Ijutrgcrlijfcc
Van 11 tot en niet 17 April 1S67.
PRI IS8E X.
BERLIJN, 17 April.
Het ontwerp der rijks-constitutie is door den rijksdag met 230 legen
53 stemmen aangenomen. Na de aanneming van hel ontwerp werd door
de Poolsche afgevaardigdenbij monde van een hunner, verklaard, dat, nu
het laatste middel tot verhindering hunner gewelddadige inljjvjng bij den
Noord-Duitsclien bond mislukt was, zij allen gezamenlijk onder protest hun
mandaat nederlegdeu. Deze verklaring werd door den voorzitter beant
woord met de opmerking, dat zij door het r.ederleggen van hun mandaat
zich zochten te onttrekken aan het regt van den president om hen tol de
orde te roepen, wegens de namens hen gebezigde uitdrukking van geweld
dadige inlijving. Daarop werd overgegaan lot de orde van den dag.
Nadat graaf von Bismarck heden aan den rijksdag medegedeeld had
dat de bondsregeringen besloten hadden haar zegel aan het ontwerp der
constitutie te geven, is de zitting van dat ligchaam door Z. M. den koning
gesloten. Z M. zeide bij die gelegenheid o. a. het volgende: De tijd is
gekomen, waarop ons üuitsche vaderland door vereenigde kracht zijnen
vrede, zijn regt, en zijne waardigheid kan verdedigen. Het groote werk,
waartoe wij door de Voorzienigheid waardig gekeurd zijn mede te werken,
snelt zijne voltooijing te gemoet. De volksvertegenwoordigingen der afzon
derlijke stalen zullen hare grondwettelijke goedkeuring niet weigeren aan
hetgeen gij iu gemeenschap met de regeringen lot stand gebragt hebt. De
zelfde geest, die hier tot het gelukkig volbrengen der laak bijdroeg, zal
ook daar de beraadslagingen leiden. Zoo mag dan de eerste rijksdag van
den Noord Dnitschen bond zijne werkzaamheden eindigen iu het verheffend
bewustzijn, dal de dankbaarheid des vaderlands hem volgt, en dat het door
hem opgerigte werk onder Gods bijstand zich ontwikkelen zal tot heil voor
ons en voor volgende geslachten.
De sluiting der zitting werd bijgewoond door de koningin en de kroon
prinses, alsmede door vele leden van hel corps diplomatique. Toen de
koning de zaal binnentrad begroette de president van den rijksraad hem
met deze woorden: «Leve de koning, de beschermheer van den Noord-
Duitschen bond!"
Sb4ïb- Telegraaf.
PARIJS, 17 April. De heer Emile de Girardin is, onder aanneming van
verzachtende omstandigheden, tot een geldboete van 5000 frs.en de druk
ker van zijn blad tot een geldboete van 100 frs. veroordeeld.
Kli.L, 18 April. Door den opperpresident is de volgende bekendmaking
uitgevaardigd: «Krachtens ministeriele beschikking zullen alle diensipligtige
Noord-Sleeswijkersdie tot hel Deensche leger overgegaan, doch in Slees-
wijk teruggekeerd zijn om er bestendig verblijf te houden, zonder eenige
uitzondering uitgezet worden, zelfs dezulken die ophouden Deensche onder
danen te zijn en zich later aan de Prttissische militaire wetten zouden
willen onderwerpen.
INGEZONDEN.
Aan den uilgever der Leydsche Courant.
Eindelijk kwam hel toch, waarnaar ik zoo lang gewacht had en hetgeen
mij al bijna twee j'aren was beloofd, namelijk: eene verdediging van de
zijde der 11 oilcommissie, over de behandeling der emigranten aan de Kaap
en inzonderheid die van Graaff Reinet.
Ik voor mij geloof heel wel dat de Edele heer Leemans ook zelf naar
bepaalde voorschriften handelde en dat, toen hij kinderen aannam, hij hun
waarachtig geluk en voorspoed in hun nieuw vaderland voor oogen had;
doch waarom zijn er dan geene geregtelijke slappen genomen om de Kaap-
sche commissie aan hare belofte te herinneren?
De eerste bezending geschiedde in 1856, de tweedewaaronder ik behoorde,
in 1858; en wie kan nu aannemen dat in dat tijdsverloop van twee jaren
geene klagten zijn ingekomen, zoo ja, waarom dan in weerwil dierklagten
nog meer kinderen aangenomen? Volgens den brief van den heer Leemans
slaat de Graaff Reinetsche commissie iu verband met de Kaapsche commissie;
de tl oilconsul, de Wol-Edele heer Truter, zeide mij het tegendeel. Toen
ik bij mijne aankomst in de Kaapstad (10 April 1866) mij beklaagde over
het niet nakomen van de verbiudtenis der G. R. commissie, antwoordde hij
mij dal de beide commission ieder op zich zelve handelden en dat hij er
dus niets aan doen kon.
Wie heeft nu gelijk, de heer Triller, hoofd der Kaapsche commissie, of
de heer Leemans, lid der Roll, commissie?
Wal aangaat de kosten, ik heb drie jaar en elf en eene halve maand
moeten werken zonder cenig zakgeld; de kosten waren 23 14 schil),
of ƒ284 40.
En aangaande de kleedij, in de week liep ik altjjd barrevoets en de
andere kleeding naar evenredigheid. Mijne slaapplaats was in den gang
voor de kamer mijner jufvrouw, gedurende drie jaar, totdat ik weigerde
om dat langer te doen, en om zulke oorzaken wordt men aangemerkt als
brutaal. Gedurende mijnen diensttijd bij mjjne jufvrouw waren er heeren
in de kost, wier kamer ik aan kant maakte en waarvoor zij mij wekelijks
iets gaven, doch dit geld werd mij door mijne jufvrouw afgenomen om
kleederen daarvoor te koopen, zoodat ik gerust zeggen kan dat ik zelf veel
aan mijne kleedij betaald heb. De heer E. du Toit, nu kassier van de
G. R. bank, was een van die heeren, en kan voor de waarheid instaan;
hem breng ik mijnen dank toe voor alles wat hij aan mij heeft gedaan
gedurende mijn verblijf op Graaff Reinet.
Sommige van de emigranten, en daaronder twee broeders, moesten als
osseuleiders barrevoets met lompen bedekt hun dagelijksch werk verrigten
ziedaar iets aangaande de kleedij. Wat aangaat de verdere nakoming van
hel contract, een emigrant van 1856 moest aclu jaren bij zijnen heer blij
ven; in het laatste jaar ging zijn heer insolvent, zoodat hij geene betaling
heeft ontvangen, en dat hij die gelden dubbel verdiend heeft, is waar; jaar
in jaar uit moest hij voor de ossen loopen van G. Reinet naar Port Eliza
beth, eene reis van 22 dagen; de overeenkomst luidt uitdrukkelijk dal elke
drie maanden de secretaris der commissie zorgen moet dat liet verdiende
geld in de spaarbank wordt gezelen in dit geval ziet men duidelijk dat
daaraan niet voldaan is; wanneer men het verlangt, kan ik de namen dier
jongelieden opgeven. Onder de kinderen van alle bezendingen werd ge
sproken, waar dan het ambacht was, hetgeen hun beloofd was. De com-
missiên der beide landen wederspreken de belofte van een ambacht; maar
nu vraag ik op mijne beurt: hoe komen die emigranten aan die vraag?
Hoe het zij, ik weet heel wel (hetgeen ook mijne ouders kunnen getuigen)
dat ik alleen in het vooruitzigt om mijn gelicfdkoosd ambacht te leeren naar
de Kaap ben vertrokken; maar naar het belang der emigranten werd niet
gekeken, alleenlijk hoe en op wat wijze men het meeste voordeel van de
kinderen zoude trekken was het onderwerp der gedachte. Dat er onder al
die meesters wel waren die het waarachtig belang hunner bedienden voor
oogen hielden, wederspreek ik niet, en ook dat er onder de bedienden wel
zijn geweest die het goed hunner meesters ontvreemdden en wegliepen, is
waar, maar als men dan bekend is met de behandeling voordat zij zulks
deden, zal men hen niet meer zoo strafwaardig vinden.
Wat aangaat de meisjes, ach, wat heeft die menschlievende commissie
voor u gezorgd en uwe belangen behartigd; vele van haar zijn lot zedeloos
heid vervallen. Waren deze commission uit burgerlieden zamengesteld ge
weest, wier doel geldelijke belangen was, hoe zou de geheele wereld tegen
u zijn opgestaan en rekenschap van uwe handelwijze gevraagd hebbenmaar
nu zijn hel hh. predikanten en voorname lieden en nu schijnt het alsof men
bang is om die snaar aan te roeren.
Ik voor mij had gaarne tot aan mijn 21!te jaar voor niet willen werken,
als men mij een ambacht had laten leeren, opdat ik in mijnen lateren leef
tijd als een nuttig lid der maatschappij had kunnen optreden. Nil, Edele
Achtbare heeren der commissie, nu bevind ik mij in Holland; op mijne
eigene kosten ben ik hier gekomen, 23 jaar oud, zonder beroep en zonder
de noodige bekwaamheid voor eene of andere burgerlijke betrekking; nn
vraag ik u: wat moet ik aanvangen? Ik zal dankbaar wezen wanneer de
commissie mij dienaangaande iels wil mededeclen.
Kaap de Goede Hoop! met wat andere gedachte ben ik van u weggegaan
als toen wij naar u vertrokken; welke schoone luch t kas t eel en bouwden wij
niet toen wij gezamenlijk op de Jlenriette waren en hoe zijn die vervuld
geworden
Medemakkers! ik heb aan mijne belofte voldaan en hoop dal allen die
nog aan de Kaap zijn, hun vaderland niet zullen vergeten, maar met
mij zeggen:
Dat hij verga, die, diep verbasterd,
Den vaderlandschen grond miskent.
Den grond van zijn geboorte lastert,
En 't heilig graf der vadren schendt!
Hij leev', maar leve een slaaf der slaven!
Zijn rif, verworpen onbegraven
Zij 'l aas waarop 'l gevogelt' brast!
Zijn naam zij elk een vloek in d'oorcn,
En 't kroost, den onverlaat geboren,
Zij ecuwig met dien vloek belast!
Leiden, 16 April 1867.* J. L. STOKHUYZEN.
Aan de Redactie der Leydsche Courant.
lil uwe nommers van 25 en 29 Maart II. hebt u een stuk van den heer
G. G. Snellen opgenomen, dat vroeger aan onze courant ter plaatsing was
opgezonden, doch dat wij, zooals het daar was, niet plaatsen wilden, daar
wij geen enkele reden zagen om den personeelen strijd, lusschen den redac
teur van het blad de Runderpest en ons, die lang genoeg geduurd had,
met een ander voort te zetten. Wij hebben, met den naam van e'én
onzer onderteekendden heer Snellen ophelderingen gegeven omtrent onze
beweringen en hem beloofd zijn stuk te plaatsen, voor zoo ver het de
niet personeele quaestifin betrof. De heer Snellen heeft blijkbaar slechts
enkele nommers van onze courant ingezien of de gealtereerde citaten uit
de Runderpesten gij zult hel ons moeten toestemmen, dat wij moeielijk
kunnen overgaan om ons categorisch te verantwoorden omtrent alles wat
wjj gedurende een paar jaar bijna over deze zaak geschreven hebben zoo
de man, die meent ons terecht te moeten wijzen, het zelf niet in onze
courant gelezen heeft. Wanneer de heer Snellen getrouw ons blad gelezen
had, zou hij er anders over denken.
Ons blad heeft het eerst, nadat de heer Hengeveld ons gezegd had dat
de ziekte, die te Kethel heerschie, volgens hetgeen er van vermeld werd,
de gevreesde runderpest zou zijn, voor die ziekte gewaarschuwd eu op het
nemen van maatregelen aangedrongen. Maar de opgewekte politieke agitatie
is oorzaak, dat er verschil kwam lusschen hen, die in het belang van het
vaderland er naar streefden om de ziekte uil te roeien. Wij waren over
tuigd dat, als niet allen meewerkten, de kwaal door geen macht zou zijn
uit ie roeien, en wij blijven van opinie dat, als de maatregelen slechts ten
halve genomen worden en de wetten en besluiten zoo worden ontdoken als
wij voor onze oogen zagenals er zoo weinig eenstemmigheid tnsschen
verschillende besturen was, dat alles te vergeefs zou zijn, en dat het dan
beter was «Gods water maar over Gods land te laten loopen."
De heer Snellen noemt zijn schrijven onze veroordeeling. Dat is toch
zeker niet in de laatste instantie?
Wij herhalen het, indien de heer Snellen zich de moeite geven wil om
hetgeen wij in al dien lijd geschreven hebben iu ons blad zelf na te zien
en hij blijft dan nog bij zijn beschuldiging, dat wij voorstanders zouden
zijn van niets aan de runderpest te doen, dan zullen wij zijn stukken op
nemen. De personeele quaestign, ook die tegen den heer Hengeveld, kun
nen wij verder niet bespreken. Wij hebben eenmaal voorgesteld de zaak
door het veearlsenijkundig genootschap, waar de heer Mulder en het be
doelde lid onzer redactie beiden correspondeerende leden van zijn, te laten
beslissen; daar blijven wij bij.
Gelief, mijnheer de Redacteur! dit stukje in een uwer nommers op te
nemen en er een exemplaar van aan den heer Snellen op Nippon tc willen
zenden. Gij zult ons met de plaatsing verplichten.
Met verschuldigde achting
UEd. dd.
De Redactie der N. Utr. Courant.
BEVALLEN: J. Schutgeb. de Lange, D. M. 1'. de Koning, gcb. van
Leeuwen Z. A. C. Brieêr geb. van Steenbergen D. A. G. F. Speel, geb.
van der Voorden, Z.N. Oostveengeb Retel, D. M C. I. Kramers, geb.
van WjjkD. A de Meygeb. KnaapD. P. Buitendijk geb. de l'Eclttse,
Z. M. C. van der Stok, geb. Heenhouwer, I).A. van Ojjengeb. van der
VeerZ. J. F. van Asgeb. WinckZ. J. M. R ijsbergen seb. Zand wjjk
D. F. Weijers, geb. Rosdorff, Z. J. W. Bavelaar, geb. de Koning I).
P. de Geusgeb. van der Weyden Z. Ade Kaper, geb. RoombergZ. J.
Kapaan geb. RenierZ. G. Vermond geb. Sjardyn Z A. P Kunst, geb.
May D. A. Sira geb. PiketD. J J. de Meygeb. Paauw Z. E. Duy-
verman geb. LarigereldZ.
GEHUWD: H. Veldhuisen jm. en M. L A. A. Hoekjd. C. ,1. van der
Kaay, wedr. eu G. L. de Vries, wed®. C. Trouwcewedr. en J. Siugeling
wede A. Tegelaarjm. en J. van den Ouweelen jd.
OVERLEDEN H. .1. Bolder Z. ruim 6 vv. J Privé 79 j. A. Colpa
Z., 1 j. en 11 m. M. Loggen 1) 23 j. G. Veldhuyzen Z 2; j. H. M.
van Ovostgeb. Halfheer, 78 j. W. C. van der Wilk Z.4 w. J. van Haar
lem wedc. W. van Tongeren 64 j. J. Frank Z.7 w. A. EikerboutZ.
13 m. I. van der Spree, geb. van den Brec, 76j. 11. B. van der Kaay, Z.,
2 j. en 4 m. J. P. de Haas, D.bijna j j. J. Ouwcrkerk, D.bijna j j.