Tot notaris te Hulst is benoemd de heer tnr, J. G. van Deinse, advo
caat en cand.-notaris aldaar, in de plaats van den heer mr. F. van Deinse,
op zijn verzoek eervol ontslagen tot notaris te Nieuwer-Ainslel is benoemd
de heer D. van Osenbruggen, cand.-notaris te Amsterdam, in de plaats van
den heer J. \Y. Roeloffs Valk, op zijn verzoek eervol ontslagen.
Tot ontvanger der directe belastingen te Hijum (Friesland) is benoemd
de heer J. Troelstra, thans commies bij de directie te Groningen.
De minister van binnenl. zaken zal Zaturdag aanst. geen gehoor verleenen.
De firma's Dros en Gebr. Tieleman, te Leyden, T. P. Viruly en C°.
te Gouda, en Schuurman en C°. te Utrecht, hebben zich tot de tweede
kamer gewend met eene memorie van bezwaren tegen den accijns op
de zeep.
De afdeelingen van de tweede kamer hebben zich heden bezig gehou
den met het nader onderzoek der wets-ontwerpen uitmakende de Indische
begrooting voor 1868.
In de zitting van de tweede kamer van heden heeft de heer Storm
van 'sGravesande verzocht eene vraag te mogen rigten tot den minister van
binnenl. zaken. Dit hem door de kamer toegestaan zijnde, kwam hij terug
op het motiveren der verklaring door den minister in de vorige zitting
namens de regeriug afgelegd; hij meende dal daarin iets onbestemds lag,
dat nadere toelichting vereischle, en daarom vroeg hij: Wat bedoelt de
regering door de afkeuring van het «regeringsbeleid omtrent het behoud van
den vrede?" Zooals die zin gesteld was, waren er verschillende gevolg
trekkingen uit te maken. Het was rooeijelijk te onderstellen dat de bedoe
ling was geweest te verklaren dat de kamer had afgekeurd het behoud van
den vrede.
De minister van binnenl. zaken zeide o. a.: Dal besluit is genomen niet
overijld, maar na rijp beraad, want men zal begrijpen dal de regering een
paar dagen te voren de mogelijkheid dier verwerping voorzag. Ik heb de
eer gehad aan de kamer van dal besluit kennis te geven in enkele eenvou
dige woorden, en de omstandigheden vorderden daarbij eenige redenen te
voegen. Het is niet te ontkennen, dat de discussiën voornamelijk betroffen
het regeringsbeleid van den minister van buiten), zaken omtrent twee zaken
1°. het behoud van den vrede in 1866 en in 1867, en 2°. de losmaking van
Limburg van den Duitschen bond. De houding van dien minister ten aan
zien dezer qnaesliën werd door talentvolle sprekers gecritiseerd en de afstem
ming der begrooting van buitenlandschc zaken (nadat twee amendementen
daarop waren voorgedragen en aangenomen) was gebaseerd op die kritiek.
Vraagt men nu: is hel onze meening dat de meerderheid der kamer het
behoud van den vrede heeft afgekeurd? Wij hebben dat niet gezegd en
daaraan niet gedacht. xMaar onze woorden waren zoo duidelijk, zoo eenvou
dig, zoo ondubbelzinnig, dat zij bevestiging vinden in het gansche Bijblad.
De heer Storm van 's Gravesande gaf daarop te kennen dat het beter ware
geweest te spreken van een verschil over hel regeringsbeleid ten opzigte der
buitenlandsche aangelegenheden.
De credietwet voor het dep. van justitie en eenige andere wets-ontwerpen
werden aangenomen. Zaturdag behandeling van eenige wets-ontwerpen en
beslissing of de credietwet voor binnenl. zaken al of niet in de sectiën zal
behandeld worden,
Bij de stemming over het hoofdstuk buitenlandsche zaken, in de zit
ting van eergisteren, hebben tegen die begrooting hunne stem uiigebragt de
hh. van Beyma thoe Kingma, Stieltjes, Fransen van de Putte, Godefroi,
Jonckbloel, Westerhoff, Dumbar, Beens, Gulje', de Lom de BergHingsl,
Gratama, Zylker, Moensvan der Maesen de Sombrefl, Hollingerus Pijpers,
de Boo van Alderwerelt, van Eek, de BiebersteinStorm van 's Grave
sande van DeldenMensonides, van Blom, Dam, Viruly Verbrugge, Geert-
sema, Dullert, Thorbecke, de Raadt, van der Linden, van Kerkwijk,
Kerstens, Wybenga, Fokker, van Limburg Brouwer, Reinders, Heemskerk
en Blom. Vóór hebben gestemd de hh. Bichon van IJsselmondc, van Sy-
pesleyn, Wintgens, van Naaroen van Eemnes, Pijnappel, Insinger, Keu-
chenius, Luyben, de Casembroot, Kien, HeydenrijckJ. K. van Golistein
Saaymans Vader, Hoekwater, van der Uncht, Taets van Amerongen, van
Rappard, Haffmans, W. van Goltstein, van Lynden van Sandenburg du
Marchie van Voorthnysen, Hoffman, Begram, van Wassenaer Catwijck,
Simons, van Hardenbroek van Loekhorsi, van Foreest, de Brauw, van
Zinnicq Bergman 's JacobVerheijen Bots, van Lildh de Jcude Rochussen
van Nispen van Sevenaer en de voorzitter.
Voor de burgerlijke kamer van het prov. geregtshof werd gisteren een
proces behandeld, waarin de volgende partijen optraden: C. Majorie, geb.
Gelens c. s., appellante van een vonnis van de regtbank te Leiden van 2
Nov. 1863, tegen P. G. Hubrecht c. s.regenten van bel gereformeerde
oude mannen- en vrouwenhuis te Leyden, geïntimeerde, en de algemeene
commissie van liquidatie voor de weeskamers, medegeïntimeerde. Bij fidei-
commissaire beschikking in den jare 1794, genomen door de echtgenooten S.
over eenige Engelsche fondsen ten behoeve van een neef en nicht, kwamen
die onder aanwijzing der uitkeering van de interessen, en de bestemming
van het kapitaal, onder administratie van de wecsmeesteren van Leyden.
In een bij hel testament aangewezen geval zou het geïntimeerde geslicht
een kwart van het legaat bekomen. Dat gesticht, hel geval aanwezig ach
tende, vorderde dat deel nu op van de medcgeïoiimeerdendie waren opge
volgd a3n de gecommitteerden der voormalige weeskamer te Leyden. Bij
vonnis van 16 Januarij 1849 werd de eisch door de regtbank te Leyden
toegewezen. Bij exploit van 3 Mei 1862 verzetten zich de appellanten, die
cessionarissen waren geworden van de erfgenamen der legatarissen, tegen
dat vonnis, dat hunne regten benadeelde eti eischten voor de regtbank te
Leyden vernietiging van dit dictum en verder afgifte en rekening en verant-
woording door het giïntimeerde gesticht. De regtbank vernietigde haar
vonnis van 16 January 1849, voor zoover der eischers belangen daarbij be
nadeeld waren, doch ontzegde den eischers de verdere vordering tot afgifte i
en hel doen van rekening en verantwoording. Van dit kwamen deze in
hooger beroep, dat thans aan 's hofs oordeel is onderworpen. De pleidooijen
werden gevoerd, voor de appellante, door de hh. mrs. G. M. van der Lin
den en J. P. R. Tak; de geïntimeerde, door de hh. mrs. J. Kappeyne van
de Coppello en J. de Greve, en voor de medegeïntimeerde, door den heer
mr. G. Delprat.
In de gisteren gehouden zitting van den gemeenteraad alhier is o. a.
ingekomen een voorstel van de lieeren Eyssell, van den Burgh en de Pinto,
om den minister van binnenl. zaken de afbraak van de Gevangenpoort te
verzoeken.
BUlTKNLANDSCHi!] BËIUGTKN.
ËVUKL i v I».
LONDEN, 26 November.
In het lagerhuis heeft de heer Disraeli een crediet van twee mil-
lioen aangevraagd voor de expeditie naar Abyssinië. Wij staan, zeide
de minister bij die gelegenheid, tegenover het historisch feit, dat er maat
regelen genomen zijn om de vrijheid der gevangenen te verkrijgen. Toen
het ultimatum verworpen was, was niets anders mogelijk dan gewapender
hand de eer des lands op te houden. Generaal Napier heeft bevel mede
gekregen om zonder uitstel de invrijheidstelling der gevangenen te eischen, en
zijne vordering te ondersteunen met kracht van wapenen. De kosten der
expeditie, wanneer deze duurt tot April, omstreeks welken lijd het voor-
zigtig zijn zal de troepen terug te doen komen, zou 3£ millioen bedra
gen en nog 380,000 meer, zoo wij in de noodzakelijkheid mogten komen,
de troepen, die uit Indië genomen zijn, daar te vervangen. Van die
sommen zouden echter in dit financiële jaar slechts twee millioen betaald
moeten worden. De heer Lowe maakte aanmerking op de overhaaste han-
delwyze der regering, die tot handelen was overgegaan zonder het parle
ment te hebben geraadpleegd. Hij trad ook in eene ongunstige beoordee
ling van den weg, dien men plan heeft de expeditie te doen volgen. Lord j
Stanley heeft daarop aangemerkt, dat evenmin de regering als het parlement
verantwoordelijk waren voor het bestaan der Abyssinische quaestie. De
eerste consul was daarheen gezonden in 1848. De verwachtingen, waarmede
die zending in verband stondhadden zich nooit verwezenlijkt. Theodortis
vreesde zijn gezag tegenover zijn onderdanen te zullen beiiadeelen, zoo hjj
de gevangenen losliet. De onderkoning van Egypte had aangeboden ter zake
der gevangenen een gezelschap naar Theodorus te zendendoch dit aanbod
was afgeslagen; want Engeland had eene vernedering ondergaan en hel moet
zijn gezag in het oosten handhaven. De moeijeltjkheden der expeditie wa
ren dikwijls zeer overdreven voorgesteld, en hy geloofde niet, dat men
ernsligen tegenstand zou ontmoeten. De hh. Horsman, Ayrtoun en Osborne
hebben de regering gegisptomdat zij het parlement niet vroeger geraadpleegd
had. Laatstgenoemde spreker beschouwde de Abyssinische expeditie als eene
der nadeelige gevolgen van lord Palmersions politiek. De heer Layard ver
dedigde het gedrag der regering, en gaf vervolgens aan het huis kennis dat
de heer Cameron tol consul te Massorah was benoemd geworden, omdat
Frankrijk voornemens was geweest een etablissement te vestigen aan den
ingang van de Noordzee. De heer Gladstone zeide de regering zijne onder
steuning toe. Het gevraagde crediet werd toegestaan.
Lord Russell zal op 9 Dec. in het hoogerhuis een viertal verklaringen
voorstellen, waarvan de strekking is om de wenschelijkheid te doen uit
spreken eener verbetering van het lager, middelbaar en hooger onderwijs,
en van de aanstelling van een minister van onderwijs.
Uit Caïro is het volgende berigt ontvangen: Honderd Abyssinische dor
pen hebben hunne diensten aan de Engelschen aangeboden. De stam der
Gallas heeft zich verklaard voor Theodorus'tegenstander. Volgens de laatste
geruchten, zou Magdala, de verblijfplaats der gevangenen, door de op
standelingen zijn ingenomen.
Bij de teregtslelling van de drie Fenians zijn buitengewone voorzor
gen genomen. Achter den muur van de gevangenis stonden op eene verhe
venheid een aantal soldaten met geladen geweer, om zoo het noodig werd
over den muur op het volk te kunnen vuren. Desgelijks waren schietgaten
uitgebroken in twee torens van het gebouw, waarbinnen zich ook militai
ren bevonden. De veroordeelden hebben tol op het laatste oogenblik ge
hoopt genade te zullen krijgen.
De policie heelt weder een Fenian,- Burke genaamd, in hechtenis ge
nomen. Toen deze zich verzette dreigde de policiedienaardie volgens de
nieuwe bepalingen een cylinder-pistool bij zich had, hem neêr te schieten,
hetgeen het gewenschte gevolg had.
Zondag morgen is te Dublin, terwijl een inspecteur van policie en
een agent voor het policie-bureau stonden, door een voorbijgaanden man
een pistool op hen gelost; ondanks de pogingen, om den dader Ie vatten,
gelukte het hem onder de menigte te ontsnappen. Vrijdag Ie voren heeft
men nabij Ballymahon een welgesteld landbouwer vermoord gevonden; men
schrijft deze gruweldaad daaraan toe, dat hij zich sterk tegen de veroor
deelden van Manchester had uitgelaten.
Een der scheeps officieren van de Doure schrijft aangaande de uitwer
king van den orkaan te St. Thomas o. a. het volgende: De werven, die
zich aan den oever bevonden waren verdwenen de straten opgevuld met
gebroken scheepshontwerkzinken daken, steenenlakken van koknsnoot-
palmeu, huisiaad enz. Men zag huizen, die van hunne fondamenten geligt
waren, op verscheidene ellen afstands overeind staan. Eene eetkamer, op
de bovenste verdieping van een huis, dat den heer J. IJ. Cameron behoorde,
werd door de lucht geslingerd en kwam in een belendenden tuin neder, doch,
tot aller verbazing, zonder dat de lampen en karaffen gebroken waren.
Op eene andere plaats zag men onder bergen van verbrijzeld bout een an
ker, verscheidene wielen van karren, eene piano-forle en platen marmer,
die gedurende den storm als vellen papier door de lucht vlogen. Op ver
schillende punten van het strand zag men een aantal doodkisten, de dooden
bevattende die de zee teruggegeven had.