De ministers van financiën, van oorlog en van marine zullen in deze week geen gehoor verleenen. Door den hoogen raad der Nederlandenkamer van strafzaken is gis teren o. a. behandeld het beroep in cassalie van J. de Koster, ingesteld tegen een arrest van het hof in Zuidholland, waarbij hij lot de straffe des doods is veroordeeld, ter zake van het plegen der misdaad van diefstal bij nacht in de aanhoorigheid van een bewoond huis door meer dan een per soon, met buiten-, binnenbraak en inklimming en zulks met wapenen. Er waren geen middelen van cassatie bij pleidooi of memorie aangevoerd. De adv,-generaal Kömer concludeerde dan ook tot verwerping van het beroep. De uitspraak is bepaald op 10 December aanst. Met het oog op den inierimairen toestand van het dep. van justitieis door den vvaarnemenden minisler eene wjjziging voorgesteld in de aanhan gige wets-ontwerpen tot vaststelling der hoofdstukken IV A en B der be grooting, strekkende om de uitgaven slechts voor zes maanden vast te stellen. In de zitting van de tweede kamer van gisteren zijn de beraadslagin gen gevoerd over hoofdst. Ill (huilenl. zaken der staatsbegrooling). Bjj de behandeling van dit hoofdstuk werd voornamelijk het beleid van den minis ter van dit departement ter toetse, en onderscheiden onderwerpen ter sprake gebragt. Onder deze behoorde het met Engeland gesloten tractaat betrek kelijk de heffing van regten in de wederzijdsche bezittingen ter Kuste van Guinea; liet Ltixemburgsche vraagstuk in verband met de deswege afge- loopen discussiëii; de afdamming der Ooster-Scheldede verbinding van den Noorderspoorweg tusscben Harlingen en Nieuweschans met de Hannoversche Westbaan; de expeditie van Japan met betrekking lot de belangen van den Nederl. handel; de uitnoodiging tot bijwoning van een congres ter regeling van de Iialiaansche aangelegenheden; het Maastractaatin zoo ver de uit voering met opzigt tot Noordbrabant vertraging heeft ondergaan, enz. De lib. Blom, Geertsema HeydenrijckInsinger, Haffmans, Zylker, Hengst, van der Linden, van Eekvan Zinnicq Bergman en de Brauw voer den het woord, waarna de ministers van binnenl. en van buitenl. zaken gemaakte aanmerkingen beantwoordden. Door den minister van btiitenlandsche zaken is o. a. verklaard dat de regering, op de aanvrage van Frankrijk tot deelneming aan de conferentie over de ltaliaanschc zaken, zich het antwoord nog had voorbehouden. Bij den aanvang der beraadslagingen heeft de heer Geertsema ter inzage overgelegd een tweetal brieven, hem door den vorigen minister van buitenl. zaken, den heer Cremers, toevertrouwd, ter regtvaardiging van diens handelingen in het Luxemburgsclie vraagstuk, die door den tegenwoordigen minister waren gelaakt. Dit gaf aanleiding tot eene woordenwisseling en tot de vraag of die brievenals van officiëlen of van officieusen aard beschouwd, en al dan niet in het archief van liet ministerie van buitenl. zaken nedergelegd behoorden te worden. De minister van binnenl. zaken, ad interim belast met het dep. van justitie, verzocht den voorzitter de brieven niet aan den heer Geertsema terug te geven, aan gezien zij lands-eigendom waren. De brieven hadden uitsluitend betrekking tot 's lands zaken, en dagteekenden uit een tijd dat de quaestie van vrede of oorlog aan de orde was, en waren door den vorigen minisler ontvangen toen hij zeker was van zijn aftreden en het tegenwoordige ministerie be noemd was. De heer Geertsema verklaarde dat geen minister van justitie regt had een zoodanig verzoek op zoodanige wijze in de kamer te bren gen en verlangde de brieven terug. De voorzitter was van gevoelen dat hij de bevoegdheid niet had de brieven terug te houden. De minister van bin nenl. zaken meende dat hij de perken der parlementaire eischen niet was te builen gegaan; hij moest echter erkennen dat het door hem geopperd puilt eene regtsqnaestie was. Als de voorzitter dus goedvond de brieven terug te ge»en, dan verzocht hij den heer Geertsema die onder zich te houden. De regter zou dan beslissen of die brieven al dan niet lands-eigendom waren. De brieven werden daarop den heer Geertsema teruggegeven. In de zitting van lieden deelde de voorzitter mede dat door den minisler van buitenl. zaken hem was toegezonden het extract eener missive van den Ned. gezant te Berlijn van 1 Jultj 1866, met verzoek om het op het bureau van den voorzitter neder te leggen ter inzage van de leden. Voorts dat door hem was ontvangen eene missive van den lieer Cremers, ten geleide van de brieven die in de vorige zitting ter sprake waren gekomen, ten einde die aan den minister van biuncnl. zaken uit te reiken. De heer Cre mers constateert echter daarbij dal die brieven dragen bet opschrift parti culier, dat zij niet bevatten het onderschrift »aan den minister van buitenl. zaken" en dat de inhoud duidelijk het particulier karakter doet uitkomen. Die brieven werden daarop door den voorzitter in handen van den minister van binnenl. zaken gesteld. De beraadslagingen over de onderdeelen van hoofdstuk III werden daarna gehouden, ten gevolge waarvan zij op enkele punten wijziging ondergingen. Tot de stemming overgegaan zijnde, wordt het hoofdstuk met 38 tegen 36 stemmen Terworpen. De minister van binnenl. zaken verzocht daarop dat de vergadering voor eenige oogenblikken zou worden geschorst waarop de voorzitter de vergadering voor een half uur schorste. De ministers, die allen tegenwoordig waren, begaven zich daarop naar de ministerzaalom te beraadslagen. De tribunes waren meer dan gewoonlijk bezet. BUITENLANDSCHE BEHIGTEN. BNGIilii.ti ES. LONDEN 24 November. Aan het parlement zijn de stukken betrekkelijk de Abyssinische ex peditie medegedeeld, een boekwerk van bijna 500 bladzijden. Daaruit blijkt o. a. dat dr. Beke, de bekende reiziger, de regering ook met raad bijge staan en o. a. verklaard heeft, dat in die streken geene andere munt gang baar was dan Oosienrijksche daalders van 1781 met den beeldenaar van Maria Theresia. Dadelijk was men van wijd en zijd die muntstukken gaan inzamelen. De Oostcnrjjksche munt had om aan de aanvragen te kunnen voldoenden ouden stempel weder opgezocht en dergelijke goudstukken ge slagen, totdat uit andere bronnen vernomen werd, dat de Engelsche guinjes in Abyssinië zeer goed gangbaar zijn. Intusschen bleek uit de laatst ont vangen Abyssinische berigten, dat de beste munt nog altijd bestaat in rijst. Men heeft plan een telegraafkabel door de Roode zee te leggen en te ver lengennaar gelang dat het leger voorttrekt, ten einde terstond tijdingen naar Bombay te kunnen zenden. Den 276len Aug. was te Magdala bij de gevangenen alles wel. De koning had weder eens eene nederlaag geleden. Slechts e'éne provincie was hem nog getrouw geblevenzijne hoofdstad Debra-Tabor was geheel door de opstandelingen ingesloten. Zaturdag morgen is het doodvonnis aan de drie veroordeelde Fenians voltrokken. De scherpregter zag er zwarigheid in om zijne functie te ver- rigten, omdat hij zoo menige bedreiging, ook een brief had ontvangen, waarin hij gewaarschuwd werd dat hij de Fenians spoedig in den dood zou volgen. Hij deelde dien brief aan de regters mede en gaf den wensch te kennen, dat er ook voor zijne veiligheid buitengewone maatregelen zouden genomen worden. Vrijdag avond was er reeds in de omstreken van de plaats der executie geene mogelijkheid om door de volksmassa heen te drin gen. Dientengevolge werd met behulp der gewapende magl het terrein ont ruimd en de passage op verschillende punten langs den openbaren weg voor rijtuigen en voetgangers en zelfs te water voor de schuilen gesloten. Even wel, in weerwil van al het rumoer en niettegenstaande hel gerucht dat er plannen waren ontdekt om den beul dood te schieten, is alles zonder de minste stoornis afgeloopen. Het schavot was in het front der New Bailey- gevangenis opgerigt en zoodanig langs de hooge balustrade met zwart be hangen, dat men van de veroordeelden enkel het hoofd zien kon. Dit laatste hinderde echter voor de nieuwsgierigen niet veel, aangezien er op het oogen- blik der executie zulk een dikke mist hing, dat het alleen voor de policie in de onmiddelijke nabijheid van het schavot eenigzins mogelijk was de veroordeelden van elkander te onderscheiden. Heden had de aangekondigde treurprocessie plaats, waaraan 3000 personen deel namen. Er werd ook eene lijkrede gehouden, waarin de ter dood gebragte Fenians werden herdacht. De policie, hoewel op alles voor bereid, kwam niet tusscben beiden. De markiezin van Queensberryop het eiland Wight wonende, heeft eene expresse naar Manchester gezonden om aan de vrouw van Larkineen der gehangen Fenians, eene som van 300 ter hand te stellen. Te Belfast hebben verregaande wanordelijkheden plaats gehad, waarbij eenige bakkerswinkels geplunderd zijn. De policie heeft tegen het oproerige gepeupel van hare vuurwapenen gebruik gemaakt. Te Dublin is op twee policie-beambten geschoten; de daders zijn ontsnapt. Te Manchester heb ben 1500 Fenians eenen optogt door de straten gedaan. Met ontblooten hoofde trokken zij voorbij de woningen van Allen en Larkin, die des morgens hun doodvonnis ondergaan hadden. Met de stoomboot Douro zijn eenige nadere berigten medegebragt om trent den orkaandie op 29 October, vooral op S'. Thomas en Tortola, heeft gewoed. Gelijk men weet is het reeds gebleken dat de eerst ontvangen be rigten van eene tijdelijke verdwijning van het laatstgenoemde eiland spre kende, zeer overdreven waren. Op S'. Thomas moet de schade veel aanzien lijker zijn dan op Tortola, uithoofde zich tijdens de hevigste stormvlagen drie zware schokken van aardbeving deden gevoelen, zoodat vele huizen, terwijl de daken werden weggeslagen en de muren stonden te dreunen, geheel en al invielen. In een der berigten wordt gezegd, dat op S'. Thomas 500 personen het leven hebben verloren, en dit wordt in eene andere tijding in zoover bevestigd, dat er 300 lijken langs de kustzijde waren aangespoeld of gevonden, en dat dit nog slechts een gedeelte van de gezamenlijke slagt- offers was. In eene derde mededeeling wordt hierbij de bijzonderheid ver meld, dat er onmogelijk gelegenheid was te vinden om al die dooden spoe dig genoeg te begraven zoodat er niets anders overschoot dan een aantal lijken te verbranden, hetwelk dan ook aan den zeekant heeft plaats gehad. De meeste aangespoelde lijken waren door de haaijen en andere visschen erg gehavend, doch al ware dit niet het geval geweest, zoo viel er toch, te midden van de algemeene verwarring niet aan te denken om eenige po gingen tot herkenning aan te wenden, te meer omdat het geheel aantal van 300 lijken binnen nog geene 48 uren bijeen was, terwijl men wegens de verpestende lucht, die uil deze massa ontstond, maar zooveel mogelijk spoed moest maken om ze te doen verdwijnen. Zooveel scheen zeker dat de meeste omgekomen personen tot het scheepsvolk en de passagiers der in die wateren aanwezige schepen behoorden. Wat de schepen betreft, er waren in het geheel vóór den storm ongeveer 80 in de haven en deze hebben allen in meerdere en mindere mate schade geleden. De orkaan duurde van 's mor gens 11 lot 's namiddags 3 ure, maar was lusschen 12 en 2 ure het hevigst, lu dien korten tijd zijn twee derde gedeelten van de ellendige woningen der stad omgewaaid; het gevangenhuis is vernield, zoo mede de kerk, hel gasthuis, de steiger aan de landingsplaats, hel schoolhuis, de kapel dei Wesleyaansche gezindte, en het armhuis. Alles was groen en bloeijend, De stormwind ging over het eiland, en nu is er geen vruchtboom of andere boom meer te zien. Op de verschillende West-Indische eilanden en ook hier te lande wor den giften bijeengebragl ten behoeve van «de nagebleven betrekkingen der genen, die op St. Thomas, Tortola, enz. het leven hebben verloren. f'KAAI KKUH. PARIJS, 24 November. Uit de van wege de regering openbaar gemaakte bescheiden blijkt dal het denkbeeld van eene conferentie over de zaak van Rome nu laatstelijk het eerst van Italie's zijde is geopperd, en wel door het ministerie Rattazzi. Onder die bescheiden is ook eene depêche van den Franschen zaakgelai tigde te Rome, van den 6den dezer, die het volgende inhoudt: »lk heb dei kardinaal staats-secrelaris Anlonelli gezind bevonden tot goedertierenheid. Ei zal niemand worden vervolgd wegens de volksbesluilendie door de pause Ijjke regering als de uitkomst van valsche stemmingen worden beschouwd."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1867 | | pagina 2