huizen zullen worden rondgebragt en na verloop van drie dagenvan wege den
ontvanger der directe belastingentegen reen worden afgehaalden wordt
dien patentpligligen herinnerd de bepaling van art. 2 der wet van den 24steQ
April 1843 Staatsblad n°. 16), dal zij hun beroep niet mogen uitoefenen dan
nadat zij de helft van hunnen aanslag over het dienstjaar 1867 en 1868 hebben
voldaan, en nadat het verschuldigde over liet voorgaande jaar ten volle zal zijn
aangezuiverd, waarvan zal moeten blijken, alvorens de acten van patent aan hen
kunnen worden afgegeven; dat zoodra mogelijk hunne aanslagbilletten zul
len worden bezorgd, de patentbladen in gereedheid gebragt, en die dadelijk ter
gemeente-secretarie moeten worden afgehaald
dat, met uitzondering der bedrijven, bedoeld bij de tabel n°. 16 der Wet van
den 22sten April 1852 Staatsblad u°. 61), houdende wijzigingen en uitbreidingen
van de Ordonnantie op het regt van patent, van den 21sten Mei 1819 Staatsblad
r.°. 34)de tijd der uitgifte van de door de patentpligtigen in le vullen verklarin
gen van aangifte, voor den jare 1867/68 wordt vastgesteld op den 6den Mei aanst.,
en dat de wederinzameling tegen re§u, door den ontvanger of zijn gemagtigde
geteekend, op den achtsten dag na de uitgifte zal geschieden;
dat de registers der patentpligtigen uiterlijk op den 31sten Mei aanstaande zullen
worden gesloten, en er na dien tijd volstrekt geene verklaringen zullen wor
den aangenomen
wordende ieder patentpïiglige bij deze herinnerd art. 18 der wet op bet regt
van patent, van den 21sten Mei 1819, inhoudende: »dal zij, die bij het aanbieden
«of bezorgen der verklaringen van aangifte, of ook bij hel terughalen van die,
«mogten zijn voorbijgegaanzich niet mogen beroepen op een of ander begaan verzuim
ernaar integendeel gehouden zijn om zorg le dragen, dat de bij de wet gevorderde
«aangiften, verklaringen en aanvragen, welke Ier invulling aan het kantoor van den
«ontvanger der directe belastingen" (op de Breêslraat binnen deze gemeente) ver
krijgbaar zijn, door hen in persoon of door hunne gemagligden behoorlijk ingevuld
»op den daarbij bepaalden tijd, ter zei ver plaatse moeten worden ingediend;"
alsmede art. 37 der gemelde wet, houdende: «de aan het regt van patent
«onderhevige personen, welke, na den afloop van den tijd, tot het doen der aangifte
«bepaald, bevonden zullen worden zich niet, of door valsche, onnaauwkeurige of
«onvolledige opgave, niet behoorlijk van hunne verpligtingen ten aanzien dier aan-
«giften te hebben gekweten, zullen telken reize, wanneer hun verzuim of over-
«treding wordt ontdekt, vervallen in eene boete van niet minder dan 25, en niet
«meerder dan 400 gulden;"
dat, met betrekking tot de schippers, schuitenvoerders, enz., in de tabel n°. 16
der wet van den 22sten April 1852, Staatsblad n°. 61), voorkomende, de eige
naars, va^te huurders en andere vaste gebruikers van binnenvaartuigen, gehouden
zijn, om zich van behoorlijk patent te voorzien; dat, tot de door hen daartoe te doene
schriftelijke aangiften zal worden gevaceerd ter secretarie dezer gemeentevan den lsten
Mei eerstkomende tot uiterlijk den 15den Mei daaraanvolgende, des voormiddags van 10 tot
1 ure, de Zondagen uitgezonderdvoorzoo verre dat beroep niet in den loop des jaars
wordt aangevangen; wordende zij tevens uitgenoodigdom de meetbrieven hun
ner vaartuigen, mits niet ouder zijnde dan vijf jaren, mede te brengen, en al
die inlichtingen te geven, die van hen, betrekkelijk de vaartuigen, zullen worden
gevorderdterwijl er na den 15deQ Mei voormeldgeene verklaringen meer
worden aangenomen, en de gebrekigen, bij ontdekking, zullen inenrreren de boete,
bepaald bij artikel 37 der wet van den 21steQ Mei 1819hiervoren omschreven;
dat voorts alle patentpligtigen, bij tabel nd. 7 der wet van den 16den Junij 1832
bedoeld, zijnde inlandsche en vreemde kramers, welke met kramen, stallen, tafels
enz., hunne waren in herbergen, buizen, kamers of op openbare markten en ker
missen uitstallen, mitsgaders de debitanten in loterijbriefjes, en alle handeldrijvende
en als kooplieden te belasten personen, welke hunne waren ter verkoop, hetzij in
7t klein, hetzij in 't groot, te water of te lande met zich voeren, alsmede de onder
nemers van openbare vermakelijkheden, in tabel n°. 15 genoemd, voor zoo verre al
die patentpligtigen in de algemeene beschrijving voor 1867 en 1868 moeten
worden begrepen, gehouden[zijnzich gedurende de maand Mei, ter bekoming
I van bun patent, aan te melden ter secretarie dezer gemeente, des voormiddags van
10 tot 1 ure, de Zondagen uitgezonderd; zullende er na dien tijd geene aanvragen
meer worden aangenomen, behalve van de zoodanigen, die hun beroep of bedrijf
na dien tijd aanvangen, en alzoo in de bijzondere beschrijvingen worden begrepen,
welke gehouden zijn, zich dadelijk bij dien aanvang van patent te voorzien;
dat ook op den 6dcn Mei aanstaande, een aanvang zal worden gemaakt met
de beschrijving der belasting op het personeel voor het dienstjaar 1867 en 1868.
Zij, welke, bij bet bezorgen der bil lettenof ook bij het terughalen daarvan,
mogten zijn overgeslagen, mogen zich, in geen geval, beroepen op zoodanig
verzuim, maar zijn integendeel gehouden om de vereischte en behoorlijk ingevulde
verklaringen in te dienen ten kantore des ontvangers, alwaar de bil letten ter invul
ling steeds verkrijgbaar zijn
Ken ieder is gehouden de te doene aangiften met zijne handteekening te bekrachtigen.
Ingeval iemand betuigt niet te kunnen schrijvenzal de ontvanger of zijn ge-
magtigde, des gevraagd, de invulling in zijnen naam, en zonder daarvoor eenige
betaling te kannen eischenverrigten, met vermelding der redenen waarom; en
zal de aangifte door den ontvanger of zijn gemagtigde, in tegenwoordigheid van
een' derden persoon en met en benevens dezeworden geteekend na voorafgaande
voorlezing
De belastingschuldigen zullen de door hen in betrekking tot de belasting op het
personeel te doene aangiften, in het algemeen, behooren in te leveren in die ge
meenten, alwaar de belasting is verschuldigd.
Denzulken echter, wier belasting-voorwerpen naar de vier eerste grondslagen,
alle of gedeeltelijk, gelegen zijn of zich bevinden in eene andere gemeente dan die,
waarin zij hun verblijf hebben, zal het vrijstaan de aangifte voor allen, mits alsdan
voor elke gemeente afzonderlijk, Ier plaatste hunner woning of van hun verblijf te
bewerkstelligen.
Zoo wanneer paarden der vierde klasse door denzelfden belastingschuldige in
verschillende gemeenten worden gehouden, zal hij in elk van deze het aldaar ge
houden wordende aantal behooren aan te geven.
Eindelijk wordt den Ingezetenen verwittigd, dat tot tegenschatters voor meerge
noemde belasting zijn benoemd de navolgende personen, als:
DIRK VKLS HEYN, PI ETER GEORGE HOUTHUYSEN,
JAN van LITH, MART1NUS STEPHANUS REYST,
JOHANNES CORNELIS RIJK, CORNELIS CORST1AAN van RIJSBERGEN.
En zal deze door aanplakking en door plaatsing in de Leydsclie Courant worden
afgekondigd.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leyden 30 April 1867. v. d. BRANDELER, Burgemeester.
v. PUTTKAMMERSecretaris.
Te Leyden (er Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.