BIJVOEGSEL, behoorende tot de Lei/dsche Courant
van Maandag óO Februarij J<S6<S, /V°. AS.
De Arnh. C. meldt, ter algemeenc waarschuwing dat zich daar ter
stede een geval heeft voorgedaan van slepende rottenkruid-vergiftiging, ver
oorzaakt door groen behangselpapier in eene slaapkamer.
Uit Coevorden meldt men dal de stand van het water dezelfde is Die
liooge waterstand veroorzaakt nog al schade; dewijl uit de lianoveraansche
dorpenSchoonebcek en ecu gedeelte der gemeente Oramsbergen thans nie
mand dan met levensgevaar aldaar kan komen. In den N. VV. storm,
eenige dagen geleden, zijn in de gemeenten Dalen en Slcen 4 huizen inge
stort, zonder echter verdere ongelukken te veroorzaken.
Te Nieuwe Schans stond Zaturdag avond jl. plotseling een strooberg
van O. Uoltkamp in brand. Toen men met de blussching bezig was ont
dekte tnen met ontzetting dat een persoon half verknold in den brandenden
berg lag, die bij onderzoek bleek Ie zijn Draining Stëir, beambte te Wie-
meer. Men vermoedt, dat deze man, van Builde terugkomendeonpasselijk
geworden is, in den strooberg is gaan liggen en welligt eene brandende pijp
of sigaar bij zich had. waardoor het stroo vuur heeft gevat. In slaap ge
vallen, ol ten gevolge van een of ander toeval, merkte hij dit zeker niet
en vond zoo zijn dood. De ongelukkige was een oppassend huisvader en
laat eene vrouw met zes kinderen achter.
Onder Baarle-Nassau zjjn Maandag II. twee woningen en aanhoorighe-
den, van de landbouwers Timmermans en Verheycn, afgebrand. Men schrijft
dien brand aan kwaadwilligheid toe. Door hel armbestuur van Baarle-Nas-
san was zekere Thomassen, die lam en stom is, bij den landbouwer Tim
mermans in den kosl besleed. De armlastige hield er eene kip op na die
hem schier eiken dag een ei legde, waarmede hij geregeld de kinderen van
den bouwman wist tc sarren. Timmermans, dal plagen moede, zeide tot
den bestedeling, dal hij wel hem, maar niet zijne kip langer den kost wilde
geven, en hij er zich van moest ontdoen, waaraan de stomme, hoewel
schoorvoetend, gehoorzaamde. Een paar dagen later brak de brand uit,
en twee kinderen van den landbouwer verklaren, fl.it zij Thomassen iets
onder het dak der schuur hebben zien steken weinige oogcnblikken vóórdal
dc brand aldaar uitbrak.
Dozer dagen waren eenige matrozen van een Ier reede van Kamtnckens
liggend Hanoveraanscb schip aan het stoejje». Een jongeling van 22 jaren
had het ongeluk te vallen, waardoor zijn mes in de zijde drong, terwijl het
lemmet afbrak. Na een lijden van eenige uren is hij aan dc gevolgen bezweken.
Te Maastricht heeft een der knechts in eene brouwerij, die zich in
een groot vat bad begeven ten einde het schoon te makendoor het zich
daarin ontwikkelde koolzuurgas, het leven verloren.
In ons nominer van 31 Jan. II. hebben wij een kort verslag gegeven van
Ac op 29 Jan. gebonden zitting van de arrondissements regtbar.kter in-
slallatie van den lieer mr. II. I*. *an Kaathou-n als griffier bij die regtbank.
Wjj zien ons thans in staat gesteld de rede door den voorzitter, mr. J.
van Üuteren, bij die gelegenheid uitgesproken, hier in haar geheel te la
ten volgen.
Edel-Achtbare Heeren
In onze zitting van den 12en November 11. hebben wij met eeu enkel woord ge
waagd van het verlies, dat de Regtbank door den dood van haren griffier, den vori-
gen avond geleden had.
Het zal u niet bevreemden dat ik, door de aanleidende oorzaak tot deze onze za- j
menkomst, mij gedrongen gevoel andermaal te herinneren aan hem, met wien ik
bijna vijfentwintig jaren, op de meest aangename wijze, in ambts- en vriendschaps-
betrekking heb verkeerd en dien wij allen als een zeer verdienstelijk manheb- i
ben leeren kennen en waardeeren.
Eerst zal ik u een oogenblik bezig houden met enkele korte mededeelingen uit
het leven van Moltzer, om daarna, met een eenvoudig woord, regtmatige hulde te
brengen aan zijne kennis, bekwaamheid en regtschapenheid, bepaaldelijk aan de
gaven en deugdendie hemgedurende zesenveertig jarenals griffier bij deze Regt
bank hebben onderscheiden.
Jacob Frederik Constantijn, eenige zoon van Johannes Franciscus Moltzer, werd
den 29en Junij 1784 te Ameide geboren. Vier jaar oud, kwam hij met zijne ou
ders herwaarts, toen zijn vader als Leydsch predikant was beroepen. Sedert en
met uitzondering van slechts twee jaren die hij te Woudrichem heeft doorgebragt,
bij den predikant Ossenberghvan wien hij de Latijnsche en Grieksche talen heeft
aangeleerdheeft hij altijd binnen deze stad gewoondwaardoor hare belangen hem
naauw ter harte gingen. Op achttienjarigen leeftijd werd hij aan onze hoogeschool
als student ingeschreven en heeft hij daar uitnemende leermeesters in de letterkun
dige wetenschappen gevonden, onder anderen Wyttenbach, Siegenbeek, van de
Wijnpersse, en zijne studiën in de regten voortgezet onder de voortreffelijke leiding
van van derKeesselTydeman en Smallenburg, allen mannen, aan wie Moltzer zich
later zoozeer verpligt gevoelde en van wie hij zoo gaarne en zoo dikwijls sprak,
inzonderheid van van der Keessel, in wiens regtsbegrippenin dictaten en geschrif
ten ontwikkeld. Moltzer een bijna onvoorwaardelijk vertrouwen heeft gesteld.
Na een welvolbragt academieleven promoveerde hij den 24en Febrnarij 1810, na
openbare verdediging van eene zeer breed uitgewerkte en hoogst belangrijke disser
tatie over een onderwerp van philanthropische strekking, genomen uit het door hem
met voorliefde beoefend strafregt, '/de causis a reo allegandis ^quae doli mali prae-
sumtionem elidunt." Borgerin hetzelfde jaar als Moltzer geborenen die gedu
rende zijn kort leven altijd diens vriend is geweestheeft van dit proefschrift gedicht
Dit boekske kleve aan 's Regters handen
Dit baken hoed1 zijn kiel voor ''t stranden
Op Themis breeden oceaan
cn van den schrijver:
»Breeky Moltzer! breek de tijger-tanden
Van elk die donschuld aan durft randen;
Zoo klinkt uio naam door stad en landen
En God en menschheid zijn voldaan
Kort na zijne promotieals advocaat van het hof van justitie voor het voormalig
departement Holland toegelatenheeft Moltzergedurende ongeveer tien jarende
practijk met lof en eere uitgeoefendwaardoor hij zich eene zeer gunstige bekend
heid als regtsgeleerde bij zijne medeburgers heeft verworven en is hijals pleitbe
zorger, derwijze geslaagd, dat men zeggen kon dat hij bijna uitsluitend alle practijk
hier ter stede destijds met zijn' waardigen tijdgenoot Mr. Lodewijk
heeft gedeeld. Onder de vele pleidooijendoor hem in belangrijke zaL
behoort er een voor de wegens oproer tegen het toenmalig gezag d<
deelde Rijnlandsche boeren, aan welke rede, niet groote welspre^pnd
Fransche taal voorgedrageneene zeer loffelijke vermaardheid is tefjjbei
Het schijnt echter dat de practicale loopbaan op den duur hem Met
Hij heeft althans eene regterlijke betrekking gezocht, ten gevolge wa%y$|
4en Julij 1819 tot plaatsvervanger bij het Vredegeregt te Leyden is ah^|
bij Koninklijk besluit van 22 Maart 1821 tot griffier dezer Regtbank is'
Opmerkelijk is het en als een doorslaand bewijs van 's mans erkende regtsgeleerd.
heid aan te merken, dat hij, na reeds veertien jaren te zijn griffier geweest, nog
met Mr. Luzac en den hoogleeraar van Assenwaarlijk een uitmuntend drieman
schap, werd aangewezen om over de betwiste regtsmagt der Hoogheemraadschappen
een schriftelijk advies uit te brengen. De belangrijkheid van hun rapport, in 1835
uitgebragt, werd destijds zeer geroemd en nog heden ten dage erkend. Den 18en
September 1838 is Moltzer als griffier bij vernieuwing aangesteld en heeft hij, ge
lijk ik zeidedus gedurende zesenveertig jaren die betrekking bekleed.
Den lten November 1867 is hij in den ouderdom van ruim 83 jaren van ons
heengegaan. Zijne laatste oogenblikken waren kalm en zacht. Aan den morgen
van den 14en November jl. had de teraardebestelling plaats van het stoffelijk over
schot van den ontslapene. Daar waren de familiebetrekkingen en eene schare van
vrienden met ons vereenigd. Er werd gesproken van het goede dat de overledene
aan zijnen zoon en zijne kindskinderen had gedaan, van het goede dat hij aan kerk
en burgerij had bewezen, en allen verlieten den Godsakker met deze overtuiging:
«die daar rust, heeft in de wereld in veel zijn pligt gedaan."
Hij heeft in veel zijn pligt gedaan. Dat woord en geen ander zou Moltzer gewild
hebben dat ter zijner nagedachtenis werd gesproken, innig bewust als hij was, dat
van den onvolmaakten mensch nooit kan gezegd worden dat hij zijn pligt in alles
heeft vervuld. Grootere lofspraak zou de waardige grijsaard niet begeerd hebben
die met schaars geevenaarde eenvoudigheid en nederigheid zijn gansche leven had
doorgebragtdie breede titels noch rijkdom heeft bezeten en al verwierp wat naar
ophef zweemde. Wij zullen de groote bescheidenheid, die de zijne was, eerbiedigen
en zwijgen van de vele en belangrijke dienstendie hij in onderscheidene betrekkin
gen heeft bewezen daarvan zal dan ook wel elders sprake zijn en ons slechts daar
toe bepalen, dat wij van hem, die zoo lang aan onze griffie verbonden was, nog
eens openlijk getuigen wat hij door zijnen aanleg en verstand en door zijn goed,
vriendschappelijk karakter voor ons is geweest.
Moltzer heeft het zeldzaam voorbeeld gegeven dat iemandtot in zeer hoogeu
ouderdom, met stalen ijver en rustelooze werkzaamheid en met bijna onverzwakte
geestkracht zijn ambt tot aan zijn dood waardiglijk blijft bekleeden en daardoor
bewezen wat een mensch vermag, wanneer hij tot het einde wil volharden. Zulke
uitkomsten worden niet verkregen dan door een leven dat gedorst heeft naar kennis
en dat was toegerust met eene, als 'tware, aangeborene wilskracht.
Moltzer heeft, ondanks zijn waarlijk niet sterk iigchaamsgestel en niettegenstaande
het meermalen fel bewogen werd, zijn gansche leven ongeloofelijk ijverig aan zijne
betrekking besteed; werken, altijd werken was zijne begeerte; vijand van de ledig
heid, kende, noch verlangde hij rust. Onvermoeid heeft hij zich in zijnen belang
rijken werkkring bewogen, nog tot in het uur van zijn dood, waarin hij op zijn
sterfbed de aangelegenheden der griffie heeft besproken en de bezorging daarvan aan
anderen opgedragen.
Ge weet het M. H.allende een voor langerende ander voor korteren tijdhoe
hij altijd zijn vlugge pen voor ons gereed had en de zeldzame gave bezat om, kort
en bondig, menig gewigtig stuk in geschrift te brengen, wanneer wij in hoofdtrek
ken hem de redactie daarvan hadden opgedragen. Ge weet het, hoe heusch en
welwillend, hoe hulpvaardig, ter aller ure, hij daarbij was, maar ge weet het ook,
welk een vasten blik en scherpzinnig oordeelwelk een wakkerhelder hoofd en
logisch oordeel Moltzer betoondewanneer wij in ingewikkelde geschillen zijne
grondige en volledige kennis van zaken raadpleegden. Zijne bekwaamheid in de
wetenschap der regtsgeleerdheid had hij te danken aan zijne, als ik het zoo noemen
mag, ouderwetschedegelijke beoefening niet alleen van het hedendaagschemaar
ook van het Oud-Hollandsche en Romeinsche regt en aan zijne groote ervarenheid
in de kennis der wettenwaarbij een uitmuntend geheugen hem zeer diendedaar
enboven had hij groote liefde voor de oude en nieuwere letterenvoor de geschiede
nis, vooral van ons vaderland en der kerk. Alle die studiën hebben zijn onbekrom
pen oordeelzijn milden geest gevormd en de rijke ondervinding van een zoo goed
besteed leven heeft hem tevens geleerd de gevoelens van anderen te eerbiedigen en
met behoud van eigene overtuiging, wisseling van tijden en omstandigheden waar
diglijk in rekening te houden.
Heeft Moltzer zich door groote kennis en scherpzinnigheid onderscheiden, hij had
ook een goed hart. Voor rijk en arm even gereed nam hij zijn ambt waar als een
loyaal, belangloos mensch en wel in die mate, dat wij het elkander dikwijls hebben
gezegd dat, bij de vele zorgen des levens die hij te dragen had, hij de inkomsten
van dat ambt, naar regt en billijkheid, belangrijk had kunnen uitbreiden.
Levenslustig en opgeruimd, soms tot vrolijkheid toe, bleef hij, nog in de laatste
jaren, na het einde der werkzaamheden met ons, wanneer wij de raadkamer nu en
dan bestemden tot een vertrek van gezellig onderhoud, ja soms van scherts, of
bragt hij zijne minzame ochtendbezoekjes aan het parket. Hij was altijd flink,
hupsch en vriendschappelijk.
In die drie karaktertrekken heeft een mijner vroegere medeleden in deze regt
bank hem geschetst en voegde daar op bartel ij ken toon bij: «Wel was zijn tijd daar,
maar toch zulk een oud veteraan ziet men niet gaarne vertrekken"" endoelende
op een opmerkelijk verschijnsel in dit college, schreef hij mij: «Zoo is nu van het
oude personeel der regtbank, tijdens ik er was, niemand daD gij en Tollens meer
over."" «Tijdens ik er was!" Hij die, oogenschijnlijk althans, sterk en gezond,
die opgewekt en gelukkig te midden van zijn gezinmij dit schreef' enkele dagen
na Moltzer's dood, was ook diens vriend geweest en is ook reeds nu niet meer!
Zelf een voortreffelijk manzoo als er niet velen gevonden wordenbegaafd met
uitnemende regtskennis, ook bezield met nimmer verflaauwenden ijver, rijk aan milde
beginselen en edel en onafhankelijk van karakter, zocht hij zoo gaarne naar deug
den en talenten bij anderen en heeft hij die in Moltzer gevonden en erkend.
Ik heb M. H.u Pringle genoemdgedurende dertig jarenvan het eerste tot het
laatste, eene groote eere onzer magistratuur en elf jaren lang een sieraad dezer
regtbank. Zijn naam wekt bij u en bij mij eene aandoenlijke herinnering op,
waaraan wij in dit oogenblik niet verder mogen toegeven.
Moltzer was altijd vriendschappelijkdat was een waar woord dat van hem werd gezegd.
Hij die ons allen zoover in leeftijd vooruit wasliet zich nooit op dat verschil in
jaren iets voorstaanmaar zocht aller genegenheid gelijkelijk te winnenin de over
tuiging dat wij wederkeerig hem daardoor lief' haddenen ge herinnert uhoe hij
elk bewijs daarvanhem door ons betoond op prijs steldemet name hoe erkente
lijk de oude man was, toen wij hem op zijn tachtigsten geboortedag een aandenken
aan dat heugelijk feest en een blijk van onze achting hebben aangeboden. Wat
deed het hem toen goed ons allen zijn opzettelijk daartoe vervaardigd photographisch
portrait, het eerste dat hij maken deed, te schenken en ter herinnering aan dien
dag ons te doen deelen in de feestgave, hem door zijnen zoon gewijd, door diens
uitgave van een zestal kanselredenen over de strijdleuze dezer dagen: «Wat dunkt
u van den Christus?'"
Hoe Moltzer die gewigtige vraag zou beantwoord hebben Zijn zoon heeft het
toen gezegd; genoeg voor ons dat wij kunnen verklaren dat onze afgestorven vriend
vele christelijke deugden heeft geopenbaard, door zijne nederigheid, door zijne liefde
tot den naaste, waardoor hij menig moeijelijk offer heeft gebragt en veel eigen
genot klein geachtindien het strekken kon omzooveel hij vermogtanderen
ter hulp te komen, door zijne gelatenheid in alles wat hem wedervoer, bij het bui
tengewoon grievend leed dat hij zelfs nog in zijn laatste levensjaar heeft moeten