LEIDSCIIE SCIIERPSCHpERHEIlEEMGING. I K ft E Z O W D E X. Aan de Redactie der Leydsche Courant. DE JEUGDIGE HOLLANDSCHE EMIGRANTEN. Gelezen hebbende een door J. L. Stokhuyzen onderleekenden in de leydsche Courant van Vrijdag 19 April II. geplaatst stuk over de jeugdige Nederlandsche emigranten in de Kaapkolonie, zoo acht ik mij, als lid der thans gedefungeerd hebbende Nederlandsche commissie, verpligt, eenige op heldering te geventen einde de lezers in slaat te stellen over de juistheid der ingebragte beschuldigingen te kunnen oordeelen. I)e hier te lande in 1855 ontvangene aanvraag om jongelieden kwam van twee commissiën, die elk op zich zelve handelden: die van de Kaapstad was voor het westen die van Graad Reinet voor het oosten der kolonie. De leden dier commissiën behoorden tot de achtbaarste ingezetenen; daar onder ook predikanten Zij waren dus mannen van vertrouwen. Aan die leden nu werd door den vader of voogd bij hel vertrek der jongelieden door middel van eene notarieele akte de waarneming en uitoefening der vaderlijke magi of voogdij opgedragen, met name, otn de emigranten in huurdienslen te plaatsen en te verbinden bij zoodanige personenals door die commissiën geschikt werden geoordeelden voorts alle zoodanig toe- zigt en gezag over hen uit te oefenen, als de vader of voogd, zelf tegen woordig zijnde, zoude kunnen doen. Van hunne aankomst in de kolonie af hadden de emigranten dus de leden der commissie, waaronder zij res sorteerden, als vertegenwoordigers en vervangers hunner ouders, in geljjke mate als drze laatsten, te eerbiedigen en te gehoorzamen. Hadden zij o>er hunne meesters of dezen over hen te klagen, dan moest men zich bjjgevolg lot de leden dier commissie wenden, die de zaak dan onderzochten en beslisten en naar gelang van den uilslag van het onderzoek werd het geschil door tus- schenspraak der couimissie óf bijgelegdmet of zonder berisping van de in 't ongelijk gestelde partjj, óf de bediende bij een nieuwen meester ver plaatst. Dit ontnam echter niemand het regl, om zich ook, indien hij daartoe termen meende te vinden, tot den plaatselijken magistraat te wen den; van dit middel is nu en dan ook beiderzijds gebruik gemaakt, en door de regterljjke uitspraak was de zaak ten einde gebragt. Gold het misdrijven, dan werd de overtreder tot straf veroordeeld. Kortom, ginds even als hier leeft men onder bet gezag der wet en overheid. Ofschoon nu de Nederlandsche commissie geen regl noch verpligting tol inmenging had, heeft zij uit liefde voor de emigranten en hunne ouders zich nimmer onttrokken om de belangen der eerstgenoemden bij de respec tieve koloniale commissiën voor te staan en aan te bevelenenwanneer haar klagten ter oore kwamen (gelijk na 1858 soms plaats had), die dan mede te deelenen onderzoek en voorziening te verzoeken. Daaraan is dan ook ginds gevolg gegeven, en de niislag teruggemeld; waarbjj dan gemeenlijk de geheele ongegrondheid der klagtof de verregaande overdre venheid bleek. Wat de kleeding der emigranten aangaat, zoo ontvingen dezen het noo- dige, doch bet spreekt van zelf, dat daarbij op een redelijken lijd van duur gerekend werd. en men niet elk oogenblik nieuwe kleederen kon geven, wanneer slordigheid of onzindelijkheid een minder wenschelrjken toestand had te weeg gebragt. Zoo vvas 't ook met liet schoeisel, dat boi- tendien door velen om de warmte uit voorkeur bij het dagelijksche werk niet gebruikt wordt. Dat sommige meisjes zich onzedelijk hebben gedragen, is waar, doch, voorwaar, niet door gebrek aan zorg, maar integendeel, in weerwil van de goede zorgen en het voortdurend toezigt harer meesters en meesteressen. Doch, wanneer eene vrouw niet zelve hare eer bewaakt, dan is het beste toezigt van anderen te vergeefs. Het Kaapsch verblijf is er vle oorzaak dus niet van. Ik mag echter niet nalaten, hierbij te voegen, dat het onze delijk leven dier meisjes, op zeer enkele uitzonderingen nadoor een wettig huwelijk met de mannen, met wie zij hadden geleefd, is achtervolgd ge worden. Op de groote grief van S.dat aan de emigranten een ambacht zou be loofd zijn, en die belofte niet nagekomen is, moet ik bepaald antwoorden, dat die belofte nimmer is gedaan, noch door de Nederlandsche, noch, zoover ik weet, door de Koloniale commissiën. integendeel, dikwijls ge noeg heb ik uitdrukkelijk aan de jongelieden en de ouders medegedeeld, dat ik daarvan geen verzekering geven kondat men aangevraagd had dienst- en werkboden, die meest allen voor huiswerk en boerenwerk zou- W. vraagt, of 't niet wenschelijk zou zijn, ten spoedigste, strenge maat regelen te nemen, om eenige afziglelijke huizen in deze stad af te keuren en althans voor menschen onbewoonbaar te verklaren, in navolging van een dezer dagen van wege bel gemeentebestuur in dien zin genomen besluit te Rreda. Te meer zulks in Leyden noodzakelijker is dan in andere plaatsen getuige de vele ellendige verblijven, gelegen in eenige achterbuurten en ook in de hier en daar nog al talrijk aanwezig zijnde naauwe steegjes of zoo genaamde poortjes. liet hcete saisoen is weder in aantogt, het water in de reeds lang bekende slinkende grachtenin welker onmiddelijke nabijheid zich ook van die naauwe steegjes bevinden, ligt weder gereed, binnen wei nig tjjds zijne dampen om zich heen te verspreiden en ze een ieder in den omtrek als een giftdrank toe te dienen. Zou er dus niet zooveel mogelijk zorg dienen te worden gedragen, om allereerst het oog te slaan op die trekgaatjes, waarin momenteel nog zooveel menschen huizen, en die ge woonlijk ook door allerlei gedierte bezocht worden, welke daarin de voch tige en kwalijk riekende atmospheer door hunne tegenwoordigheid bij dag en nacht nog verergeren? Of behoeft men elkander nog attent te maken, dat de oorsprong van cholera, pest, enz. juist Ie vinden is in die plaatsen, alwaar menschen, opeengehoopt in naauwe vochtige stralen en galen, als mieren door elkander krielen? Een eerzaam burger zou huiveren, wanneer zijne huisdieren zich daarin eens voor eenigen tijd moesten gaar. verlustigenhoeveel meer moet ieder belangstellende in den toestand van het volk niet huiveren wanneer velen zrjner natuurgenooten jaar in jaar uit daarin leven en zich bewegen. Of geeft 't geen aandoenlijk schouwspel, wanneer bleeke en magere kindertjes nog zoogenaamd met elkander daarin spelenomringd door hel overal heen geworpen vuil van menschen en beesten? Het geacht gemeentebestuur, dat reeds zooveel heeft ten uitvoer gebragt tot verbetering en verfraaijing dezer stad, zal ook wel zoo welwillend zjjn, deze regelen te willen beschouwen als eene dringende aanbeveling tot het onteigenen of onbewoonbaar verklaren van de meest onbruikbare gaten en holen, in het belang der volksgezondheid alhier; want zoolang daartoe niet wordt besloten, zal zich zoo spoedig niet eene commissie willen opwerpen voor de vestiging eener verecniging tot oprigting van geschikte arbeiders woningen te dezer stede, zooals te Rotterdam, Zwolle en in andere plaatsen. Leyden, 6 Mei 1867. JSurqcvltjfcc £btattb. ONDERTROUWD: C. Flippo jm. 22 j. en E. Patyn jd. 22 j. - J.J.Broek- veldtjm. 25 j. en P. S. Bink jd. 23 j J. Stoljm. 30 j. en M. G. van der Henstjd. 26 j. H. J. Berkhout jm. 27 j en W. P. Lefeberjd. 28 j. J. Clavan jm. 32 j. en M. C. de Graafjd. 26 j. P. Oostveen jm. 26 j. en C. E. Ouwerkerk jd. 25 j L. Zirkzeejm. 23 j. en M. van Kampen jd. 24 j. J. van Klaverenjm. 20 j en C Pielanen jd. 22 j. A. C. Favjer, wedr. 33 j. en J. van der Meer, wede. 41 j. W.F. Arbouw,jm.29j. en P. Molenaar, jd. 32 j. A. M. van Remmelwedr. 36 j. en J. Lambooyjd. 34 j. J. van Leeuwen jm. 34 j. en W. 11. van Ravesteyn wcde. 52 j. J. Duk wedr. 55 j. en A. van Doe len jd. 45 j. N. Spruytjm. 34 j. en J. van Bergen jd. 23 j. B. Zcilstra wedr. 35 j. en L. de Jong, jd. 30 j. ADVERTENTIEN. Getrouwd: JOHANNES THEODORUS LINDEMAN en Leyden, 7 Mei 1867. MARIA PETRONELLA ANTON1A DE MEERE. Voorspoedig bevallen van eene Dochter Vrouwe W. A. E. ABERSON, geboren DE STURLER. Nieuwer-Amstel4 Mei 1867. Batavia, 28 Maart. Heden overleed, in den ouderdom van nog geen 30 jaren, Mevrouw P. A. OUDEMANS VERDAM. Heden overleed onze geliefde Tante en Behuwd-Tante Mejufvrouw J. G. BOONACKER in den ouderdom van ruim 91 jaren. Uit aller naam, Leiden, 6 Mei 1867. C. A. BOONACKER. Wij, Ondergeteekendenbetuigen onzen innigen dank aan allen die ons hunne belangstelling getoond hebben bij gelegenheid onzer 25-jarige Echt- vereeniging. D. H. KREPS. Leiden, 6 Mei 1867. M. KREPS, Henkes. Voor de deelneming, ondervonden bij het overlrjdeu onzer geliefde Moeder en Zuster, Mevrouw de Wed. J. J. TER LAAG, geb. M. A. Bos, betuigen wij onzen hartelijken dank. Dr. C. TER LAAG. Leiden, 6 Mei 1867. F. H. TER LAAG, Wijnstroom. J. A. BOS. Wij betuigen door deze onzen dank voor de beloonde deelneming bij de ziekte en het overlijden van ons kind. F. S. VAN DE PAVORD SMITS. Leyden, 7 Mei 1867. J. M. VAN DE PAVORD SMITS, HEPP. Voor de vele bewijzen van deelneming, bij hel overlijden van onzen Broeder A. VAN LOG11EM te Deventer ondervonden, betuigen wjj onzen hartelijken dank. J. VAN LOGHEM. Leyden, 8 Mei 1867 L. W. VAN LOGHEM, van den Hurk. De Curator in den insolventen boedel van A. DE GROOT, vroeger Stal houder en Koopmante Leidenzal Zaturdag 11 Mei as., des namiddags te half drie uur, in een der lokalen van het Regtsgebouw te Leiden, ten overslaan van den Heer(Regter-Commissaris van zijn beheer rekening en verantwoording afleggen. De Curator voornoemd A. J. WIJNSTROOM. De oefeningen zullen voortaan plaats hebben aan de Kaserne nabij de voormalige Wiltepoort, des Dingsdags en Donderdags, 's avonds van 7 tot 8 uur. De Secretaris, J. HOOG. den gebruikt wordennaar gelang van de behoefte der meesters. Dit is dan ook het geval geweest. Dal er een of twee als ossenleiders gebezigd zouden zijn, was mij onbekend, en komt mij nog zeer twijfelachtig voor; wel weet ik, dat twee of drie, die uit vrees voor straf wegens oneerlijk heid weggeloopen waren, zich bij vrachtrijders (togtgangers) hadden ver huurd, om zich uit de voeten te maken. In allen gevalle is het feit, in dien het waar is, eene uitzondering. Evenzeer heb ik ouders en kinderen steeds gezegd, dat men ginds door arbeid, vlijt en goed gedrag zijn broed en een burgerlijk bestaan vinden, maar geenszins rijk worden kon. Die nil in weerwil hiervan luchtkasteelen gebouwd beeft, heeft de teleurstelling aan zich zeiven te wijten. Overigens eindigt de voogdij en de verbindtenis voor de emigranten op 21-jarigen leeftijd; zij zijn dan vrij, zich te begeven, waarheen, en dienst te nemen, bij wien of aanlevangen, wat zij willen; zij staan dan gelijk met eiken anderen volwassenen en meerderjarigen emigrantdie door ar beid op eigen verdiensten leven moet; en daar hel loon dan veel hooger is, zoo is er dan gelegenheid, om door vlijtigen arbeid en goed gedrag zijn brood en beslaan te hebben. En dat dit ook werkelijk bereikt wordt, blijkt uit bet voortbestaan dergenen, die in Zuid-Afrika gebleven zijn, en aldaar niet alleen hun brood hebben, maar waarvan 40 a 50 gehuwd zijn, en waaronder de Leydsche D. de GraafF, die goed getrouwd en geacht en bemind is. Ten anderen blijkt dit uit de vele aanzoeken, die ik en an dere leden der commissie van teruggekeerde emigranten hebben ontvangen, en nog ontvangen, om hen toch weder naar Zuid-Afrika te zenden, daar zij het aldaar veel beter hadden. Aan die aanzoeken js, daar de afzendin gen hebben opgehouden, niet kunnen worden voldaan, en zij hehben het nu aan zich zeiven te wijten, wanneer zij. versmadende het brood, dal zij ginds hadden, en teruggekeerd zijnde, zonder eenige zekerheid van beslaan hier te lande te hebben, nu niet weten, wat te doen. 's Gravenhage 3 Mei 1867. F. W. A. BEELAERTS van BLOKLAND.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1867 | | pagina 3