sivirscïis:
COURANT.
WOENSDAG 23 MAART.
18<>4
De Courant wordt MaandagWoensdag en
Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt
uit Zaturdag avond.
ft
N". 3D.
De prijs der Courant is ƒ3.per vierendeel
jaars. Afzonderlijke nommers zijn legen 10
Cents verkrijgbaar.
Bij deze Courant wordt verzonden N". 6 blad 9) der Handelingen
van den Gemeenteraad.
BI.\i\K^LA.\l>S(lHE BKKIttTEN.
LEY DEN 22 Maart.
Gisteren morgen werd het stoffelijk overschot van den hoogleeraar J. M.
Schrant op de R. C. begraafplaats aan de Zijlpoort ter aarde besteld, welke
treurige plegligheid door vele vrienden van den overledene en ecne menigte
andere belangstellenden werd bijgewoond. Nadat de kerkelijke dienst geëin
digd was en de godsdienstige plegtigheden bij het graf, waarbij de heer
11. Tomas, pastoor bjj de B. Lodewijks-kerkvoorging, waren afgeloopen,
namen achtereenvolgens hel woord de hoogleeraar II. J. llalbertsmade heer
A. van der Swalme, praetor op de cliniek van den heer Schrant, en
de heer J. E. Inckel, pred. bjj de Evang.-Lulh. gemeente, het woord, om
namens ambtgenootenleerlingen en vrienden hulde aan de nagedachtenis
van den ontslapene te brengeu. Namens de familie werden de sprekers
beantwoord en werd allendie van hnnne vriendschap en deelneming had
den doen blijken, dank gezegd door den heer kapitein J. van der Monde,
behuwd-broeder'en den heer Everhart, van Amsterdam, neef van den
overledene,
Daartoe op welwillende wijze in staat gesteldlaten wij de door de hee-
ren Halbertsma, van der Swalme en Inckel gehouden toespraken hier volgen.
De hoogleeraar llalbertsma hield de volgende toespraak:
Ofschoon niet gewoon op ecne gewijde plaats als deze mijne stem te ver
heffen, voel ik mij gedrongen, uit mijn eigen naam zoowel, als uit dien
mijner ambtgenooten, een laatst vaarwel toe te roepen aan hem, wiens
stoffelijk overschot in deze groeve is nedergelaten en weldra aan ons aller
oog zal worden onttrokken.
Ik spreek echter niet alleen in mijne hoedanigheid van tijdelijk hoofd
uezer hoogeschoolhet is mij eene behoefte des harten op deze plaats een
woord van hulde te wijden aan de verdiensten van ons aller vriend.
Wie is er onder u, die niet met mjj diep getroffen werd, toen, na een
smartelrjken kamp tusschen leven en dood, ten laatste de treurmare weer
klonk: Schrant is niet meer!
Wie onzer gevoelt niet het groote verlies dat Leydens hoogeschool, dat
heel de maatschappij heeft ondergaanwie deelt niet in de smart zijner be
trekkingen, die in hem zoo oneindig veel hebben verloren?
Behoef ik u het verlies te schetsen, dat onze hoogeschool leed? Gij,
ambtgenooten van den overledene, weet het te getuigen, boe bjj steeds,
waar hij kon, u allen ten dienste stond. Was er ooit iemand onder u,
die zijn bijstand Ie vergeefs inriep, die hem niet steeds bereid vond om ook
in de wetenschap voor te lichten, en zijne uitgebreide kennis dienstbaar te
maken aan alles wat goed en edel is?
Gij, jongelingen, kweekeliugen dezer hoogeschool, zegt mij, verliest gij
niet in Schrant een getrouwen leidsman aan hel ziekbed? Zult gij in hem
niet een steun missen, die u bij de beoefening van uw vak onontbeerlijk
was geworden?
Slechts korten tijd was Schrant aan onze hoogeschool verbonden, maar
die korte kennismaking was genoeg, om hem onze liefde en vriendschap
te doen verwerven: zijn aandenken zal onder ons steeds in eere gehouden
worden
Doch ook de maatschappij verliest in Schrant een dier ledenwier gemis
diep gevoeld en niet ligt geheel vergoed wordt. In mijn geest zie ik al die
ter neder gedrukten, al die kranken, die nog kort geleden hunne hoop ge
vestigd hadden op zijne komst, van zijne wetenschap, van zijne onder
vinding hulp, zoo mogelijk redding, verwachtende. En ziel, nooit was er
iemand die zich te vergeefs om bijstand tot hem wendde, altijd vond men
hem bereid te gaan, waar pligt en menschelijkheid hem riepen. Zijne liefde
voor eens anders heil ging zoo ver, dal hij er het slagtoffer van werd.
Dezelfde moorddadige ziekte, die hij bij zjjne naasten zoo moediglijk be
streed, tastte hem aan en deed hem, helaas! ten grave dalen.
Maar boven dit alles: hoe pijnlijk is Schrant's afsterven voor zijne naaste
betrekkingen
Moet ik n wjjzen op zijne weduwe, die thans naast twee weezen heiver-
lies beweent van een echtgenoot, die haar zoo dierbaar was, voor wien zij
alles over had, voor wien zij zich in zijne laatste ziekte afmatte om te
redden, zoo er nog te redden viel?
Moet ik u wijzen op dien 82-jarigcn grijsaard, die zich als pleegvader het
lot van zijnen naamgenoot aantrok, toen diens ouders zich in verre gewes
ten bevonden; op dien grijsaard, wiens grootste vreugde bet was, zjju
pleegkind te zien opgroeijen tot eene betrekkingdie zijn naam deed voort
leven aan Leydens hoogeschool
Moet ik tl wijzen op de bedrukte ouders, wier gemoed reeds zoo geschokt
was door het verlies van vier geliefde kinderendie allen in den bloei van
hel leven van deze aarde werden weggenomen? Voor dien vader, voor die
moeder scheen nog slechts één bitter lijden overig te zijn, en ook daarvoor
werden zij niet bewaard. Zij moesten ook hunnen laatsten telg, hunne
hoop, hnnne glorie zien bezwijken. Voor hen is het verlies verpletterend;
wal in dat ouderhart thans omgaat, wie waagt het zulks te beschrijven?
Bij een zoo groot en bitter leed schiet de troost, dien menschen kunnen
aanbiedente kort. In vast vertrouwen op God is onze overleden vriend
van hier gegaan en staren zijne diep bedroefde betrekkingen hem na. Dat
vertrouwen geve hun en ons allen kracht om te dragen wat ons wordt op
gelegd! liet schijnt een droevig lot, zoo, in den bloei der jaren, nit
een nuttigen werkkring te worden weggerukt, maar het is schoon, zoo
opregt en algemeen betreurd te worden als de man, wien wij de laatste
hulde bewezen. Zijn naam leve onder ons voort; zijn voorbeeld vinde na
volging
De heer van der Swalme sprak aldus
Het zij mij vergund, M. II., en 't is mij een aangename pligt, in naam
der leerlingen van den overledene, een kort woord aan deze groeve te spre
ken en de tolk te zijn der gevoelens die ons allen op dit oogenblik bezielen.
Ik zal niet pogen te schetsen wal groot verlies de wetenschap, door den
dood van onzen leermeester, heeft getroffen; mij den aanvanger past het
allerminst de verdiensten te willen bcoordeelen van hem die zoo hoog en
verre boven ons stond, ik de beginner kan den geheelen omvang van dat
verlies niet eens overzien. Maar wal wij zjjne leerlingen in hem verloren,
kan ik maar al te goed inzienen ik die nu bijna een jaar lang meer van
nabij met den overledene mogt bekend zijn, en door dagclijkschen omgang
zijne beminnelijke hoedanigheden leerde waardeerenik ben er diep van
overtuigd, hoezeer wij dien hulpvaardigen leidsman en vriend zullen missen,
wien niets te veel was, waar het onze belangen gold.
Wij mogten slechts korten ijjd zijn onderwijs genieten; een ontijdige Jood
nam hem weg uit zjjn nuttigen werkkring, weg van zoo velen wie hij
dierbaar was, weg uit eene betrekking, waarin hij zoo met zijne geheele
ziel leefde, waarmede hij hel schoonste doel zijns levens scheen te hebben
bereikt, maar die hij, helaas! slechts zoo kort mogt hckleeden. Het is hem
niet vergund geweest de vruchten van zijn slreven te zien, niet één ge
heel door hem zeiven gevorniden leerling beeft hij het einde zijner studién
zien bereiken, maar die korte lijd, bij was voor ons lang genoeg om hem
te beminnen en te waardeeren, om zijne onverpoosde arbeidzaamheid, zijne
uaauwgezetlc pligtsbclrachtingzijne welwillendheid jegens iedereen, zijne
menschlievcndheiddie voor niets terugdeinsde waar het zijne zieken gold,
te leeren bewonderen.
Thans rust hij daar boven van zijnen arbeid. Zacht en zalig zij die ruste!
Nog een korte poos en de aarde zal voor altijd zijn stoffelijk overschot be
dekken en wijwe zullen hem niet meer zienwaar we hem zoo dagelijks
en gaarne zagen, waar we zoo dikwijls, maar nooit te vergeefszijne hulp en
raad inriepen, we zullen nimmermeer zijne belangstellende toespraak hooren en
zijnen welgemeenden handdruk voelen maar zijne nagedachtenis zal nog
lang onder ons levendig zijn, zijn beeld zal ons nog lang voor den geest
slaan en als hel ons later eens moge vergund worden in de maatschappij
de betrekking te beklcedenwaartoe hij ons zoo met alle zijne krachten
zocht op te leidendan zullen zijne leerlingen het toonen dat ze hem heb
ben begrepen, dat zijn geest nog onder hen woont; door naar zjjne leer,
naar zijn voorbeeld, in zijn geest te handelen, door de rigting te volgen die
hij ons gaf, hopen we hel te bewijzen dat we zijne lessen niet vergaten en
onwaardig waren. Zóó rigten we hem het schoonst en hem meest waardig
gedenkteeken op. Zoo leve bij voort in zijne werken nog na zijnen dood.
Zoo strekke zijne nagedachtenis, gelijk het steeds zijn leven was, velen lot
voorbeeld en zegen.
De heer Inckel sprak in dezer voege:
Mag ik de tolk zijn der talrijke schaar, die met mij zich bevindt aan het
geopende graf, en daar komt brengen een offer van hulde en dankbaarheid.
Hoe verschillend wij zijn in naam, één zijn wij in onze achting en liefde
jegens den dierbaren ontslapene; hadden wij hem niet lief, wij zouden niet
gekomen zijn naar deze plaats. Hij, aan wiens graf wij staan, was mensch
in den vollen, edelsten zin des woords, de meiischheid droeg hjj in het
hart, voor haar leefde hij, in de dienst van haar vond hij den dood. Ge
voelen wij diep, wat hij voor de meiischheid was, wjj gevoelen ten volle,
wat hij was voor de zijnen. Eéne bede breng ik bier lot den troon van
Hem, wiens raad ons zoo duister is, en gij allen bidt met mij mede, dat
de geest des vaders moge overgaan op zijne kinderen, de naam van Schrant,
leregt zoo geliefd en geéerd in Leydendoor die kinderen lot in lengte van dagen
moge geéerd worden, en nog eenmaal een Schrant de plaats moge innemen