LEYDSCIIE
mm-
COURANT.
WOENSDAG 29 JULIJ.
STADS-BERIGTEN.
KOHIER DER PLAATSELIJKE DIRECTE BELASTING.
1868.
J)e Courant wordt Maandag Woensdag en
frijdag uitgegeven. Die van Maandag komt
uit Zaturdag avond.
m.
S>' 'Ü?J
>m- 4
'ji
f ..TV-
De prijs der Courant is ƒ3.per vierendeel
jaars. afzonderlijke nommers zijn tegen 10
Cents verkrijgbaar.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEV DEN.
Gezien art 264 der wet va» 29 Jung 1851 (Staatsblad n». 85);
Doen te weten, dat hel kohier »an de plaatselijke directe belasting over
1868 op heden voorloopig is vastgestelden van heden tot en met den 5den
Augustus aanstaande ter Secretarie dezer gemeente (financiële afdeeling),
van 12 tot 3 nren «oor een ieder ter lezing is nedergelegd.
En zal deze door plaatsing in de Lexjdsche Courant worden afgekondigd.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
v. n. BRANDELEK. Burgemeester.
Leyden, 22 Julij 1868. v. PUTTK\MMER, Secretaris.
BURGEMEESTER in WETHOUDERS van LEYDEN,
Gezien art. 7 der Algemcene Policieverordetnngvastgesteld den 24sten
October 1867
Doen te weten, dat door hen. ingevolge art 6 dier Verordening, is be
noemd tot Heer der gebuurte n». 39. van wijk IX, de Heer CORNELIS
CLAMER, in de plaats van den Heer Johannes Bev, overleden.
En zal hiervan openbare kennisgeving geschieden door plaatsing in de
Leydsehe Courant.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
v. d BRAN DELER, Burgemeester.
Leyden 27 Jtilrj 1868. v. PUTTKAMMER, Secretaris.
VERGADERING van den Gemeenteraad van LeydenDonderdag den
30sl,n Juli) 1868, 's namiddags te twee uren.
Onderwerpen
1». Onderzoek van den geloofsbrief van hel nieuw inkomend raadslid.
2». Benoeming van drie leden in hel bestuur over het Werkhuis, buiten
den Gemeenteraad.
3». Benoeming van een leeraar in de natuurlijke historie, aan de gemeente-
instellingen voor liooger en middelbaar onderwijs.
4». Benoeming van een leeraar in de staathuishoudkunde, san de gemeente-
instellingen voor liooger en middelbaar onderwijs.
5". Verzoek van den chirurgijn J. A. Longepee, om continuatie als heel
meester in hel stedelijk ziekenhuis.
6». Rekening van het Evang. Luih. Wees- en Oudenliedenhuis, over 1867.
BINNENLANDSCHE BEKIGTEN.
LEYDEN. 28 Julij.
De kamer van koophandel en fabrieken alhier heeft bjj den minister van
financiën het volgende adres ingediend:
»l)e kamer van koophandel en fabrieken te Leyden heeft de eer zich tol
Uwe Excellentie te wenden, ter vervulling van eenen sinds lang algemeen
gekoesterden wensch, lot herziening namelijk der wet op de brievenposterjj
en lot invoering van een laag uniform briefport.
Wjj meeneu te uiogen beweren, dat een laag uniform briefport van den
beginne af de bedoeling der nieuwe regeling van de brievenposterjj door de
wet van 12 April 1850 (Sibl. n°. 15) geweest is. In liet laatste artikel
dier wel wordt bevolen, dat zij «vóór den 31cn December 1854 aan
eene herziening zal worden onderworpen." Die herziening heelt plaats
gehad bij de wet van 5 Juljj 1855 (Sibl. n». 61) en ook deze wet bepaalde
in art. 12: «De wet van 12 April 1850 (Stbl. n°. 15) wordt vóór 31 Decem
ber 1860 aan eene nadere herziening onderworpen." Ter opvolging van
dit voorschrift is in de zitting der stateu-geueraal van 1860 tot 1861 een
nieuw ontwerp tot nadere wijziging ingediend, dat door de tweede kamer
met 54 tegen 6 stemmen aangenomen doch door de eerste kamer met 20
legen 12 stemmen verworpen is. üok dit ontwerp schreef eene herziening
«vóór den 31en December 1866" voor.
Herziening der oorspronkelijke wel van 1850 is dus niet enkel de wensch
'an liet publiek, maar de wil der wet zel»e. Het is een wettelijk voor
schrift dat nu reeds acht jaren lang onopgevolgd is gebleven en waaraan
het meer dan tijd is eindelijk gevolg te geven, vermits de invoering
'an liet laag uniform port eene hoofdbeweegreder. geweest is die tot het
'oorschrift dezer periodieke herzieningen geleid heeft. Alleen om fiscale
redenen werd in 1850 voorloopig het drieerlei port van 5, 10 of 15 cents
'oor den enkelen brief ingevoerd. De wet van 1855 hragt dit terug tol het
tweeërlei port van 5 of 10 cents, terwijl zij tevens voor de brieven en pak
ketten boven de 15 wigtjes eene gunstiger verhouding lusschen zwaarte en
'facht aannam, dan welke was aangenomen btj de wet van 1850. Het
ontwerp in de zitting 1860 61 aangeboden eindelijk, nam tot grondslag
aan het uniform port van 5 cents voor eiken brief die 15 wigtjes of min
der weegt.
Het is dus, naar het ons voorkomt, een zeer bescheiden aandrang, wan
neer de kamer, de herziening verlangende welke de wet beveelt, thans het
verzoek doet lot invoering van dit laag 'en uniform port, dat, reeds van
1850 af, het doel der nieuwe wetgeving op de brievenposterjj en een alge-
meene wensch van hel publiek geweest is, een port reeds aeht jaren gele
den door de regering voorgesteld en verdedigd door den ecnen tak der
wetgevende rnagt met overgroote meerderheid aangenomen, en door den
anderen tak verworpen op gronden die met het beginsel zelf van hel uni
form port niets te maken hadden.
De invoering van hel laag uniform port is voor ons de hoofdbeweegreden
om de herziening der wet te verlangen. Naar aanleiding echter der adressen
van de kamers van koophandel en fabrieken van Middelburg en Breda over
hel vermissen van een postpakket met aangeleekende brieven cn de waar-
horgen tegen eene herhaling van dergelijk ongeval te nemen, is ook dit ge
deelte der wet, de bepalingen op de aangeleekende brieven behelzende, b(j
ons ter sprake gekomen. W(j meenen met de bovengenoemde kamers, dat,
dewijl de wetgever aan den staat heeft voorbehouden de uitsluitende be
voegdheid" om brieven en pakketten van zeker gewigt, legen het genot van
vracht, te vervoeren, het niet meer dan billijk is, dat de verzendel- tegen
alle schade cn verlies, door schuld of verzuim van den vervoerder geleden,
zooveel en zoo krachtig mogelijk gewaarborgd zij. Waar de staat de me
dedinging der particuliere vervoermiddelen verbiedt en van de brievenposterjj
een monopolie voor zich maakt, spreekt liet van zelf, dal de verzender een
des le grooter regt verkrijgt volkomen zekerheid te eischen van dit ver
voermiddel, van hetwelk hij wettelijk verpligt wordt zich te bedieneh. Dit
doel kan, onzes inziens, bereikt en aan gegronde bezwaren te gemoet ge
komen worden door eene geringe bjjvoeging bjj art. 16 der Wet van 1850,
ten deele gewijzigd door art. 4 der wet van 5 Julij 1855. Dit art. 16
luidt thans aldus:
«De volle geldswaarde, die in den aangeteekenden brief besloten was,
wordt, in geval van vermissing, aan den afzender vergoed, wanneet* die
geldswaarde bij de verzending op het postkantoor aangegeven en daarvoor
een verhoogd aanteekengeld betaald is.
«Dit verhoogd aanteekengeld wordt berekend in evenredigheid van lucent
voor elke 10 aangegeven waarde, doch zat in geen geval voor eeueu af
zonderlijken brief of pakket minder dan 25 cent bedragen.
«De vergoeding is niet verschuldigd," enz.
Hoewel het regt hier door den staat geheven hooger is dah wat particu
liere ondernemers voor het overmaken van geld en geldswaarden eischen
(namelijk IJ per mille in plaats van 1 ptr mille), gelooven wjj echter dat
dit regt voor den staat niet le hoog is gesteld wanneer sommen van een
matig bedrag worden overgemaakt. Wanneer men, om volkomen zekerheid
van vergoeding te hebben, 1000 per post overmaakt, is de betaling van
1.50 niet te bezwarend te achten. Doch, wanneer men grootere sommen
b. v. van 10000, overmaakt, is een verhoogd aanteekengeld van ƒ15 on
zes inziens veel te duur. Wjj zouden dus wenscheo dat achter de 2e alinea
van art. 16 eene nieuwe alinea werd ingeiaschlbepalende dat voor som
men boven de 1000 het verhoogd aanteekengeld slechts 1 per mille be
draagtmaar in geen geval minder dan ƒ1.50.
Wjj bepalen onze wciischen van herziening tol deze twee punten. VV'el
hebben nog andere gedeelten der wet onze aandacht getrokken en met name
de hooge provisie van 1 pCt. voor de postwissels. Eene aanzienlijke ver
mindering dier provisie, 1>. v. tol 4 of j pCt.zou zekerlijk voor het
publiek zeer geriefelijk wezendoeltna kennis te hebben genomen van de
redenen vroeger door de regering legen zoodanige vermindering aangevoerd 2),
hebben wij gemeend daarin te kunnen berusten en ons te vrede te moeten
stellen mei dc invoering van een laag uniform port en eene verlaging van
liet verhoogd aanteekengeld in den zin als boven vermeld is.
Eene herziening der wet op de brievenposierjjwaarbjj deze twee verbe
teringen tot stand worden gebragt, zal zekerlijk dóór het land met groote
toejuiching begroet worden, eu zjj schijnt ons van niemand met meer regt
le inogen verwacht worden, dan van den steller der wel van 1850, door
wien reeds toen liet verlaagd drieërlei port slechts als een overgang werd
voorgesteld, ten einde weldra tot hel eigenlijk doel, het éénvormig laag
porlle geraken."
Aan den gemeenteraad is weder een lid ontvallen, door het Overlijden
van den heer j. H. de Moen op Zaturdag II. Eene slepende ongesteldheid,
die in den laatstcn tijd zijn sclijjnbaar krachtig gestel ondermijnde, maakte
een einde aan zjjn werkzaam leven. Gedurende 17 jaren werd het hem
vergund als lid van den raad de belangen der gemeente té behartigen en
als zoodanig gaf iijjiu het bjjzonder gedurende velé jaren ais lid en voor-
tj Voorgesteld door den minister van financiën van Hallcn verdedigd door zijnen op
volger den minister van Tets van Goudriaa».
Verg. het Bijblad van 1860—61. Bijlagen, 187c veibladz. 745.