F
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEYDEN doen le weten, j'
dat door hen, naar aanleiding van art. 1 der Verordening op het Brand-
wezen, van-den 9del1 Maart 1»65 (Gemeenteblad n°. 4), op voordragt van
den Wethouder, voorzitter der Commissie van Fabricage, zijn benoemd
voor den lijd van drie jaren, ingaande 1° Mei e. k., de volgende ambte
naren, als:
tot directeur van het brandwezen: de heer Pieler George Houthuysen;
tol adjunct-directeur van hel brandwezen: de heer Jan van Lilh;
en voortsaan de stads-spuit n°. 1
lot opper brandmeesterde heer Laurens van Leeuwen;
tot brandmeesters: de heeren Pieter van Duuren Jr., Johannes Jacobus
van Amerom, Jacob de la Bye en Johannes Laurentius Fredericus Beens;
tot adjunct-brandmeestersde heeren Johannes Marlinus Hoppenbrouwer
en Arie Abraham Smits;
aan de stads-spuit n°. 2
tot opperbrandmeesterde heer Hendrik Johannes Giezen;
tot brandmeesters: de heeren Simon du Croix, Cornelis Franciscus van
der Linden, Willem Frederik Kiewit en Jacobus de Koning;
tot adjunct-brandmeestersde heeren Jean Anloine Henri de l'Ecluse en
Abraham Boekwyt;
aan de stads-spuit n". 3,
tot opperbrandmeester; de heer Jacobus Engels;
tot brandmeesters: de heeren Gabriël Mizee, Jan Abraham Schreuder,
Gerardus Rietbergen en Petrus Jacobus Creygbton;
tot adjunct-brandmeesters: de heeren Cornelis Corstiaan van Rijsbergen,
en Anton Diedrich Wempe;
aan de stads-spuit n°. 4,
tot opperbrandmeester: de heer Maarten Pieter Meerburg;
tot brandmeesters: de heeren Bastiaan van Driel, Willem Hakkenberg,
Zacharias Antonius Roozendaal en Johannes Cornelis van Venetie;
tot adjunct-brandmeesters: de heeren Herman Anton Sparenberg en Pieter
Jacob Groen;
aan de stads-spuit n°. 5,
tot opperbrandmeester: de heer Gerard Henri Berlrand;
lot brandmeesters: de heeren Pieler van der Kamp, Jan Pieter van Dorp
Hendrik Filippo Jz. en Philippus Johannes van Beek;
tot adjunct-brandmeestersde heeren Leendert Maas en Hendrik vanBorselen;
aan de stads-spuit n°. 6,
lot opperbrandmeester: de heer Bernardus van der Horn Jz.;
tot brandmeesters: de heeren Pieter Helenus Maandag, Willem Leonard
van Amerom, Johannes Philippus Cattel en Pieter Lozier;
tot adjunct-brandmeesters: de heeren Jacobus Leonardus Creyghton en
Hendrik van Zonnenberg
aan de stads-spuit n°. 7,
tot opperbrandmeester: de heer Jean Corneille Rijk;
tot brandmeesters: de heeren Adrianus Verhoog, Daniel de Sauvage, Pie
ter Marks, Jacob van Leeuwen en Hendrik Leonardus de Haas(builengew.);
tot adjunct-brandmeesters: de heeren Frans van Dorp en Marinus Alber-
tus Kiewit;
aan de stads-spuit n°. 8,
tot opperbrandmeester: de héér Hendrik Cornelis Visser;
lot brandmeesters: de heeren Mallhys Willem WijnkoolJohannes van der
Tas Jr.Johannes Rijk en Willem Arie Mulder;
tot adjuncl-branclmeesters: de heeren Cornelis Dirk van der Henst Jp. en
Johannes Hendrik Carlier.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leyden, D. TIFBOEL S1EGENBEEK, Burgemeester.
29 April 1865. v. PUTTKAMMER, Secretaris.
Beschrijving van het patenlregt en de personele belasting
over het dienstjaar 1865 en 1866.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEYDEN doen le weten, naar aan
leiding van een ontvangen besluit van den Commissaris des Konings in de provincie
Zuidholland van den 22slcn dezer maandProvinciaalblad N°. 41houdende eenige
bepalingen ten aanzien der beschrijving van het patentregt over het dienstjaar 1865
en 1866, alsmede naar aanleiding van een gelijk besluit van dezelfde dagteekening
Provinciaalblad N". 40, betrekkelijk de beschrijving der personele belasting voor
het dienstjaar 1865 en 1866;
dat op den l5lcn Mei eerstkomende een aanvang zal worden gemaakt met de be
schrijving der patentpligtigen. bedoeld bij n". 3740 van tabel n°. 14 zijnde de
slijters, tappers, kroeg- en koffijhuishouders, waarvoor de declaratoiren aan de
huizen zullen worden rondgebragten na verloop van drie dagenvan wege den
ontvanger der directe belastingentegen recu worden afgehaalden wordt ge-
melden patentpligtigen herinnerd de bepaling van art. 2 der wet van den 24st™
April 1843 Staatsblad n°. 16)dat zij ban beroep niet mogen uitoefenen dan
nadat zij de helft van hunnen aanslag over het dienstjaar 1865 en 1866 hebben
voldaan, en nadat het verschuldigde over het voorgaande jaar ten volle zal zijn
aangezuiverd, waarvan zal moeten blijken, alvorens de acten van patent aan hen
knnnen worden afgegeven; dat zoodra mogelijk hunne aanslagbilletten zul
len worden bezorgd, de patentbladen in gereedheid gebragt, en die dadelijk ter
gemeente-secretarie moeten worden afgehaald
dat, met uitzondering der bedrijven, bedoeld bij de tabel n°. 16 der wet van
den 22slen April 1852 Staatsblad n°. 61), houdende wijzigingen en uitbreidingen
van de Ordonnantie op het regt van patent, van den 21ste0 Mei 1819 Staatsblad
r.°. 34), de tijd der uitgifte van de door de patentpligtigen in te vullen verklarin
genvan aangifte, voor den jare 1865/66 wordt vastgesteld op den 8sten Mei aanst.,
en dat de wederinzameling tegen recu, door den ontvanger of zijn gemagtigde
geteekend, op den achtsten dag na de uitgifte zal geschieden;
dat de registers der patentpligtigen uiterlijk op den 31slen Mei aanstaande znllen
worden gesloten, en er na dien tijd volstrekt geene verklaringen zullen wor
den aangenomen
wordende ieder patentpligtige bij deze herinnerd art. 18 der wet op het regt
van patent, van den 21sten Mei 1819, inhoudende: »dal zij, die hij het aanbieden
»of bezorgen der verklaringen van aangifteof ook bij hel terughalen van die
«mogten zijn voorbijgegaanzich niet mogen beroepen op een of ander begaan verzuim
«maar integendeel gehouden zijn om zorg le dragen, dat de bij de wet gevorderde
«aangiften, verklaringen en aanvragen, welke ter invulling aan bet kantoor van den
«ontvanger der directe belastingen" (op de Brcêslraat binnen deze gemeente) »rer.
«krijgbaar zijn, door hen in persoon of door hunne gemagtigdenbehoorlijk ingevuld
«op den daarbij bepaalden tijd, ter zeiver plaatse moeten worden ingediend;"
alsmede art. 37 der gemelde wet, houdende: «de aan het regt van patent
«onderhevige personen, welke, na den afloop van den tijd, tot het doen der aanrifte
«bepaald, bevonden zullen worden zich niet, door valsche, onnaauwkeurige of
«onvolledige opgave, niet behoorlijk van hunne verpligtingen ten aanzien dier aan-
«giften te hebben gekweten, zullen telken reize, wanneer hun verzuim of over-
«treding wordt ontdekt, vervallen in eene boete van niet minder dan 25, en niet
«meerder dan 400 gulden;"
dat, met betrekking tot de schippers, schuitenvoerders, enz., in de tabel n°. 10
der wet van den 22sleIi April 1852, Staatsblad n°. 61), voorkomende, de eige
naars va-te huurders en andere vaste gebruikers van binnenvaartuigen, gehouden
zijn, om zich van behoorlijk patent te voorzien; dat, tot de door hen daartoe !e doene
schriftelijke aangiften zal worden gevaceerd ter secretarie dezer gemeentevan den l>'«i
Mei eerstkomende tot uiterlijk den 15dcn Mei daaraanvolgende, des voormiddags van 10 tot
1 ure, de Zondagen uitgezonderd, voor zoo verre dat beroep niet in den loop des jaars
wordt aangevangen; wordende zij tevens uitgenoodigd, om de meetbrieven hun
ner vaartuigen, mits niet ouder zijnde dan vijf jaren, mede te brengen, en al
die inlichtingen te geven, die van hen, betrekkelijk de vaartuigen, zullen worden
gevorderd; terwijl er na den lö1™ Mei voormeld, geene verklaringen meer
worden aangenomen, en de gebrekigen, bij ontdekking, zullen incurreren de boete,
bepaald bij artikel 37 der wet van den 21stc0 Mei 1819, hiervoren omschreven;
dat voorts alle patentpligtigen, bij tabel n". 7 der wet van den 16den Junij 1832
bedoeld, zijnde inlandsche en vreemde kramers, welke met kramen, stallen, tafels
enz., hunne waren in herbergen, huizen, kamers of op openbare markten en ker
missen uitstallen, mitsgaders de debitanten in loterijbriefjes, en alle handeldrijvende
en als kooplieden te belasten personen, welke hunne waren ter verkoop, hetzij in
'tklein, hetzij in 't groot, te water of te lande met zich voeren, alsmede de onder
nemers van openbare vermakelijkheden, in tabel n°. 15 genoemd, voor zoo verre al
die patentpligtigen in de algemeene beschrijving voor 1865 en 1866 moeten
worden bpgrepen, gehouden zijn, zich gedurende de maand Mei, ter bekomin;
van hun palent, aan te melden ter secretarie dezer gemeente, des voormiddags van
10 tot 1 ure, de Zondagen uitgezonderd; zullende er na dien tijd geene aanvragen
meer worden aangenomen, behalve van de zoodanigen, die hun beroep of bedrijf
na dien tijd aanvangen, en alzoo in de bijzondere beschrijvingep worden begrepen,
welke gehouden zijn, zich dadelijk bij (ben aanvang van patent te voorzien;
dat ook op den 8slcn Mei aanstaande, een aanvang zal worden gemaakt met
de beschrijving der belasting op het personeel voor het dienstjaar 1865 en 1866.
Zij, welke, bij het bezorgen der billetten, of ook bij het terugbalen daarvan,
mogten zijn overgeslagenmogen zichin geen gevalberoepen op zoodanig
verzuim, maar zijn integendeel gehouden om de vereischte en behoorlijk ingevulde
verklaringen in te dienen ten kantore des ontvangers, alwaar de billetten ter invul
ling steeds verkrijgbaar zijn.
Een ieder isgehoudpn de te doene aangiften met zijne handteekening te bekrachtigen.
Ingeval iemand betuigt niet te kunnen schrijven, zal de ontvanger of zijn ge
magtigde, des gevraagd, de invulling in zijnen naam, en zonder daarvoor eenigt
betaling te kunnen eischenverrigten, met vermelding der redenen waarotn; en
zal de aangifte door den ontvanger of zijn gemagtigde, in tegenwoordigheid van
een' derden persoon en met en benevens dezeworden geteekendna voorafgaande
voorlezing,
De belastingschuldigen zullen de door hen in betrekking tot de belasting op het
personeel te doene aangiften, in het algemeen, behooren in te leveren in die ge
meenten, alwaar de belasting is verschuldigd.
Denzulken echter, wier belasting-voorwerpen naar de vier eerste grondslagen,
alle of gedeeltelijk gelegen zijn of zich bevinden in eene andere gemeente dan die,
waarin zij hun verblijf hebben, zal het vrijstaan de aangifte voor allen, mits alsdan
voor elke gemeente afzonderlijk, ter plaatste hunner woning of van hun verblijf te
bewerkstelligen.
Zoo wanneer paarden der vierde klasse door denzelfden belastingschuldige in
verschillende gemeenten worden gehouden, zal hij in elk van deze het aldaar ge
houden wordende aantal beliooren aan te geven.
Eindelijk wordt den Ingezetenen verwittigd, dat tot tegenschatters voor meerge-
noemde belasting zijn benoemd de navolgende personen, als:
DIRK VELS HEYN, PIETER GEORGE HOUTHUYSEN,
JAN van LITH, MARTINUS STEPHANUS REYST,
JOHANNES CORNELIS RIJK, CORNELIS CORSTIAAN van RIJSBERGEN.
En zal deze door aanplakking en door plaatsing in de Leydsche Courant worden
afgekondigd.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leyden, 29 April 1865. D. TIEBOEL SIEGENBEEK, Burgemeester,
v. PUTTKAMMERSecretaris.
Te Leyden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.