lilJITHM, \M)SCilK HKHHiTlvV heelt gewoed, groeide tegen middernacht tot een orkaan aan, Te Scheve- ningen zijn de zeedninen door den sterken golfslag zigtbaar afgenomen en bevinden zich de pinken tegen de duinen aan. Men beschouwt ds stormen der laatste dagen als een gevolg der aardbevingen, die ecnigc dagen geleden in het zuiden van Europa zijn opgemerkt. In de zitting van de tweede kamer van gisteren heeft de minister van koloniën op de door verschillende leden, bij de algemeene beraadslagingen over de Indische begroeting, gemaakte bedenkingen geantwoord. Hij stelde op den voorgroond, dat er verschillende punten waren behandeld van bij- zonderen aarddie nader van zelf ter sprake zouden komen. Hij zou zich dus bepalen lot de meer algemeene beschouwingen. Daaronder trol hij allereerst aan de verwijlen van den heer Mirandolle, over de inconsequentie, aarzeling en weifeling zelfs in zijn bedaarden stap. In November, zeide de minister, dat de vaste bijdrage in verband met de herziening van hel be lastingstelsel een vraagstuk is, dat alle andere beheerschte. Men zeide thans, dat daarvan nu geen spoor meer te vinden is. Doch de minister antwoordde, dat hij toen zelf beweerde, dat zoolang niet vaststaat wat Indiê aan het moederland moet opbrengen, het dan niet aangaat Indië liooger te belasten. Dalzelfde staat ook thans in de stukken. De minister meende dus, dat die inconsequentie niet bestaat. Maar al had de minister iets anders gezegd of bedoeld, was er ook niet sedert verleden jaar veel gebeurd. De zaak was besproken, er waren wenken gegeven, er had overleg plaats gehad. En als dan, zij het dan langs anderen weg, hetzelfde doel werd bereikt, was dat dan inconsequentie? Dat de «minister weerstand biedt aan hetgeen hem verkeerd toeschijnt; dat liij zijn eigen weg gaat. Welnu, antwoordt de minister: ik sla op het regt van mijn eigen stap te doen. Sommigen wilden liem vooruittrekken, anderen achterwaarts, maar hij ging zijn eigen weg. En nu vroeg liijis dat aarzelen liet is zeker gemakkelijker met een ander meè te loopen dan te staan. Men had ook gezegdhet vorige jaar was de regeling der vaste bijdrage een hinderpaal voor hervormingen en nu de achterstand. De minister zeide daaromtrent, dat als die achterstand be staat, dan was dit toch een hinderpaal, die ons in den weg staat. Hij zou den heer Mirandolle wel willen zien dien achterstand weg te nemen door andere middelen dan die de minister voorbereidt; want als het den minister genoegen deed, dat die a'chterstand bestaat, zou iiij niet voordragen dien weg te nemen en daarom juist werd de grief gemaakt. Men zeide nog: de uitgaven dienen voor bureaucratie en voor het leger. De minister antwoordt daarop, dat geen maatschappij mogelijk is zonder bureaucratie en de bijdragen tot verbetering strekken tot verbetering van het welzijn der maatschappij. Men beweerde, dat bet nu lijd is om het belastingstelsel te hervormen. De minister bleef echter van het tegendeel overtuigd, zoolang niet de achterstand was opgeheven en de quaestie der bijdrage was beslist. Verder zeide menmen moest iets meer doen aan partiële verbetering van het belastingstelsel op de buitenbezittingen, 's Minis ters antwoordt hierop was dat eenige jaren geleden aan iemand is opge dragen een stelsel te formeren. Maar het was niet alleen het stelsel: de personen tot de uitvoering daarvan moesten er zijn. Als een minister eep stelsel voorbereidt en er op uit is verbetering aan te brengen, dan had bij zijn pligt gedaan. Men zeide dat de minister den achterstand zou geweten hebben aan de comptabiliteitswet. De minister antwoordt, dat het hem niet mogelijk is alles weêr na te lezen wat in de stukken voorkomt, maar dit wist hij, dat hij den achterstand aan meer redenen heeft toegeschreven, bij voorbeeld, aan den gelijktijdigen invloed der invoering van de nieuwe comptabiliteitswet, de nieuwe organisatie der departementen, de herzienin gen in vele verordeningenmet nieuwe modellenenz.enz. Dat alles te zamen, maar niet enkel de vaststelling der begrooting had eenige verwar ring te weeg gebragt. Overigens verklaarde de minister, dat hij geen plan had eenc wijziging der comptabiliteitswet voor te stellen, wat betreft de hoofdbeginselen. Hij acht voorshands de vaststelling der begrooting bij de wet noodzakelijk en wel zoolang er volstrekte afhankelijkheid van liet moederland aan de koloniën, mei het oog op de financiën, beslaat. Wat den heer van Eek betrol, zeide de minister, dat diens rede vooral de vaste bijdrage betrof, in de begrooting vervat. Hij zou dit en al het andere, wat omtrent de vaste bijdrage was gesproken, bij de onderafdeelingwaar toe zij behoorde, behandelen. De heer van Lynden had verklaard tegen de begrooting te zullen stemmen. De minister moest daaromtrent opmerken dat, als men dat vooraf reeds bepaalt, geen inlichting helpt, maar het kon tocli zijn dat de kamer prijs stelde op inlichting en daarom zou bij de aan merkingen bespreken. De eerste opmerking van den heer van Lynden betrof de wijze waarop de begrooting aan de kamer was ingediend, waardoor de verantwoordelijkheid op de kamer was geschoven. De minister had inder daad aan de verantwoordelijkheid der kamer gedacht. De kamer zou bij den aanvang daarvoor verantwoordelijk zijnmaar dat sloot de verantwoor delijkheid des ministers niet uit. Eene tweede opmerking was dat de be grooting niets dan eene fictie zou zijnblijkens de raming der koffijsui ker, in- en uitgaande regtcn enz. Maar als er geen zekerheid nopens de prijzen was, dan nam men gewoonlijk den gemiddelden, en het gemiddelde cijfer in de laatste jaren was voor de kofifij liooger dan 40 cents. Er was geen reden om te zeggen dat 40 cents onmogelijk te betalen is. De heer van Lynden zeide ook dat 's ministers idee der vaste bijdrage niets dan eene immoraliteit zou zijn. De minister achtte dit een sterk gezegde, wanneer hij in aanmerking nam dat die spreker zijne rede had .aangevangen met te zeggen dat hij zou spreken r.iet parlementaire bëleeldheid. Intusschen zou de minister, gelijk hij bereids had te kennen gegeven, de bijdrage nader bespreken bij den daarop betrekking hebbenden post. De heer Nierstrasz had gezegd dat hij had medegewerkt om in het voorloopig verslag op de scherpst mogelijke wijze zijne afkeuring te kennen te geven over de ten toonstelling van het 0. I. bestuur ter zake van deze begrooting. De minister zon zich, volgens dien spreker, onduidelijk hebben uitgedrukt en de spreker verwachtte dus nadere opheldering. De minister had reeds in de memorie van beantwoording daaromtrent zijne meening gezegd en hij aan de kante verschuldigd te zijn de waarheid te zeggen. Daarom achtte hij het zij, pligt, waar de gouv.-gen. door zulke belangrijke omstandigheden verhindetj was geweest de begrooting eerder in te zenden, die redenen op te geven De heer 's Jacob had over den tegenwoordigen locstand van Indië gesproken De kamer zou van den minister wel niet verwachten dat hij in eene uiteen zetting zou treden, waar die spreker het met den minister eens is of niet Hij kon zich dus hier niet op dat algemeen terrein begeven. Wat echte de door dien spreker aangevoerde noodzakelijkheid betrof tot herstel vat een autocratisch gezag in Ned. Indië, omdat eenig ander gezag dan dit j. krachten van Nederland zou te boven gaandaartegen moest de ministet protesteren. Dat moest het doel niet zijn. Juist dat autocratisch geza; hoe sterk het ook schijne, zou onze krachten te boven gaan, en daaroj moesten wij bij andere middelen hulp zoeken. Dezelfde spreker had ooi zijne bevreemding te kennen gegeven over dat eindeloos geteem en over dal hechten aan een stelsel van overgang. Maar de minister was voorstand» van de zienswijze dat wij wel degelijk in een tijdperk van overgang ver keeren. Juist daarin geloofde hij dat het groote verschil van meening ziji oorsprong had. Er moest een brug gelegd worden over de klove, die opiniën verdeeld houdt. Zonder die brug, zeide de minister, zal men ni» zonder balsbreken van de eene naar de andere zijde komen. De beraadslagingen over de Indische begrooting voor 1870 zijn hedti voortgezet. Verschillende leden beantwoordden de rede van den minist» van koloniën. Als nieuwe sprekers traden op de hh. van WassenaerCatwyck, van Zinnia Bergmann, Saaymans Vader en W. van Goltstein, die zich allen tegci 'sministers beleid verklaarden, en waar de drie eersten hun stern aan de begrooting zouden onthouden, wenschte de laatste haar te reserveren. In het tweede gedeelte der zitting heeft de heer Fransen van de Pan eene langdurige redevoering gehoudenter verdediging van de liberale denk beelden omtrent het beheer van Indië, die gisteren en heden aan vele aan vallen hadden bloot gestaan, In de zitting van de provinciale staten van gisteren was aan de de beraadslaging over de rapporten van de gemeenschappelijke commissii uit de provinciale stalen van Zuid- en Noordholland, met ontwerp-beslnit betrekkelijk de opheffing der ambachten in Rijnland. Aan de algemeent beraadslaging namen deel de lib. van Hoogstraten van Limburg Stirum, van Wassenaer Catwyck en Blussé. Na afloop daarvan is tot de behande ling der beweegredenen en van het outwerp-besluit overgegaan. De be weegredenen werden bij omvrage aangenomen met 55 tegen 3 stemmen Tegen stemden de hh. Visser van Uzendoorn, Poortman en van Hoogstraten Daarna werd overgegaan tot de behandeling van de artikelen. Op art. werd dqpr gedep. staten eene wijziging voorgesteld van de tweede zinsnede, strekkende om ook het ambacht Noord-Waddinxveen te doen vervallen Dat amendement, door de commissie bestreden, werd met 32 tegen 26stem men aangenomen. Ook over art. 2 werden langdurige discussièn gevoerd. Op dat art. wei» door den heer van Catwyck een amendement voorgesteld, luidende: Hel deugdelijk onderhoud van den weg naar zijnen aard, zooals die is ingerigt ten tijde der vaststelling van dit reglement. Het alzoo gewijzigd art. vveri met 44 tegen 19 stemmen aangenomen. De voortzetting der discussie werd daarna op lieden bepaald. In den loop dezer zitting is, op voorstel van de daartoe benoemde com missie, besloten, den koning magtiging te verzoeken, dat de'commissie, belast met het onderzoek van hel ontvverp-reglemenl op de wegen en voet paden in de prov. Zuidholland, na den afloop dezer najaarsvergadering hare werkzaamheden moge voortzetten. In de zitting van heden is de behandeling van het ontwerp-reglement voortgezet. Art. 5 is, op tegenstand van den lieer Poortman, verworpen mei 27 tegen 25 stemmen, liet ontwerp is daarop gcrenvoyeerd aan gedep. staten, liet voorstel tot subsidiëring van de afdamming der Kous en door graving der Ruigplaat voor Delfshaven is aangenomenmaar dat tot subsi diëring der droogmaking te Middelburg, gemeente Reeuwijk. met 29 tegen 16 stemmen verworpen. V. «d E A X Si. LONDEN4 November. Dezer dagen is ook door eenige feniansgeziuden eene poging gedaan om eenen spoortrein, waarmede een 700-tal boeren naar eene volksverga dering werden gebragtwaarin de Iersche land-quaestie zon worden bespro ken, van het spoor te doen loopenhun toeleg is echter gelukkig ontdekt en verijdeld. Alhier stond dezer dagen iemand teregt.wegenS inbraak in een "Hol- landschc bolerfabriek." Uil het geluigen-verhoor bleek, dat er in die fabriek vet gesmolten werd, dat gewreven en bewerkt naar Nederland verzonden, daar met boter vermengd, en dan weder naar Engeland uitgevoerd werd, waar dat mengsel als zuivere boter verkocht wordt. De getuige ver klaarde op eene nadere vraag des reglers, dat iemand, die onver valschte boter begeerde, die onmiddelijk van een vertrouwden boer moest laten komen. De fabrikanten in Boston hebben het besluit genomen 0111 de loonen met 5 pCt. te verminderen. Dientengevolge hebben 4 a 5000 katoenwevers den arbeid gestaakt. F BI K SS I.l Si. PARIJS. 4 November. De heer Allou, een voornaam advocaat alhier, heeft zich candidaat voor het wetgevend ligchaam gesteld in het vierde kiesdistrict der hoofd-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1869 | | pagina 2