Mij 'l vergrijsde hoofd mag sparen "Zal ik bidden voor mijn land Kort daarna werden de oud-strijders mede plegtig ontvangen en begroet. Tegen 1 ure verkondigden fanfares de komst van prins Frederik, voorzitter der hoofd-commissie, die, ingevolge liet programma, plegtig door hare mede leden en de aanzienlijke menigte werd verwelkomd en begroet; Z, K. II. werd door prinses Marie begeleid. Z K. II. diep bewogen onder den indruk van de plegligheiddie op het punt stond te geschieden, achlte zich in de eerste plaats geroepen zich van 'skonings hoogen last te kwijten. Z. M. had den prins opgedragen als blijk van onderscheiding met de navolgende ridderteekenen te begiftigen de beeren: jhp. mr. F. G. A. Gevers Deynoot, burgemeester der residentie en mr. C. C. E. d'Engelbronncr, lid en secretaris der lioofd-commissie, met het kommandeurskruis van de Eikenkroonvoorts tot officier dier orde de heeren Verwaaijen Pietersen, gemeente-architect, van Coeverden. lid der directie van de ijzergieterij de Prins van Oranje, tevens lid der hoofd-com missie: van Kempen, chef van het huis Gebr. van Kempen, te Voorschoten, en tot ridders dier orde, de heeren: Koelman, aan wie de eer der ordon nantie van het ontwerp toekomt; van Kempen, zoon, die bijgedragen had tot de verdienstelijke uitvoering der beelden langs den galvanischen weg; Jacquet, den vervaardiger der beelden, en eindelijk den heer Theod. C. Simons, den vervaardiger der bas-reliefs. Om 1 ure kondigden hernieuwde fanfares van de muziekkorpsen de komst aan van HH. MM. den koning en de koningin, I1H. KK. 1111. den prins van Oranje en prins Alexander en van het vorstelijk gevolg. Indrukwekkend v,as de aanblik, die het middenpunt der plegtigheid van den dag, het Willemspark, thans aanbood. In het midden daarvan ziet men het gedenkleekenwaarvan zoo dadelijk het laatste omhulsel vallen zal; vlak daarvoor is de konings-loge, waarin gezeten zijn de vorstelijke personen met gevolg. Ter linkerzijde van de hofloge heeft men de loges voor de afgevaardig den en voor de liooge collegiën en autoriteitenter regterzijde de nazaten der mannen, die in 1813 ter bevrijding voorgingen, voorts het corps di plomatique en de hoofdcommissie voor het monument, de leden van den gemeenteraad en afgevaardigden. Opmerking trok in eene der tribunes het Chineesch gezantschap, welks leden met blijkbare belangstelling de plegtig heid bijwoonden en met wie Z. M. en andere leden van het koninklijk huis zich bij herhaling onderhielden. Aan den voet van het monument hebben de oud-krijgers hunne plaatsen ingenomen; de dragers van het zilveren kruis, oudstrijders van 18131815, aangevoerd door het hoofdbestuur der verecniging, waren onder militair ge leide op het feestterrein opgewacht en naar hunne plaatsen vergezeld; op hunnen linkervleugel bevindt zich een detachement der 2de sectie Amsterdam van het Metalen Kruis, met hun koninklijk vaandel; voorts zijn rondom het monument de afgevaardigden van de 64 afdeelingen van het Metalen Kruis, der dragers van de medaille Boni-Bali-Borneo, en uit het invaliden huis te Leiden en Bronbeek. De schutters-corpsen en troepen, en verder de vereenigingen van verschillenden aard, alle met vaandels en banieren, de feestwagen der werklieden in prachtigen tooi, alles omringd door duizenden toeschouwers van hier en elders zamengevloeid. Dit alles leverde een tref fend en verheffend schouwspel, waardig de heteekenis van het gedenkteeken en den gewigtigen dag. Kort nadat HH. MM. hadden plaats genomen, vatte Z. K. II. de prins voorzitter het woord op en hield eene toespraak, die op vele plaatsen de geestdrift ontvonkte en met luide toejuichingen werd begroet. Z. K. H. betuigde, namens de hoofdcommissie, dank aan Z. M. den koning en 11. M. de koningin, den prins van Oranje, en verdere leden van het kou. huis, die door hunne tegenwoordigheid aan de plegtigheid eenen zoo bijzon- deren luister gaven: alsmede aan het corps diplomatique, de ministers en verdere autoriteiten. Hij riep voorts het welkom toe aan de nazaten der mannenwier beelden of namen op het gedenkteeken prijktenen aan de oude strijders uit de -eerste dagen en maanden van Nederlands herwonnen onafhankelijkheid, inzonderheid ook aan heeren afgevaarden en leden dei- plaatselijke commissiëndie de hoofdcommissie zoo krachtdadig hadden ondersteund. Hij bragt verder in herinnering wat aanleiding tot de oprig- ting van het gedenkteekeii had gegeven en de moeijelijkheden waarmede men had te kampen gehad. Moge dan nu, zeide Z. K. H. 0. a.dit gedenk teeken bevonden worden eenigermate te beantwoorden aan zijn waarlijk grootsche bestemming, en wel in de eerste plaats bij hen allen, zoo in Nederland, als Oost en West, uit wier vrijwillige bijdragen, het geheel kon worden bekostigd. Maar in de tweede plaats hopen en vertrouwen wij. dat dit gedenkteeken voor nu en in de toekomst moge blijken te beantwoorden aan de gedachte, waaraan het zijn aanzijn is verschuldigd; dat het namelijk het nu levende geslacht en de volgende geslachten indachtig houde aan het leed en de klimmende ellende, waaronder Nederlands volk iu de laatste jaren der voorgaande en in de eerste der tegenwoordige eeuw tot in No vember 1813 gebukt ging, aan de onderscheidene oorzaken die daartoe heb ben medegewerkt, en bovenal aan de door God geschonken uilredding uit al dien nood. Bovenal toch was Hij het. die de pogingen heeft doen ge lukken der kloeke mannen, bezield met en doordrongen van echten oud Nederlandschen geest en vaderlandsliefde, wier vastberaden en voorzigtig beleid Nederland hereenigde met het huis van Oranje en beiden een nieuwe en betere toekomst tegemoet voerde. Maar dit gedenkteeken zou zijne be stemming nog slechls ten deele bereiken, indien het alleen eene herinnering was aan de deugden van een onsterfelijk voorgeslacht. Het moet en zal tevens bij liet huidig, en bij volgende geslachten het besef verlevendigen van den pligt der dankbaarheid, die niet schooner zich kan openbaren dan in het betrachten derzelfde vaderlandsliefde, welke die groote mannen onder scheidde, aan wier nagedachtenis dit gedenkteeken is gewijd, en waarvan nog velen, even als ik. uit eigen aanschouwing de levendigste indrukken bewaard hebben. Aan het slot zijner rede stortte Z. K. 11. zijn dankgevoel uit dat God hem in zijne goedertierenheid hel voorrcgl had geschonken deze ure te beleven. Na deze toespraak gaf Z. K. II. de prins-voorzitter het sein tot onthulling; drie fanfares en kanonschoten werden gehoord en een jubelkreet uit dui zenden monden werd vernomen bij !de aanschouwing van het gedenkstuk, door het dankbare Nederland tol stand gebragt, en dat 1111 in het volle licht prijkte. Het verzinnelijkt door de bezieling der kunst, door beeld en opschrift, hoe liefde en trouw aan het vaderland, door godsvrucht en wijs heid, door moed en kracht werden geschraagd en die heerlijke uitkomst mogtcn verwerven, welke van der Paint's gesehiedslift heeft vereenigd en die thans door het gedenkstuk aan den nazaat wordt vertegenwoordigd. Indrukwekkend was vooral het oogenblik loen aan het verlangen des prin sen jiverd voldaan en zich het eerst aan aller blikken hel beeld'vertoonde van Willem I, HD. vader, Neèrlands eerste koning. Toen nu de juichtoonen eenigzins bedaard warenriglte Z. K. II. de prins-voorzitter het woord tol den heer burgemeester der residentie en over handigde dezen de oorkonde der overdragt van het monument in eigendom aan de gemeente. Z. K. II. drukte daarbij den wensch uit dat het monu ment tot in de verste toekomst een sieraad mogt uitmaken van 'sGraven- hage. liet besluit door den gemeenteraad genomen om het gedenkteeken met een sierlijk ijzeren hek te omgeven was hem een sprekend bewijs hoe de gemeente dit wensclite in waarde Ie houden, en een waarborg levens dat het aan hare zorg en hoede wel zou zijn tocbetronwd. Alsnu valte de heer burgemeester der residentie het woord op. en, innig getroffen door 's prinsen woordenriglte hij lot de koninklijke familie en de aanwezigen eene toespraak, waarin hij de zegenrijke gevolgen schetste, die de gebeurtenissen van 1813 hadden gehad. Aan het slot zijner rede, zich tot den prins-voorzitter wendende, zeide hij: "De gemeente 's Gravcn- liage heeft dit monument, dat tot sieraad van de kon. residentie zal strek ken, aan de Nederlandsche natie te danken, maar zij is ook veel, zeer veel verschuldigd aan uwe kon. hoogheid, want onder uwe uitmuntende leiding is dit gedenkteeken tot stand gekomen. Ontvang, hooggeachte prins-voor zitter. den opregten dank van het gemeentebestuur voor al hetgeen door uwe kon. hoogheid is verrigt. De gemeente 'sGravenhage zal er uwe kon. hoogheid steeds erkentelijk voor blijven en hare erkentelijkheid loonen door blijken van gehechtheid en trouw aan uwe kon. hoogheid en aan het geheele stamhuis van Oranje. Als hoofd van het gemeentebestuur verklaar ik uit naam van den gemeenteraad van 'sGravenhage dit nationaal gedenkteeken van November 1813 over Ie nemen en te zullen onderhouden." Hierop nam de voorzitter van orde der hoofdcommissie, de heer J. Heems kerk Az.hel woord. Hij stelde er prijs op. uit aller naam een woord van opregten dank en hulde aan den voorzitter, prins Frederik der Nederlanden te brengen. Moge het Gode behagen, zeide hij 0. a., nog vele jaren toe te doen tot uw nuttig, uw verheven, uw roemvol leven. E11 blijve liet in Ne derland in lengte van dagen eene waarheid: geenwadcrlandsche, geen groot- sclie onderneming, geen hulde aan het voorgeslacht, geen onderpand voor de toekomst, dan met Oranje als voorganger. Onder het spelen van het Wilhelmus van Nassouwen door de muziek, nam mi de hoogleeraar van Oosterzee plaats op het plat-formtot. ten be sluite der geheele handeling "liet uitspreken van den dank der natie aan het Opperwezen, en heiliging van het gedenkteeken, als duurzaam en aan schouwelijk onderpand van den band tusschen Nederland en Oranje." Hij kweet zich van zijne taak met het hem eigen talent. I11 een drietal "laatste woorden" vatte hij al datgene zaïuen wal thans aller harten vervulde, een woord van ootmoedigen dank, een woord van vernieuwde trouw en een woord van hoopvolle wijding. De ontwikkeling dezer drie punten werd door den spreker met een plegtig dankgebed besloten, gerigt "aan Hem die de God der vaderen was en ook de God der kinderen zijn wil." Na de laatste woorden dier rede hief de gansche schare het 6de en 8ste vers van het Volkslied aan. Onbeschrijfelijk was de indruk van Tollens

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1869 | | pagina 2