Per Telegraaf. Stirgcrltjfcc &tanb. tl Naar men uit Kopenhagen meldt ziet men daar de ontbinding van den rijksraad te gcmoet, omdat hij geacht wordt niet gunstig gestemd te zijn voor de plannen der tegenwoordige regering. I( Te Rendsburg heeft ecne botsing plaats gehad tusschen Pruissische en I. Ilanoversehe soldaten. De eerstgenoemde zijri door de laalsten bij herhaling in de stralen dier stad aangevallen, waarbij eenige militairen gewond zijn n geraakt; zelfs zijn Pruissische gekwetsten in de hospitalen aangerand. De nviiitaire overheid heeft de noodige maatregelen genomen om dergelijke on- p geregeldheden te verhoeden. Is Nabij Aken heeft er in een nieuw gebouwden kruidmolcn ecne ontplof fing plaats gehad, waardoor drie werklieden zijn omgekomen. Te Laibach heeft op den 13dcn dezer een hevige storm gewoedwelke kort geduurd maar geduchte verwoestingen heeft aangerigt. De zwaarste boomen werden als een riet verbrijzeld of geknakt. De storm was verge eld van een hagelslag, zoo lievig, dat door de oudste inwoners der stad nooit iets van dien aard is bijgewoond. PARIJS, 20 Julij. De Monileur meldt het volgende.- Z. M. de koning der Belgen heeft de keizerin op het kasteel St. Cloud bezocht en zal mor gen ten 10 ure naar Vichy vertrekken. liet bevestigt zichdal de Noorweegsche eskaders en de landtroepen die mobiel waren verklaard, thans ontbonden zijn. RENDSBURG, 21 Julij. Volgens hier ontvangen bcrigtcn is de Decnsche admiraal Hammer, na zeven booten te hebben laten zinkengevangen geraakt. LONDEN, 21 Julij. In een bijzonder berigt uit New-York van den 10dc" wordt verzekerd dat de generaal der Unie Wallace in Maryland de nedcr- laeg heeft geleden na een slag die acht uren duurde. PARIJS, 21 Julij. De Moniteur berigt, dat de koning der Delgen mor gen te Vichy wordt verwacht. INfiEZONDENi Aan den Heer J. Scheltema. Leiden, 20 Julij 1864. Wel-Edele Heer! Ik was van meening, dat ieder niet geheel door partijzucht verblind lezer der door mij uitgegeven «Stukken enz." omtrent de bedoeling des kerke- raads bij zijne nitnoodiging den 6llcn Nov. 1863 gedaan aan de heeren die dc goederen administreren toebchoorcndc aan de Ned. Iierv. gemeente te Leiden, genoegzaam zou zijn ingelicht en hebben ingezien, aan welke zijde ware vredelievendheid was; ook geen de minste vrees koesterde ik dal uw daarna verschenen »Nog iets enz." het oordeel dier lezers wijzigen zou; en ik zou daarom over dal stukje geheel gezwegen hebbenindien gij niet tevens aanmerking gemaakt liadt op hetgeen ik bl. 58 schreef, dat op hen, die dc brochure van den heer Zaalberg gelezen hadden »de verzekering der oude (gcineente-)commissie, dat de kerkcraad geen andere reden had (om herziening van het Reglement te verlangen dan ecne benoeming, die hem niet welgevallig was), een zonderlingen indruk maken" moest. Niet dat ik dacbt, dat ik mij zclven wegens deze woorden behoefde te verdedigen. Al waren toch dc opgaven van den heer Zaalberg over het geheel onjuist geweest, altijd toch zou uit zijn schrijven gebleken zijn, dat de kerkcraad wel andere redenen meende te hebben dan die, welke de oude gemeente- commissie hem toeschreef. Maar daar dc hoofdzaak van uw stukje bestond in tegenspraak van veel van hetgeen door den lieer Zaalberg was beweerd achtte ik hel van belang dat het voor uwe lezers blijken mogl, wie de waarheid aan zijne zijde had, hij of gij. Daarom noodigde ik hem uit de moeite te willen nemen om dit lot klaarheid te brengen, en zich daarvaiv niet te laten wcêrhouden door dc naar mijn oordeel geheel onvoegzame wjjze, waarop gij u over hem hadt uitgelaten. De lieer Zaalberg heeft aan mijn verzoek wel willen voldoen. Hoewel ik niet twijfelde of dc cijfers, die hij met hel oog op uwe aanmerkingen uit de borderellen van rekening opgaf, daaruit werkelijk waren ontleend, zoo vergeleek ik, omdat gij mij herhaaldelijk op die borderellen gewezen liadt, die met zijne opgaven, en in mijn brief van 4 Julij, dien hij achter zijne ophelderingen heeft gevoegd, verklaarde ik bevonden te hebben »dal zij er volkomen mede overeenstem men." Ik heb meer gedaan: ik heb levens mijn oordeel gezegd over ieder der antwoorden die hij op de elf aanmerkingen door u op zijne brochure gemaakt, gegeven had. Ik heb daardoor reeds een deel van hetgeen de lieer Zaalberg tegen u beweerde overgenomen, en alzoo reeds vooraf ge deeltelijk voldaan aan hetgeen gjj in uw brief van 18 Julij, dien ik thans beantwoord, easu quo van mij verlangt. Daar gij mij nu de eer van door u wcdcrlegd te worden die gij den heer Zaalberg niet bewijzen wilt niet onwaardig keurt, zoo ontbreekt het u dus nu reeds, zoo al aan goede argumenten, althans niet geheel aan stof. Slechts dan verklaart gij echter lot zulk ccne wederlegging te willen overgaanwanneer ik openlijk en on bewimpeld verklaar dat ik de openbare beoordecling van hel beheer der gcmccnic-commissic door den lieer Zaalberg tot dc mijne maak. Dit is wat veel gevergd. Ook zou ik, vóór ik lot zulk cene overname besloot, met li over hetgeen ik zou aanvaarden nader moeten overeenkomen. Ik zie toch dat gij den lieer Zaalberg laat zeggen, dal de gemeente-commissie, om den verkoop van fondsen te verhelende opbrengst daarvan ouder de renten heeft geboekt. Ik voor mjj heb slechts gevonden, dat hij een feit en dat naar waarheid mededeelde, maar in geen zijner beide stukken, hetgeen gjj er in vindt, dat het zou geschied zijn om den verkoop te verhelen, of dat hijzooals gij te kennen geeftvan een bedriegelijk boeken van te onregl verkochte effecten zou gesproken hebben. Daar gij nog andere dergelijke ampliation aan den text zoudt kunnen aanbrengen, zou ik in ieder geval niet zonder de grootste behoedzaamheid uwe uitnoodiging kunnen aannemen. Maar waartoe die uitnoodiging gedaan? Gij motiveert die door te zeggen, dat in uw oog aan eene beoordeeling van een gevoerd beheer alleen gewigt kan worden bijgezet door de persoonlijkheid van den bcoordeelaar en dc schatting waarin hij bij ons staat. Ik kan voor dc eer, die gij mjj be wijst, niet dankzeggen, omdat gij hiermede cene in mijn oog onwaardige behandeling eens anderen paart; maar dit daargelaten, ik vind dat de on derscheiding, die gij maakt, hier in het geheel niet past. De heer Zaalberg heeft niet op zijn gezag geloof gevorderd: maar uittreksels uit zijne bron nen medegedeeld, en deze nu wat wilt gij meer? heb ik geverifieerd. Meent gij daardoor tot andere conclusion te moeten komen, welnu, toon aan dat die dc regie zijn, en neem, zoo gij wilt, daarbij notitie nóch van den heer Zaalbergnoch van mij. Nu ik toch aan u schrijf en uit uw brief zie, dat gij aan hetgeen gij in dc eerste aanmerking van uw «Nog iets enz." ter neder stcldet gewigt blijft hechten, zal ik tt korlclijk antwoorden op hetgeen gij over de zaak daarin besproken thans zegt. liet eerste uwer vier punten beval niet alleen geen afdoend bewijs, maar ik heb er niets in gevonden wal naar een be wijs zweemt. Het tweede zegt dat dc kerkeraad liet woord geschil niet in ja Iwecderlei zin zal gebezigd hebben; het derde dat bjj het geding en het geschil onderscheidde. Dat is zoo, want beiden zijn onderscheiden als liet deel van liet geheel. In hel geschil was de kerkeraad aanvankelijk partij, doch nu niet meer, gelijk bij door dat aanvankelijk Ie kennen gaf. De beide gemeente-commissil'ii daarentegen noemde hij in denzelfdeu brief, dien gij op het oog hebt, de beide geschilvoerende partijen, waarvan hij zich zelf onderscheidde, als die zelf in het geschil, dat uit op een regisgeding was uitgeloopenniet meer betrokken was, waarom hij meende thans de rol van bemiddelaar op zich te mogen nemen. Hij spreekt dus van geschil in zoo ver wel degelijk in onderscheiden zin, als hij dan liet geschil in het geheel van den beginne af, dan waarop liet geschil later is uitgeloopen, namelijk het reglsgeding op het oog heeft. Ook van het vierde puntdc brieven tusschen den kerkeraad en de (oudc)gemcenie commissie gewisseld die dc zaak geheel zullen ophelderen, herinnert gij mij, dat ik in den brief aan den heer Zaalberg zweeg. Ik verwonder mij, dat gij daarvan niet zwijgt en u de noot niet schijnt te herinneren over zeker sophismc, die op bl. 29 der door mij uitgegeven «Stukken enz." voorkomt. Insgeljjks ver wondert hel mij, dat gij laat volgen: «ik mag dus nu wel aannemen, dat gij niet meer uwe vroegere opvatting verdedigen zult, die door u bij uwe uitgave der stukkken over de conferentifin overal werd ten grondslag ge legd." Het verwondert mijdat gij aan uwe naar mijn oordeel zoo vol strekt niets betcekenende aanmerkingen zooveel kracht toekent. Doch golden ze iets bij mijdaar ik bij al wat in den kerkeraad over de zaak gehandeld is tegenwoordig ben geweesten volkomen weet wal hij beoogde en daaromtrent van niemand onderrigt behoef te ontvangen zoo zon ik tot het besluit moeten komen dat hij niet gelukkig was ge weest in zjjnc uitdrukkingen, maar niet dat hij eene andere bedoeling zon gehad hebben dan ik hem toeschreef. Vermits gij uw aan mij gcrigten brief door middel der Lcydsche Courant tot algemecne bekendheid hebt willen brengen, heb ik de geüerdc redactie verzocht aan mijn antwoord insgelijks eene plaats in te ruimen. Ik heb dc eer met verschuldigde achting te zijn Wel-Edcle Heer! UEd. Dw. Dienaar, J. II. STUFFKEN. Lcyden, 21 Juljj 1864. Den Hooggeleerden Heer J. II. StulTkcn, alhier. Hooggeleerde Heer! Uw brief heden ontvangen in antwoord op den mijnen van 18 dezer, be vat veel redenering maar niet dc verlangde verklaring. Gij zegt dal ik te veel verg. Ik verg niet te veel. Ik verg niet anders van u, dan de open lijke en onbewimpelde verklaring, dal gij de beoordeeling door den beer II. Zaalberg van het beheer der gemeente-commissie (volgens zijne eigene woorden en niet volgens de mijne) in haar geheel en niet voor een deel, tot uwe beoordeeling maakt. Zijt gij liet met den lieer 11. Zaalberg eens, dan kan tegen die verklaring bij u geen bezwaar bestaan. Over den verderen inhoud van uwen brief Iaat ik mij nu niet uit. Met verschuldigde achting heb ik de eer te z(jn Hooggeleerde Heer! Uw Uooggel. Dw. Dienaar, J. SCHELTEMA. Aan den lieer J. Scheltema. Leiden, 21 Julij 1864. Wel Edele Heer! In het belang der zaak, die gij voorslaat, zijt gij, naar ik meen, vèr- pligt liet tegen de administratie der gemeente-commissie ingebragte te we derleggen. Bij gebreke daarvan zullen velen, die, evenals ik, door het schrijven van den heer Zaalberg tot een ongunstig oordeel over die admi nistratie gebragt zijn, daarin volharden. Men zal in den onhiltijken.ja onzinnigen eisch, dien gij doet. en waaraan ik natuurlijk niet gehoorzamen kan, dat een ander zich in de plaats stelle van den heer Zaalberg en de verantwoordelijkheid van al wal in zijne beide stukken voorkomt op zich neme, niets anders zien dan een jammerlijk voorwendsel, om u van de zaak af te maken en te kunnen nalaten waartoe gij u niet in staat gevoelt. Ik heb de eer met verschuldigde hoogachting te zijn, Wel-Edcle lieer! UEd. Dw. Dienaar; J. II. STUFFKEN. STAnfi-BERfCTEN. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEYDEN doen te welen, dat de rekening en verantwoording van dc inkomsten en uilgaven dezer ge meente, over liet dienstjaar 1863, met al de daarbij behoorende bescheiden, aan den Gemeenteraad op heden is overgelegd, tegelijk voor een ieder ge durende veertien dagen ter lezing ncdergclegd op dc Secretarie dezer gemeente, en in druk, tegen betaling der kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld. Geschiedende daarvan openbare kennisgeving, ingevolge art. 219 der wet van 29 Junij 1851 (Staatsblad n°. 85)door plaatsing in de Leydsche Courant. Burgemeester en Wethouders voornoemd, D. T1EBOEL SIEGENBEEKBurgemeester. Leyden, 21 July 1864. v. PUTTKAMMER, Secretaris. Ter Secretarie der gemeente (afdecling financiün) zijn a 40 cents verkrijg baar gedrukte exemplaren der rekening van I1H. Burgemeester en Wethou ders van Leyden, over hel jaar 1863. Van 14 tot cn met 20 Julij 1864. BEVALLEN II. de Wilde, geb. du Croix Z. W. Gccben gcb. Benning, Z. C. B. T. Hcppenstrydtgcb. van ltylcvelt, D. S. Tcgclaar, geb. Udo, D. J. M. Nicolay, geb. Lccflang, Z. J. G. Boolé, geb. van Os, D. E. van Beck, D. C. Laman, geb. du Pree, Z. J. E. de liaan, geb. van den Hoek D. M. J. dc Bolster gcb. Wellink Z. J. II. van den Berg, gcb. Scliön Z. M. Kramp, geb. OuwcrkcrkZ. P. la Lau,geb. Arnoldtts, 'L. A. M. van Oct'legeb. Kaneman Z M. Wccrdcnbnrg geb. Persoon I). M YVyland geb. Vavicr, 1). J. Verpoortgcb. Picters.Z. H. K. de Graad', geb. Osse- voortZ. S. P. A. Hagengeb. KranlzZ M. C. licensgelt, van Hallie ren D. A. van der Burg, geb. ImmerzeelD. A. T. van der Linden geb. van der Groen, I). J. Zandvliet, gcb. Doesburg Lannooy, D. Bij dc vorige opgave in dc Courant van 15 Julij moet nog gevoegd worden: E. li. J. Vlaanderen, geb. Mulder, 1). GEHUWD: J. II. Schmier, jm. en M. L. Schmier, jd. L. J. de Kleynen jm. en C, E. flensing, jd. L. Nicuwenbttrg wcdr. en M. de Bruin wed®. - J.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1864 | | pagina 3