Y E R ORDENING
Art. 5.
Die in deze belasting niet zijn aangeslagen en binnen
liet jaar, hetzij als hoofdpersoon, hetzij als vallende
in de termen van art. 4, alinea 3 of 4, der verorde
ning op de invorderingbuizen betrekken, alsmede die
zich in den loop van het jaar binnen de gemeente
vestigenworden op de suppletoire kohieren naar tijds-
gelang aangeslagen.
Bij de berekening van hunnen aanslag, wordt het
kohier der rijks personele belasting van het dienstjaar,
aanvangende den lslen Mei van dat jaar, tot maatstaf
aangenomen. Bij splitsing door verbouwing wordt in
deze gevallen de berekening van den aanslag door be-
ëedigde schatters, door Burgemeester en Wethouders
te benoemen, aangegeven.
Gedaan te Leyden, ter openbare raadsvergade
ring van den 14den February 1867, gewijzigd
in de openbare vergadering van den 14den
Maart en nader gewijzigd in die van den 9dcn
Mei daaraanvolgende.
v. d. BRANDELER,
Voorzitter.
v. PUTTKAMMER,
Secretaris.
Zijnde de heffing dezer belasting goedgekeurd bij
Koninklijk besluit van den 24slen Mei 1867, n". 51,
waarbij tevens is aangehaald de verordening regelende
de invordering dier belasting, van 14 February/14 Maart
1867 (Gemeenteblad n°. 7).
En is hiervan afkondiging geschied waar het
behoort, den 4('en Junij 1867.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
v. d. BRANDELER,
Burgemeester,
v. PUTTKAMMER,
Secretaris.
De BURGEMEESTER eh WETHOUDERS van Leyden
doen te welen, dat door den Raad dier gemeente, in
zijne vergadering van den 14lJen February 1867, is
vastgestelden gewijzigd in de openbare vergadering
van den 14den Blaart dezes jaars, de volgende
regelende de invordering der plaatselijke
directe belasting te Leyderi.
Art. 1.
De belastingschuldigen zijn verpligt, na openbare
afkondiging door Burgemeester en Wethouders, op een
hun toe te zenden billet, opgave te doen van de wijk
en bet nummer hunner woningen, van het aantal kin
deren beneden den ouderdom van achttien jaren, welke
zij ten bunnen laste hebben, alsmede van de bij hen
inwonende personen. Die zoodanig billet niet mogt
ontvangen hebben, moet, ter bekomiug daarvan, aan
vrage doen ter secretarie der gemeente.
Art. 2.
Die verzuimd heeft bet aantal zijner kinderen op
te geven, wordt gerekend zoo vele kinderen te hebben
als, volgens de bevolking-registers, bekend staan in
minderjarigen leeftijd ten zijnen huize hun verblijf te
houden.
Art. 3.
Die meer kinderen beneden de achttien jaren ten
zijnen laste heeft opgegeven dan hij werkelijk heeft,
wordt beschouwd dit ter ontduiking der belasting ge
daan te hebben.
Art. 4.
De berekening van hetgeen de belastingschuldigen
op 1 Januarij van het dienstjaar in de hoofdsom der
rijks personele belasting betalengeschiedt volgens de
opgave van den rijks-öntvanger van dat middel.
Voor hen, die op den le» Januarij van het dienstjaa-
eene andere woning gebruiken, dan waarvoor zij in de
hoofdsom der rijks personele belasting op de loopende
kohieren zijn aangeslagen, heeft die berekening plaats
volgens opgave voor dat perceel over de loopende dienst.
Als aanslag in de personele rijks-belasting voor hen
die percelen gebruikenwaarvan de personele belas
ting staat ten name van zedelijke ligchamenzooals
maatschappijen, sociëteiten en dergelijke, geldt die in
de hoofdsom der rijks personele belasting, voor dat
perceel op het kohier bekend, na aftrek van hetgeen
volgens uitspraak van beëedigde schatters, daartoe door
Burgemeester en Wethouders te benoemen, in even
redigheid ten laste zoude moeten komen dier maat
schappij sociëteit of dergelijke.
Voor personen, die een perceel bewonen, waarvoor
een persoon, elders woonachtig, alhier in de rijks
personele belasting is aangeslagen, wordt naar dien
aanslag het vermoedelijk inkomen berekend.
Art. 5.
De invordering der belasting geschiedt door den
gemeente-ontvanger, krachtens de door Gedeputeerde
Staten goedgekeurde kohieren.
Art. 6.
De ontvanger zendt daartoe, zoodra mogelijk en
kosteloos, aan ieder belastingschuldige een gedagteekend
aanslagbillet. Dat billet moet inhouden den naam van
den belastingschuldige, het bedrag waarvoor hij is
aangeslagen, de termijnen en de plaats van betaling,
de dagen en uren, op welke de gemeente-ontvanger
tot ontvangst der belasting zitting houdt, en de uit-
noodiging tot betaling vóór of op den vervaldag op
straffe van vervolging.
Art. 7.
De gemeente-ontvanger is verpligt, van iedere betaling
onmiddellijk op de aanslagbilletten quitantie te stellen.
Wanneer het aanslagbillet in het ongereede is geraakt,
moet daarvan een duplicaat opgemaakt en tegen beta
ling van vijf cents, behalve het zegelregt, als dit verschul
digd is, aan den belastingschuldige uitgereikt worden.
Art. 8.
De toerekening en afschrijving der betalingen ge-
geschieden in deze orde:
1°. op de kosten van vervolging;
2°. op de zegelregten der quitantiën;
3°. op de oudste der openstaande aanslagen of ver
schuldigde termijnen.
Art. 9.
De aanslagen zijn invorderbaar in zoo vele termijnen
als er na de dagteekening van bet aanslagbillet maan
den in het dienstjaar overblijven.
Art. 10.
Alle kosten van taxatie komen ten laste der belang
hebbenden.
Art. 11.
Bij de invordering moeten de bepalingen van de
arlt. 245, 258 lot en met 262, 264 tot en met
266 der wet van 29 Junij 1851 (Staatsblad n°. 85)
opgevolgd worden.
Vastgesteld door den Raad der gemeente Leyden
in zijne openbare vergadering van den 14(le"
February 1867en gewijzigd in die van den
14den Maart daaraanvolgende.
v. d. BRANDELER,
Voorzitter,
v. PUTTKAMMER,
Secretaris.
Zijnde deze verordening aangehaald bij koninklijk
besluit van den 24slcn Mei 1867, n°. 51.
En is biervan afkondiging geschied waar het
behoort, den 4J™ Junij 1867.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
v. d. BRANDELER,
Burgemeester,
v. PUTTKAMMER,
Secretaris.
Tc Leyden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.