LEYD8C1ÏE
COURANT.
1808.
VRIJDAG 28 AUGUSTUS.
N°. 1
STADS-BERIGTEIV.
e It
De Courant wordt MaandagWoensdag en
frijdag uitgegeven. Die van Maandag komt
uit Zaturdag avond.
De prijs der Courant is ƒ3.per vierendeel
jaars. Afzonderlijke nommers zijn legen 10
Cents verkrijgbaar.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEYDEN,
Gezien de adressen van: 1°. Steven Ouwerkerk, korendrager, 2®. Jacobüs Lode-
vicüs Martijn, smid, 3°. Johannes Kerkvliet, koopman, 4°. Lucas van der
K.aay, kuiper, en 5°. Matthijs Meijers, allen wonende binnen deze gemeente,
vaarbij zij toestemming vragen tot bet houden en mesten van een of meer var-
hens de le in een tuintje achler zijne woning in de Wielmakerssteeg, wijk IJl
n°. 533; de 2e achter zijn buis aan de Korle Langegracht, wijk V n°. 714: de
3e op het erf achter zijn huis aan de Houtmarkt, wijk V n°. 428 Ade 4e achter
zijne woning aan de Cellebroêrsgrachtwijk I n°. 502; en de 5e op het open erf
achter zijne woning in de Tweelingstraat, wijk V n°. 927;
Gezien art. 224 der Algemeene Policieverordening, vastgesteld 24 October 1867;
Doen te weten dat tot het hooren der eigenaars en bewoners van de naast bijge
legene en belendende pandenten opzigte der informatiën de commodo et incom-
tnododoor Burgemeester en Wethouders zal worden gevaceerd op bet Raad-
liais de/.er Gemeente, op Maandag den 31sten Augustus aanst.'s voormiddags te
elf uren; zullende de belanghebbenden verpligt zijn, hunne bezwaren tegen die
verzoeken op dien tijd in te brengen, terwijl, bij verzuim daarvan, zij gehouden
zullen worden zich tegen de inwilliging niet te hebben verzet.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
STOFFELS We»hr. 1. B.
Leiden, 27 Augustus 1868. v. PUTTKAMMER, Secretaris.
BINNENLANDSCIIE BERIGTEN.
LEYDEN, 27 Augustus.
liet gedeelte van het garnizoenbestemd om aan de oefeningen in liet
kauip van Willigen deel te nemen, is lieden morgen naar Gouda op marsch
gegaan. Van daar zullen de manschappen per spoortrein uaar Nijkerk
worden overgebragt en van die plaats naar het kauip marcheren.
In de volgende week, Donderdag 3 Sept., wordt door de administratie
der tl oilijzeren spoorwegmaatschappij op nieuw de gelegenheid gegeven oui
foor een uiterst geringen prijs een logt naar Beverwijk, Alkmaar of den
Helder te doen. Daar bfj de vorige gelegenheid de hier beschikbare plaats-
kaarten binnen weinige oogenhlikken waren genomen en dus aan vele aan
vragen niet kon worden voldaan, zal het den toen teleurgestelden niet
onwelkom zijn dat hun de gelegenheid wordt aangeboden nu nog aan hun
voornemen gevolg te geven. Met den vorigen pleiziertrein van Botterdam
tol den Helder werden 1100 personen vervoerd.
Hij eene gisteren gehouden aanbesteding aan het ministerie van marine,
is o a. de levering van 400 wollen dekens aangenomen door de firma U. J.
van Wensen, a f3 971. per stuk.
De kanier van koophandel en fabrieken alhier heeft aan den minister
van koloniën een adres ingediend betreffende de uitbreiding van den ver
koop van gouvernements-producten in Indie, welk adres wij hier in zyn
geheel laten volgen
De Kamer van Koophandel en Fabrieken te Leyden heeft met groote belangstel
ling kennis geuomen van de beide door de Kamers van Amsterdam en Rotterdam
aan Uwe Excellentie gerigte adressen, waarbij wordt aangedrongen op uitbreiding
van den verkoop van gouvernemeuts-producten in Indië.
Meenende dat hier een groot algemeen belang is ter sprake gebragt, is het ons
gevoelen dat de Karaer van Leyden, evenzeer als andere Kamers, haar oordeel over
een onderwerp van zooveel gewigt niet behoort achter te houden.
Naar aanleiding der bovengenoemde adressen hebben wij ons de vraag gesteld:
is vermeerdering van den verkoop van gouvernements-producten in Indië al dan
niet aan te raden? en, zoo ja, op welke gronden?
De gronden waarom die vermeerdering van verkoop raadzaam moet geacht wor
den, zijn in de adressen van Amsterdam en Rotterdam ontvouwd, en zij zijn voor
ons overtuigend. Ook wij meenen dat het algemeen belang, op de aangevoerde
grondendezen vermeerderden verkoop eischt. Wij hebben echter gemeend niet
met eene enkele verwijzing naar en adhaesie aan de ingediende adressen te moeten
volstaan, maar verpligt te wezen, kortelijk de redenen op te geven die ons oordeel
hierin bovenal geleid hebben.
Een hoofdargument voor ons is, dat wij eenen gekunstelden toestand door eenen
natuurlijken wenschen te vervangendaar wij overtuigd zijn dat de natuurlijkste
weg, d. i. de weg die de overeenkomst tusschen kooper en verkooper zoo vrij en
gemakkelijk mogelijk maakt, tevens op den duur de voordeeligste is. Wij hebben
thans hier te lande eene markt van koloniale productenmaar wij hebben die ver
kregen door een stelsel van kunst- en dwangmiddelen, die met de eerste beginselen
van een gezond handelsverkeer in strijd zijn. De handel kiest zijne markten,
koopt en verkoopt daar, waar, op dat oogenblik,- hem het koopen en verkoopen
het voordeeligst is. Het nederlandsch gouvernement, optredende als handelaar iii
koloniale warenwil zich aan dezen eersten handelsregel niet onderwerpen. Het
wil slechts ééne markt, op eene bepaalde plaats, voor zijne producten houden en
de koopers dwingen zich alleen daar te komen voorzienal ware het hun voordee-
liger op de plaats van productie zelve te koopen. Het gouvernement verliest echter
daarbij uit het oog, dat de markt die onvoordeelig is voor den kooper, zeer spoe
dig ook eene onvoordeelige markt wordt voor den verkooper, omdat de eerste,
dezen handelsdwang weldra moede, steeds naar de middelen zal omzien om zich
daaraan te onttrekken en eene markt te verkrijgen die hem betere voorwaarden biedt.
Dat Nederland zijne koloniale markt slechts kunstmatig en door een stelsel van
dwang verkregen heeft, wordt in den regel niet ontkend. De bewustheid van het
kunstmatig ontstaan dezer markt verraadt zich vooral in de angstige tegenwerping
zoodra er sprake is van terugkeer tot een natuurlijk, vrij handelsstelsel: /'Zullen wij
•onze door het consignatie-stelsel verkregen koloniale markt niet weder verliezen,
•zoodra wij dit stelsel opgeven?"
Wij antwoorden hierop: Gesteld eens, dit ware zoo, zou dan daarin niet juist
het onwederlegbaar bewijs liggen, dat Nederland eene zeer ongeschikte markt voor
koloniale producten ware? En, indien dit het geval ware, gelooft men, dat Ne
derland dan op den duur den vreemden handel zou kunnen dwingen deze onvoor
deelige markt te bezoeken, door vast te houden aan een stelsel, welks onnatuur
lijkheid door ons zeiven moet erkend worden? Gelooft men dat de volkenaan welke
wij onze producten verkoopen, zich zouden laten dwingen voortdurend op eene voor
hen slecht gelegen en onvoordeelige markt te blijven koopen, alléén omdat dit zeer
profijtelijk is voor de nederlandsche schatkist?
Ook deze zijde der quaestie behoort, dunkt ons, wel degelijk in het licht ge
steld en in aanmerking genomen te worden. In onzen tijd hebben kunstmatig ver
kregen toestanden slechts een kort leven. Zoodra de algemeene aandacht gevestigd
wordt op het onnatuurlijke en onredelijke dat aan eenig stelsel te gronde ligt, is
dat stelsel spoedig een veroordeeld en onhoudbaar stelsel geworden. Dit geldt zelfs
voor de grootste en magtigste volkenzal het dan niet in dubbele maten gelden voor
een klein volk, gelijk wij zijn, dat niet eens de middelen bezit om een door de
gansche beschaafde wereld veroordeeld stelsel vast te houden en op te dringen?
Het natuurlijkste en gezondste koloniaal handelsstelsel is voor ons ook daarom het
beste, omdat het aan de vreemde volken alle aanleiding en reden ontneemt om
gewelddadig tegen ons op te treden. Voor een klein volk is niets gevaarlijker dan
zich als een hinderpaal voor andere volken op te werpen en bij eene rigting tegen
de algemeene rigting in te volharden. Al ware het niet het motief der billijkheid
dat ons bewoog het oude koloniale handelsstelsel met al zijne ingewikkeldheden te
verlaten, het motief der voorzigtigheid zou ons daartoe moeten bewegen. Om ons
als koloniale mogendheid te blijven handhaven is eene eerste voorwaarde, dat an
dere volken geen belang hebben dat wij ophouden eene koloniale mogendheid te
zijn. Nooit zekerlijk zal men Nederland zijne koloniën minder misgunnen, dan
wanneer zij eene vrije en voor alle volken openstaande markt zijn geworden.
Wij zijn begonnen het ergste geval te stellenzelfs indien wij onze koloniale markt
in Nederland, door het consignatie-stelsel op te geven, moesten verliezen, zouden
wij daartoe toch moeten besluiten, omdat wij niet bij magte zijn de vreemde koopers
op den duur te dwingen op eene voor hen onvoordeelige markt te blijven koopen.
Doch wij gelooven geenszins, dat, met het te niet gaan van het consignatie-stelsel,
ook de koloniale markt in Nederland zou te niet gaan. Wij hebben nooit eene voor
ons overtuigende reden gehoord, waarom eeu voor het handelsverkeer zoo gunstig
gelegen land als het onze, deze sinds lang gevestigde en bekende markt verliezen
'zou, omdat het tevens eene tweede markt in Indië openstelt. Of deze tweede markt
in Indië eene groote algemeene markt, voordeeliger voor den kooper dan die in
Nederland, worden zal, is nog geheel onzeker. Het is eene proef die men neemt
en de producent d. i. het nederlandsch gouvernement heeft het in zijne hand
z\jne producten in Indië ter marktte brengen in meerdere of mindere mate, in ver
houding tot de betere of lagere prijzen die het daar bedingen kan. Eén ding staat
bij ons vast: indien de indische markt eene groote en veelbezochte markt wordt, om
dat zij den kooper meer voordeel aanbiedt dan de nederlandsche markt, zoo is zij
éék voor den verkooper (het nederlandsch gouvernement) eene voordeelige markt. Bij
den verkoop in Indië heeft het gouvernement reeds terstond dit voordeel, dat het
al de transport- en andere onkosten bespaart aan het consigneren naar Nederland
verbondenen ook niet de risico loopt die onafscheidelijk is van een stelsel dat een
tijdvak van ettelijke maanden eischt tusschen de inscheping en de te-gelde-making
van het product, terwijl intusschen de stand der marktprijzen zeer kan veranderd
zijn. Bij het. verkoopen op de plaats van productie zelve komt daarenboven de ver
kooper onmiddellijk in het bezit van de koopsom, hetgeen hem omstreeks 9 maan
den rente-verlies uitwint. Het groote voordeel aan dezen zoo aanzienlijk bespoedig
den omzet van kapitaal verbondenbehoeven wij niet in het licht te stellen. Elk
handelaar zal het erkennen, en wat voor eiken handelaar een groot voordeel is, zal
dus ook een groot voordeel zijn voor het nederlandsch gouvernement, waar het in
diezelfde hoedanigheid optreedt. Nog op een toekomstig voordeel, dat uit de indische
markt zou kunnen voortvloeijenwillen wij in het voorbijgaan wijzen. Eene markt
van koloniale waren in Nederlandsch-Indië zou, naar het ons voorkomt, de bron
kunnen worden van een levendig handelsverkeer tusschen onze indische bezittingen
en de engelsche koloniën in Australië. En deze nieuwe bron van inkomsten en
vertier zou zekerlijk niet ten nadeele der nederlandsche markt gekocht zijn, want
het is niet aannemelijkdat de Australiërs naar Nederland zullen gaan om hier onze
koloniale producten te koopen.
Hoe meer het gouvernement aan koloniale waren verkoopt, hoe meer het, door
billijke voorwaarden en het gemakkelijk maken van den handel, nieuwe verbruikers
tot zich lokt, hetzij in Nederland, hetzij in Indië, des te ruimer zullen de daardoor
verkregen winsten in onze schatkist vloeijen. Het nederlandsch gouvernement is,
voor deze waren, de eenigc groothandelaar of, juister gezegd, de alleenhandelaar.
Spreekt het niet van zelf dat, daargelaten nog de nieuwe koopers die waarschijn
lijk op de indische markt zullen komen, al wat het gouvernement, door in Indië
te verkoopen. voordeeliger verkoopt, zoo door betere prijzen te bedingen als door
ontzaggelijke besparingen van vracht en risico, door vermindering van rente-verlies
door aanzienlijke bespoediging van den omzet van zijn kapitaalzuivere winst is
voor onze schatkist, in welke toch zoowel de baten van de verkoopen in Indië
vloeijen, als de baten van de verkoopen in Nederland? En men vergete hierbij
niet, dat juist de groote profijten voor de nederlandsche schatkist van den aanvang
af het punt van uitgang en het doeleinde van ons stelsel van gouverncments-kultures
geweest zijn, en dat die groote profijten, zonder welke het nederlandsch staatshuis-
houden nog niet geleerd heeft zich te behelpen, het meest overwegend motief zijn
om dit stelsel nog aan te houden.
Doch worden deze voordeelen voor de schatkist niet weder door nadeelen van
eenen anderen kant opgewogen? Zal het afschaffen van het consignatie-stelsel en
het openstellen der indische markt niet kwijning hier te lande voor handel en ver
tier ten gevolge hebben zal dit niet de ondergang onzer reederijen en der neder
landsche scheepvaart zijn?
Op de eerste vraag kan ons antwoord kort wezen. Juist omdat het nederlandsch
gouvernement in zijne gouvernements-producten alleenhandelaar iskan alleen wat
het gouvernement op zijnen handel wint en verliest, de maatstaf zijn wat Nederland
er door wint of verliest. Het gouvernement zal zelf kiezen waar het verkoopen het
meest voordeeligwaar zijn handel het meest winstgevend is, cn dewijl Nederland
zelf dien handel drijft, kunnen voordeelige verkoopen in Indië niet nadeclig wezen