Het Heilige Heest- «r Armen- Wees- en Kinderhuis te Leiden.
Gladstone's voorstel.
lie* algemeen stemrecht en de aanstaande verkiezingen
in de Kfederdnitsclie Hervormde gemeente.
Weder staan wij aan den ingang der weekop welker twee eerste werk
dagen al de stemgerechtigde leden der Nederduitsche Hervormde gemeente
zijn opgeroepen, om door de uitbrenging van hun stem te doen blijken van
hun oordeel over het besluur der gemeente. Daarbij 'komt weder in herin
nering de vraag, ten vorigen jare door eenige leden der gemeeilte in
een verzoekschrift tot wering van uitsluiting bij de verkiezingen aan den
kerk waad gedaan"Wat zal het algemeen stemrecht voor de Kerk worden
"Zegen of-vloek?" Het laatste moeten wij vreezen, als partijzucht er in
slaagt om eene onkundige menigte als blind werktuig te gebruiken voor
hare heerschzuchtige bedoelingenais inzonderheid die klassen onzer bevolking,
die aan stemmingen niet gewoonlicht de prooi kunnen worden van aller
lei kunstgrepenzich in de strikken der partijzucht laten verwarren. Het
algemeen stemrecht echter kan en zal een zegen worden, indien liet in elk
stembevoegde het diepe plichtbesef verhoogt, om met volkomen vrijheid
naar de inspraak van zijn geweten zijn stem uit te brengen. Voor velen
inzonderheid voor onze talrijke arbeidersklasse, ligt in het vrij uitbrengen
van htm stem een daad van hooge zedelijke moed; omdat er nog velen, ook
mi onze stad, zijn die aan de arbeiders die vrijheid niet gunnen. 0, men
is zeer bereid, om zich op te werpen als den leidsman van (zooals men het
uitdrukt,) den gemeenten man, die deze dingen niet verstaat, en wien men
daarom voor zijn gemak wel een ingevuld stembriefje wil ter hand stellen.
Over de zaken van zijn geloof behoeft de gemeene man ook zelf zooveel
niet na te denken; want er zijn er genoeg die hem enkele stellingen willen
geven (in den vorm eener confessie) omtrent hetgeen zij oordeelen. dat hij
gelooven moet. Zoo wordt de gemeene man gebrast onder het juk van ge
wetensdwang. Dat oordeelt men te zijn een goede maatregel van politie.
Waar zou het heen als Jan en Alleman in werkelijkheid zou willen mee
praten over het bestnnr der gemeente. Dat zou in dien Jan en Alleman
eene schandelijke verwaandheid zijn. die men hem, als het er op aankomt,
zou moeten afleeren. En daarom indien de gemeene man durft handelen
tegen den raad van zijn meer ervaren leidsman, die tevens zijn broodheer
is of belooft het te eeniger tijd te zullen wordendan moet hij voelen wat
er op staat en zal men zijn brood ontnemen.
Zieals het zoo in de gemeente moet gaandan zal het algemeene stem
recht geene vrijheid, maar redeloozen dwang, geen zegen, maar haat. ge
veinsdheid en huichelarij medebrengen. Zal het zoo worden Wij hopen
op de deugdelijkheid en op de kracht van het Christelijk geloof, ook in de
lagere standen onzer maatschappij. Wij gelooven, dat er onder de groote
menigte arbeiders, door sommigen met den naam van den gemeenen man
bestempeld, menig werkman is, die door uitnemende hoedanigheden van
hoofd en hart de zinspreuk bewaarheidt: Werk adelt. Hoewel de hoogcre
standen in beschaving gewoonlijk boven den arbeider staangelooven wij
dat de goedonderwezen arbeider in gezonde ontwikkeling van verstand en
hart menigmalen uitblinkt boven velen uit de eerste standenwaarvan som
migen hun leven meerendeels in ledigheid doorbrengen.
Hel is thans een strijd op geestelijk gebied. De eindelijke zegepraal zal
afhangen, niet van eene of andere nog zoo schoon uitgedachte kunstgreep,
maar van de innerlijke kracht van het Godsdienstig geloof. Niemand mag
zich aan den strijd onttrekken, hoe hoog of hoe nederig zijn maatschappe
lijke toestand ook zij. Ook de kleinen en de zwakken en zijwier namen
niet worden genoemd, leggen dikwijls het grootste gewicht in den strijd,
dien het Evangelie der vrijheid door alle eeuwen te strijden heeft. God
weet, of de zwakke stem eener niet-steillgerechtigde vrouw, en het voor
beeld van den niet-stembevoegden arme niet eenmaal zwaarder zullen wegen,
dan het woord van de machthebbenden, die voor goed de wettige heer
schappijvoerders in de gemeente denken te zijn. God weet, of een voorbeeld
van geestkracht en geloof in arme weezen niet de veerkracht zal doen her
leven bij zoovelendie rijk en gezegendhet hoofd moedeloos en de handen
slap laten hangen. Als eenmaal de zedelijke kracht ontwaakt isdan kan
niemand haar voortgang stuiten. Dan zal men niet vreezen en elke
bedreiging zal afstuiten op het groote woord: Men moet dode meer gehoor
zamen dan den menschen." Tijdelijke voordeelcn op te offeren aan 't geen
de slem van het geweten eischt, zal men niet schroomen, ziende op den
grooten Meester, die alles heeft opgeofferd, om ons te brengen tot zijne
Vrijheid.
Wat mij kunnen doen is weinig, maar laat ons dat weinige ook thans
niet verzuimen. Laat ieder, al moeten de voorstanders der vrijheid ook
weder een nederlaag ondervinden, het zich tot een eer rekenen, ook door
het uitbrengen van zijn stem te zijn opgetreden als getuige van het ware
Evangelie der Vrijheid.
Leiden, 20 Maart 1869.
In den loop dezer week werd eene circulaire rondgezonden, waarin hh.
regenten van het weeshuis de leden der lied. herv. gemeente uitnoodigen om
door bijdragen liet tekort op hunne rekening van dit jaar aan te vullen.
Dat tekort zal het gevolg zijn van de vermindering der subsidie uit de
stadskas genoten. De gemeenteraad heeft namelijk besloten de subsidiën aan de
verschillende godshuizen trapsgewijze te doen afnemen en daarmede reeds op
de begrooting van dit jaar een aanvang gemaakt. De ijver waarmede hh. re
genten van het weeshuis aanstonds middelen hebben beraamd, om hunne
pleegkinderen te vrijwaren tegen de nadeelige gevolgen van die vermindering
van inkomsten, zal zeker algemeene goedkeuring vinden. Maar mogelijk
zullen veten met mij het betreuren, dat zij niet liever een anderen weg
hebben ingeslagen. Toen dat besluit van den gemeenteraad bekend werd,
mocht men hopen, dat hh. regenten van het weeshuis daaruit aanleiding
zouden nemenom in liun gesticht die veranderingen in te voerendie
naar de overtuiging van velen, reeds sinds geruimen tijd door het belang
der kinderen gevorderd werden en die nu uit een linancieel oogpunt dubbele
aandacht verdienden. Van die wenschelijke veranderingen wil ik, voor het
oogenhlik, slechts ééne noemen; al schaffing eener eigene school in het
weeshuis. De school van het weeshuis heeft geen goeden naam. Er wordt
beweerd, dat het onderwijs daar niet zoo goed is als op de openbare scho
len. Maar al ware dal zoo niet, al stond het in deugdelijkheid gelijk met
dat op de stadsscholen, dan nog zou het voor de weezen beter zijn. dat zij
de openbare school bezochten. Zij zijn. evenals de andere leerlingen, kin
deren van burgers en zullen later onder de burgerij hun weg en huil bestaan
moeten vinden. De afzondering waarin zij worden opgevoed is onvermijdelijk
door hun verlies van een eigen ouderlijk huis. Maar, in hun belang, moet
die afzondering zooveel mogelijk onschadelijk worden gemaakt. Daarvoor is
geen beter middel, dan dat zij met de kinderen van hun leeftijd dag aan
dag samenkomen op de openbare school. Dan blijven zij te huis in den
kring, waartoe zij door hun afkomst behoorden en zullen zij zich ook later
in (ie maatschappij veel meer op hunne plaats gevoelen. De weezen zijn il
thans eeu soort van vreemdelingen, een eigeii volkje, in de stad. Dat is
verkeerd en dat kan, althans voor een gedeelte, voorkomen worden, indien
zij niet meer op een eigen weeshuisschoolmaar met al de burgerkinderen
op de openbare stadsschool hun opleiding ontvangen. Hoeveel te meer nog
geldt dit alles, wanneer ook het onderwijs van de stadsschool beter is dan
hetgeen zij nu ontvangenIk acht het daarom een hoogst wenschelijke
zaak, dat hh. regenten hunne eigene school afschaffen en voor de weezen
op de openbare school plaats vragen, die hun niet geweigerd mag worden.
Daarmede zou tevens op de begrooting van het weeshuis een veel grooter
som worden uitgespaard, dan die waarvoor de regenten hu onze bijdragen
verzoeken.
Hét is wel onaangenaam te weigerenwanneer er voor wcezen iets wordt
gevraagd, maar ik houd mij overtuigd, dat wij aan de weeskinderen zelve
heter dienst bewijzen, indien wij nu aan hh. regenten, ook bij erkenning
van hunne goede bedoeling, geene bijdragen verleenen. Wordt de wegge
vallen subsidie uit de stadskas telkens door de leden der gemeente vergoed,
dan blijft waarschijnlijk alles in het weeshuis op den ouden voet. Worden
daarentegen hh. regenten, door de vermindering van hunne inkomsten, ge
noodzaakt doortastende maatregelen te nemen, dan zal het, hoop ik, niet
bij de afschaffing van hunne school blijven, maar zullen er ook wel andere
verbeteringen volgen, waarom nu reeds ernstig en dringend door de pu
blieke opinie wordt gevraagd.
Leiden, 20 Maart 1869." L. W. E. RAUWENHOFF.
Onder het vorige ministerie met Disraëli aan het hoofd, opvolger van
Derby, beide tory of conservatief, werd door Gladstone, Oud-kanselier van
de schatkist, onder Russell, en leider van de liberale partij, een motie in
gediend, strekkende om de staatskerk in Ierland af te schaffen, in Enge
land of duidelijker gesproken in het Vereenigde Koninkrijk namelijk, is
kerk en staat één, want sedert Hendrik VIII is de koning het hoofd van
de kerk. De staat betaalt de bisschoppen, deze de predikanten (the vicars)
en deze op hunne beurt de hulppredikanten (the curates), doch alles komt
van den staat. In Engeland en Schotland gaat dit alles goeddaar zijn
10000 Protestanten tegen één lloomsche. doch in Ierland is het omgekeerd,
10000 Roomschen tegen één Protestant, en nu geeft de staat subsidie aan
die handvol Protestanten en noemt die de staatskerk en de geheele popu
latie, die Roomsch is, krijgt niets niet alleen, maar moet evenveel aan be
lasting opbrengen als de Engelsche en Schotsche, dus met andere woorden,
voor de Protestantsche religie van Engeland en Schotland en weinige in
Ierland zorg dragen.
Gladstone zegt "dat is onregtvaardighij vraagt geene subsidie van den
staat voor de Roomschen, want dat zou toch niet gebeuren, doch slechts
dit, dat er voortaan in Ierland geene staatskerk zal zjjn en dus voor Ier
land de staat[ zich geheel onttrekken. De conservatieven beweren dat Ier
land is een gedeelte van het Vereenigd Koningrijk, schaft gij dus daar de
staatskerk af, waarom dan niet ook in Engeland eii Schotland. Gladstone
zou daartoe wel te bewegen zijn, doch daartoe is de tijd nog niet rijp. Dat
zou hij er even moeijelijk doorhalen als de koningin af te schaffen en eene
republiek te proclameeren. Maar tl-iompheert hij vooi- Ierlandbinhen tien
jaar volgt Engeland.
Ziedaar de groote kwestie. Vergéet niet dat de laatste ontbinding van
het parlement hiermede iiiets té maken heeft. Die ontbinding was eéh gé-
volg van de aanneming van de reformbill, een nieuwe kieswet, waarbij hét
stemregt aanmerkelijk wérd uitgebreiddaar personendie op kamers wo
nen en een zekere huur betalen, nu ook kiezers geworden zijn. Daardoor
werd eene nieuwe verkiezing noodzakelijk, te meer daar volgens die zelfde
wet sommige plaatsen een vertegenwoordiger meer, andere een minder in
hel parlement hebben.
Maar toen nu de verkiezingen zoo ten voordeele van de liberalen uitvielen
en de geheele bevolking wist dat de liberale partij dit staatsstuk over Ier
land zou te berde brengen, en dus als 't ware Gladstone's motie appuyeerde,
heeft Disraëli en het ministerie bedankt, om, zooals hij 'tzelf uitdrukte,
nu de natie tóöiide aan Gladstoné de kans te willen geven, de Iersclle
staatskwestie te behandelen, hij die kans niét wilde benemen, Ofschoon hij
er zich tegen zou verklaren.
De discussie in het parlement begint heden. Bovenstaand, getrokken uit
een brief uit Manchester, vond ik niet onbelangrijk voor de Leydsche
Couiant af te staan.
18 Maart 1869. Q. N.
AKADEMIE-VTEUW8.
PROMOTIE AAN DE LEYDSCHE 1100GESCH00L.
Den 20<tfn Maart de heer W. F. Switzar, van Wateringen, in de genees
kunde. na verdediging van zijn akademisch proefschrift: verslag van de
verloskundige kliniek en polikliniekaan de Leidsche hoogeschool, gedu
rende de akademische cursus 1866 - 1867 en 1867868.
Denzelfden dag de heer J. W. van Oosterzee, van Rotterdam, in de reg-
ten, met stellingen.
Gewezen vonnissen in strafzaken door het Kantongcregt te Leyden, op
den 8sten Maart 1869.
1 wegens zonder vergunning op gemeentegrond laten ioopen van kippen.
1 wegens het vervoeren van asch in niet overdekte wagens.
2 wegens hel werpen van asch in het water
1 wegens het rijden op de kleine straatsteenen.
1 wegens het los en zonder toezigt laten staan van een bespannen hondenkar.
2 wegens het vervoeren van beer in een niet overdekte schuit.
2 wegens hel verontreinigen der straat.
1 wegens het ongedekt dragen van vuue over de straat.
1 wegens na zonsondergang verkoopen van vuurwerk.
2 wegens het werpen van asch op de straat.
2 wegens hij nacht laten liggen van een schuit met opgevischt stroo.
1 wegens het baggeren in gemeentewater zonder daartoe geregtigd te zijn.
1 wegens het schrobben der straat, zonder daartoe bevel ontvangen te
hebben.
2 wegens het bewaren van mest op een open erf zonder vergunning.
1 wegens het baggeren in boezemwater, zonder toestemming van het
Hoogheemraadschap van Rijnland.
1 wegens buiten den daartoe gesteldcn tijd een secreet te ruimen.
1 wegens zonder acte met schakels te hebben gevischl.
Te Leyden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.