«-* 1ST: gaan en elke gemeente in liet ongestoord genot harer goederen te handha ven. Deze Provinciale Collegiën zijn voortaan geen Staats-Collegien meer, gelijk zij tot nu toe waren, maar worden zamengesteld uit hen, die met het vertrouwen der gemeenten bij vrije keus worden vereerd. Hierdoor zullen zij zuiver kerkelijke Collegiën zijn; en het nieuwe Algemeen Col legie, door die Provinciale Collegiën gekozen, komt evenzeer buiten alle toedoen van den Staat tot stand. De belangrijke taak, die dit Alge meen Collegie, volgens art. 24 van bovengemeld Besluit, te vervullen heeft, wordt door zijnen oorsprong en het doel zijner instelling eigenaardig be paald. Men heeft daarvan geene aanmatiging of overheersching te vreezen. Dat Collegie toch zal enkel regelen van beheer voor de gemeenten ontwer pen en daarbij den werkkring der Provinciale Collegiën behoorlijk afba kenen. Met grond mag men verwachten, dat bij zulk een Ontwerp zal worden acht gegeven op plaatselijke belangen en bijzondere toestanden en behoeften, en dat het niet zal worden vastgesteld, zonder vooraf ter alge- meene kennis gebragt te zijn. waardoor voor elk de gelegenheid zal open staan tot het inbrengen van gegronde bedenkingen daartegen. En vastgesteld wordt zulk een Ontwerp niet, dan nadat bet Algemeen Collegie, volgens het aangehaalde artikel, door middel van regtstreeksche keuze zal zijn ver dubbeld. Blijft hierdoor aan de gemeenten zelve een belangrijke invloed op de vaststelling der nadere regeling verzekerd, er kan dan langs dezen weg, bij algemeene zamenwerkingeene kerkelijke en gelijkmatige regeling van het beheer, onder behoorlijk toezigt. worden tot stand gebragt, evenzeer in het wèlbegrepen belang der bijzondere gemeenten als der Nederlandsche Hervormde Kerk, waartoe zij behooren. Het Algemeen Collegie verheugt zich, door middel van de Provinciale Collegiën vernomen te hebbendat de groote meerderheid der gemeenten deze goede bedoelingen van het Besluit erkent en lot hare verwezenlijking medewerkt. Blijven sommige gemeenten tot dusverre hierin achterwege, het is te betreuren, dat zij zich door ongegronde bedenkingen laten afschrik ken. Voor zooveel die bedenkingen eenigen grond rnogten hebben, zullen zij bij de nadere regeling van het beheer ongetwijfeld worden uit den weg geruimd. Van //onderwerping" overigens kan hier geen sprake zijn waar enkel vrijwillige toetreding verlangd wordt, opdat door onderlinge zamen werking iets goeds tot stand kome. Geen enkel deel der Kerk wordt daarbij buiten de gelegenheid gesteld om zich behoorlijk te doen gelden, terwijl er voldoende waarborgen gegeven zijn tegen overheersching van de kleinere gemeenten en provinciën door de grootere. Maar het laat zich vooruitzien dat zijdie zich afzonderen en onttrekkendaardoor zullen blootstaan aan velerlei gevaar, bepaaldelijk aan dat van inwendige verdeeldheid en twist. De kans bestaat, dat hier en daar de volstrekt onbeperkte autonomie der gemeentendie men najaagtzal uitloopen op de ondragelijke willekeur van enkelen. Iloevele gewigtige belangen worden daardoor, ook voor de toe komst, ligtvaardig op het spel gezet! In elk geval hebben zoodanige ge meenten, overgelaten aan zich zelve, voortaan geen Collegie boven zich, in staat om over in haren boezem gerezen geschillen onpartijdig te beslissen. En zij missen het erkend orgaan, om hare belangen bij de Regering aan te bevelen en hare regten, waar dit noodig zijn mogt, voor te staan. Om niet te spreken van de onafzienbare moeijelijkheden, waaraan het eerlang ver strijken van den gestelden termijn, in geval van niet vooraf behoorlijk vol- bragte organisatie, de gemeenten blootstelt. Wars van alle nevenbedoelingen en in het levendig besef zijner zedelijke verantwoordelijkheid, wekt daarom het Algemeen Collegie, nog vóór zijn aftreden, alle gemeenten en kerkelijke administratiën zonder onderscheid tot de volledige uitvoering van het Besluit met den meest ernstigen aandrang op. Het vertrouwt, dat zij. die tot dusverre, om welke redenen of onder hoedanigen invloed ook, achterwege gebleven zijn of weifelen, thans beter ingelicht, alsnog in haar eigen belang tijdig zullen toetreden. De gevolgen komen anders geheel voor hare rekening, en zij zouden zich welligt te laat beklagen, dat zij de gelegenheid, om voor hare belangen invloed uit te oefenen op de nieuwe organisatie, ongebruikt hebben laten voorbijgaan. Een parige medewerking is zeker ook het meest in overeenstemming met het doel, waartoe het geëerbiedigd Hoofd van den Slaat het tot hiertoe uitgeoe fend Staalstoezigt nederlegt in den boezem der kerk. Moge de in onze da gen veelszins bedreigde eenheid der Nederlandsche Hervormde Kerkwat het kerkelijk beheer betreft, bewaard blijven! Mogen de gemeenten door haar eendragtig zamenwerken het bewijs leveren, dat zij metterdaad tot die mate van mondigheid en zelfstandigheid gekomen zijn. die vereischt wordt, om het beheer van hare goederen, ook buiten toezigt van den Staat, in goede orde zelve te voeren! 's Gravenhage 22 April 1869. Het Algemeen Collegie voornoemd, A. VAN DER LAAN, Voorzitter; J. J. LOKE, Onder-Voorzitter; B. Pu. VAN VERSCHÜER, R. J. C. METELERKAMP, J. HEIJ- DANUS, C. M. VAN VISVLIET. J. F. WETTER, G. ROIJER, J. L OHM AN, W. B. S. BOELES, J. W. SURINGAR, H. STEEN BERG C. H001JER, J. J. PRINS, S. F. VAN HASSELT, Secretaris. IIGEXONDEN. Aan de Redactie van de Leydschc Courant. Men heeft mij opmerkzaam gemaakt op een schrijven, geteekend "Ziypz, voorkomende in de Leydsche Courant van 12 April. Daarin wordt de benoeming van Dr. E. A. M. Ilanlo tot lid der commissie, belast met het afnemen van het geneeskundig examen, gezegd te zijn ge schied op mijne -/voorspraak of voordracht." Iemand die zóó schrijft over de geneeskundige inspecteurs als uw corres pondent doet. diende toch wel eenigszins bekend te zijn met hun werkkring en te weten dat zij niets te doen hebben met de benoeming van die commissiën. Wat de benoeming van den heer Hanlo betreft ik vernam gelijktijdig het bedanken van professor Krieger en de benoeming van zijn plaatsvervanger. Uw correspondent schijnt uwe courant met zeer weinig vrucht te lezen. Anders toch zou hij niet op zulk eene wijze over Dr. Hanlo geschreven heb ben in een blad, waarin een paar nummers vroeger zoo volkomen juist ge zegd is: //Nameloos geschrijf tegen een bepaald persoon is het werk van //een ellendigen lafaard, die van uit eene veilige schuilplaats met slijk gooit." Zóó veilig is intusschen zijne schuilplaats niet, dat mij het verband zou ontgaan tusschen zijn geschrijf en een bezoek, dat ik onlangs uit Leiden ontving. Mijnheer Sigma heeft zich een stigma opgedruktdat heel leclijk staat. Uw dienstv. 's Gravenhage 26 April 1869. L. J. EGELING. Dat dikwerf weezen voor de maatschappij verloren gaan, is niet zelden het gevolg van een verkeerd opvoedings-systeemhet vasthouden aan voor vaderlijke reglementen en gebruiken, waarvoor het tegenwoordige bestuur nog altijd een bijzondere voorliefde heeft, maar die door elk weldenkend en verstandig mensch ten sterkste worden afgekeurd. Eischen vele maatschappelijke en burgerlijke wetten en reglementen ge durig herziening, dan zal bet wel boven twijfel verheven zijn, dat die regels of wetten, welke men lang in ons weeshuis gevolgd is, naar de behoeften des tijds behooren te worden gewijzigd en verbeterd. De maatschappelijke toestanden zullen zich nimmer naar een weeshuis bestuur of reglement schikkenmaar bestuurders zijn verpligt in het belang der opvoeding van hen, die aan hunne zorgen zijn toevertrouwd, op de hedendaagsche behoeften der maatschappij vooral te letten. Willen zij ge heel stationnair blijven, dan toonen zij het gewigt hunner betrekking niet te begrijpen en loopen gevaar, niet ten onregte vergeleken te worden met die leclijke matrone, die zich voor de HoHandsche maagd uitgaf en met haar breikous en traktaatjes anderen hun verblijf in de trekschuit onaange naam maakte. Door het volgen van een verouderde rigting, strijdig met den- tijdgeest, komt men er ligt toe om de vrije uiting des geestes, wanneer zij van ge zond verstand getuigt, brutaal te noemen, en vergeet dat het weeskind geene opvoeding als zijn hooggeplaatste bestuurdersof opgedrongen leeraar heeft ontvangenen zich dus niet zoo fijn beschaafd kan uitdrukken als dezen. Men uoeme hem niet brutaal als hij warm wordt, wanneer men zijne godsdienstige overtuiging voor ongeloof uitkrijt, en zwijgt als men hem een verklaring afperst, die hij niet geven kan zonder ontrouw te wor den aan zijn geweten. Onlangs vroeg eene regentes aan de meisjes, toen zij van de dominees catechisatie kwamen, wel meisjes, zoudt gij nu nog willen veranderen? en toen er geen antwoord kwam, werd de vraag herhaald, met de bijvoeging; antwoordt gij niet? nu wij spreken elkander wel nader bij de monstering; dan zal men misschien de vraag hoofd voor hoofd doen, en de weerloozen toevoegen: antwoordt gij niet? weet gij niet dat ik macht, enz. Odie ikheidwaarvan onze verlichte maatschappij nog zoozeer is door trokken en waardoor men zoo dikwerf den kleinen ergert. Er zijn meer toestanden in ons weeshuisdie dringend verbetering eischen. Spoedig is het Meidag. De jongen, die op de school volleerd is, moet aan het werk, hij is vrij in de keus van zijn ambacht (moet nemen wat hij kan krijgen); alleen in een fabriek mag hij niet werken, want die belmoren tot de gruwelen van den nieuwen tijd. De jongen zal na ijverig zoeken wel een goeden baas vinden, die hem in de leer wil nemen, maar moeije- lijlc een dito, die met regenten een huur-contracl wil sluiten oin 40 centen per week te betalen aan een jongen, die niets kan. en geen gereedschap meêbrengt om zijn vak te Ieeren. Zoo zijn regenten, met hun nasleep van onpractische weeshuisregelen en bepalingen, de schuld dat zelden een wees jongen in de keus en uitoefening van een vak slaagt. Enkele gunstige uit zonderingen maken geen regel. In welk burgergezin laat men het kind, dat een dienst zoekt, of voor het eerst aan 'twerk zal gaan, aan zich zelf over? Wat wordt in ons weeshuis gedaan voor den jongen, die een beroep moet kiezen? Hij is in een woord verstoken van raad en daad. En dan leest men in een circu laire, dat onze weezen aanspraak hebben op eene opvoeding gelijk aan die van kinderen uit den middenstand. Laat men to^h zulke woorden niet laten drukken, maar men voere ver beteringen in. die dringend noodig zijn, en tevens de inkomsten van het geslicht zullen verbeteren, vooral met het oog op de verhuizing der groote jongens; want zooals dit jaren lang gebruikelijk is, worden de regenten telkens dupe van de onderlinge afspraken, die sommige werkbazen met de weesjongens, die ze in bun dienst hebben, lang voor den verhuurdag ma ken. Dat zulks nadeelig werkt op de morele ontwikkeling van de jongens behoeft geen betoog, maar kan ieder, behalve de jongens terstond, en zij misschien later begrijpen. PRIJZEN DER OLIE, Amsterdam 30 April. Raapolie, op 6 w. 37 cont. 35%. Lijnolie, op 6 w. ƒ33 cont. ƒ31- TER MARKT TE LEYDEN AANGEVOERD. 30 April en 1 Mei. Winter Tarwe Zomer Winter Rogge Zomer Gerst Chevalier Zware Haver Ligte Duivenboonen Paardenboonen Ossen Kalfkoeijen Vettekoeijen Varekoeijen Kalveren (vette) (magere) magere vette magere I vette jarige f magere Varkens] vette Biggen lsle qualiteit vat (Gras) 2,le (Schei) lale per ffi (Gras) (,2de (Schei) Turf Haardbr. l»te soort Turf (graauwe) fr Ooijenj^ Lammeren Boter verkochte 34 II 170 -/ 13010 N. u; 3000 22000 ton hoeveelheid Laagste Hoogste 10 mud 9.50 10.50 12 II 7.50 8.— 20 1! 7.50 8.— 18 u 6.— 6.50 10 n 6. 7.- 10 u 6.50 7.50 20 u 5. 5.50 18 n 4-. 4.50 11 n 8.50 9.- 10 8.— 8.50 58 stuks 62.— "130.— 432 n 124.— //230. - 24 u //170. /'300.— 320 u 57.— //180. 80 u 28.— 69.— 27 n 3. 8.50 820 11.25 25. 382 u 17.75 28.50 15,- 6.— 48.— 40.— 1.20 1.— 0.14 0.16 26.- II 12.— 52.— 44. 1.30 1.10 Ter veemarkt waren aangevoerd 880 runderen, 107 kalveren, 1270 0.15% 0.18 schapen. Te Leyden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1869 | | pagina 8