Art. 67. Asch of vuilnis mag na twaalf uren des middags niet opgehaald worden. Asch mag niet verzameld of vervoerd worden dan in overdekte en van achter met deuren of zeilen gesloten karren of in overdekte vaartuigen, zoo dat er geene ver stuiving plaats heeft. De asch- of vuilniskarren mogen niet overladen wor den en het uitziften der aschgedurende de inzame ling en het vervoeren, is verboden. Art. 68. Alle puin, aarde, klei, uitgedolven grond of diep- goed, hetwelk van de erven of gronden van particu lieren gehaald wordt, moet dadelijk uit het huis of erf, waarvan of waaruit het afkomstig is, vervoerd worden. De bedoelde speciën mogen niet langer op de straat liggende blijven dan voor de inlading noodzakelijk is. Wanneer dergelijke speciën op gemeentegrond ge vonden en niet op de eerste waarschuwing weggeruimd worden, geschiedt de wegvoering van gemeentewege. Art. 69. Niemand mag op de openbare straat eeuig vee slagten gevogelte dooden bloed of ingewand van dieren, grom van visch of krengen op straat werpen. Art. 70. Het is verboden kalk, sleenen, afbraak, hooi, stroo, asch, beenderen, afval van groenten of van ooft, mest, roet of eenigerlei andere vuilnis op straat te werpen, gelijk mede om vloeibare stoffen op straat te laten afloopen. Art. 71. Voor zooverre bij de Algemeene Strafwet geene andere straf is bedreigd, wordt overtreding der vier voorgaande artikelen gestraft met geldboete van één tot vijf gulden. In het geval van art. 68 kan de regler de van ge meentewege weggevoerde speciën verbeurd verklaren. Art. 72. Het is op eene boete van één gulden verboden aan of op den openbaren weg buiten de daar gestelde waterplaatsen [urinoirs), datgene te verrigtenwaartoe die inrigtingen zijn bestemd. Art. 73. Niemand mag, zonder schriftelijk verlof van Burge meester en Wethouders, eenige sekreten, putten of riolen ruimen of doen ruimennoch eenig beersekreetvuil of gier vervoeren of doen vervoerendan tusschen elf uren des avonds en vijf uren des ochtends. Art. 74. De beer of het sekreetvuil moet dadelijk in digte of overdekte wagens of schuiten buiten de gemeente vervoerd worden. Art. 75. Een iegelijk, hetzij ruimer, verwerker, of eigenaar, die heer of sekreetvuil zal hebben vervoerd, is verpligt om des morgens vóór zeven uren, de straat, langs welke het vervoer heeft plaats gehad, te reinigen. In geval van vervoer van paardenmestmoet de straat onmiddelijk daarna gereinigd worden. Art. 76. Overtreding der drie vorige artikelen wordt gestraft met eene geldboete van één tot tien gulden. Art. 77. Het daarstellen van meststalen in huizen, pakhuizen of erven is, voor zoo verre het niet valt in de termen van bet Kon. besluit van 31 Januarij 1824, zonder schriftelijke toestemming van Burgemeester en Wet houders verboden, op straffe eener geldboete van tien tot vijf en twintig gulden en gevangenis van één tot drie dagen, te zamen of afzonderlijk. TWEEDE AFDEEL1NG. Zorg voor orde en veiligheid op straat. Art. 78. Na zonsondergang mag niemand eenige emmers, manden of andere voorwerpen op straat laten staan, zonder iemand ter waarschuwing daarbij te stellen. Art. 79. Onverminderd de bepalingen der strafwetmoet bij het plaatsen van mest voor keldergaten tegen vorst, deze zóó gelegd wordendat de passage niet belem merd worde. Bij voortdurend dooiweder moet hij ten spoedigste worden weggeruimd. Art. 80. Elke bewoner of bruiker van een pand is, bij glad heid der straten, verpligt, dadelijk na aanzegging van wege den Burgemeester, genoegzaam zand, asch of turf molm op de geheele breedte der kleine straatsteenen langs zijn huis of erf te strooijen. Op die straten en grachtenwelke uitsluitend met klinkers zijn gepla veid, wordt onder kleine straatsteenen verstaan de breedte van twee Nederl. ellen, genomen uit de rooijing der aangelegene huizen. Art. 81. Niemand mag de sneeuw of het ijs van de straten met ijzeren werktuigen weghakken of doen weghakken. Art. 82. Bij invallenden dooi moet de bewoner of bruiker van een pand, binnen drie uren na aanzegging van wege den Burgemeester, de sneeuw of het slijk vóór of rondom zijne woning of zijn erf doen wegruimen en bijeenbrengen, in de straten midden op de straat, op de grachten aan de waterzijde en op de pleinen tot op den afstand van vier ellen uit den gevel of muur. Vóór die aanzegging is het wegruimen of bijeen brengen en het doen wegruimen of bijeenbrengen van sneeuw of slijk verboden. Art. 83. Onverminderd de bepalingen der strafwet, is het op straat werpen van sneeuw van daken of uit goten verbodentenzij er iemand beneden sta en de voor- bijgangers tijdig waarschuwe; die sneeuw moet dadelijk worden weggeruimd. Art. 84. Wanneer er sneeuw of ijs op de straat ligt, mag niemand met schaatsen daarop rijden of glijbanen maken". Art. 85. Niemand mag buiten de vensterramen der boven verdiepingen bloempotten zetten, tenzij binnen behoor lijk bevestigde hekjes. Art. 86. Het is verboden, op straat met sneeuwballensteenen of andere voorwerpen te werpen. Art. 87. Zonder de voorbijgangers te waarschuwen, mag nie mand uit een huis of van steigers iets ophijschen of aflaten. Art. 88. Op gemeente-horden of openbare gebouwen mag niets worden aangeplakt dan rnet goedvinden der policie. Het is verboden stukken, die van wege of met verlof van het openbaar gezag zijn aangeplakt, af te scheuren of onleesbaar te maken. Art. 89. Zonder bepaalde vergunning des Burgemeesters, mo gen goochelaars, rondreizende muziekantenliedjeszan gers, koorddansers of springers hun bedrijf niet op straat uitoefenen. Art. 90. Behalve op het pleiri der Ruïne mag niemaud op straat vliegers of pijlstaarten doen opgaan. Art. 91. Het is verbodendoor op straat met eene zweep te klappen of op eenige andere wijze, paarden te ver schrikken. Evenmin is het geoorloofd achter op rijtui gen te klimmen of zich daaraan vast te klemmen. Art. 92. Alle kaart-, dobbel- of hazardspel, gelijk mede het zoogenaamde pleijeu met centen en het pinkeren-spel, is op straat verbodenonverminderd het bepaalde bij art. 475, n°. 5, van het wetboek van strafregt, omtrent de houders van loterij- of andere hazardspelen. Art. 93. Zonder bevel van wege Burgemeester en Wethou ders, is het verboden uit de bestratingen der gemeente sleenen los temaken of losliggende steenen te verplaatsen. Art. 94. Het is verboden eenige schade toe te brengen aan boomen, plantsoen of bloemperken. Ook het klimmen in de boomen is niet geoorloofd. Art. 95. Het reinigen van de openbare straten, waarvoor de bruikers der bewoonde percelen verpligt zijn zorg te dragengeschiedt door middel van droog bezemen het gebruik van water, of hpt zoogenaamde schrob ben, is verboden. Zoo dikwijls echter de commissaris van policie op een bepaald punt en bij uitzondering het schrobben der straat beveelt, moet de bruiker van het aangren zend perceel dit bevel binnen den tijd van twaalf uren uitvoeren. Het zaud, dat bij herstelling der straten daarop ge strooid wordt, mag niet weggenomen worden. Art. 96. Voor zooverre daartegen bij de Algemeene Strafwet geene straf is bedreigd, wordt overtreding der bepa lingen van de artt. 78, 79, 85, 86, 88, 90, 91, 93, 94 en 95 gestraft rnet eene geldboete van één tot vijf gulden, en overtreding van eenige andere bepaling

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1867 | | pagina 10