»Men beweert, en niel zonder grond," zegt de S. verder, dat de nieuwe G-C., vernemende wat de elf heeren voornemens waren, ook eene poging beeft beraamd en met zooveel overhaasting ten uitvoer gebragt dal bare cir culaire wel getuigt van een opwelling van wrevel, maar niet van eenig doordacht plan, want daaromtrent zegt zij alleen zich eerstdaags tol de gemeente te zullen wenden." Dok hier zou de S. wel hebben gedaanvóór hij dit beweren publiek maakte, beter te onderzoeken, waardoor hij er voor had kunnen bewaard worden zijne lezers onwaarheid als waarheid voor te stellen. Om aan te toonen dat hij dit doel ben ik genoodzaakt tot kleinigheden af te dalen, wier raededeeling ik mij anders niel zou hebben veroorloofd. Ik ga dan verhalen wat is geschied. In mijne afwezigheid was de gemelde brief van hh. predikanten aan de nieuwe G-C. gezonden en was door de leden daarvan kennis genomen Den 10de" Febr. in de stad teruggekeerd vernam ik zulks, en aanstonds kwam het mij voor dal in de gegeven om standigheden door de nieuwe G-C. twee dingen behoorden te geschieden, namelijk aan den KR. te verzoeken de collecte in de kerken voortaan door de nieuwe in plaats van door de oude G-C. te laten doen en zelf te trach ten om door hel vragen van bijdragen van meer gegoede gemeenteleden vergoeding te verschaflen voor de vervallen toelage. Ik deelde dn dien zelf den dag mede aan een lid der G-C. en aan een lid van den KR. Ik maakte afspraak omtrent het beleggen ceuer vergadering der G C. legen den 12dcD, waarin het eene zoowel ais hel andere middel zou worden voorgesteld, lil die vergadering verklaarde men zich eenstemmig voor het aanwenden van het tweede der genoemde middelen, in hel eerste vond men voor aN nog bezwaar. Een onzer medeleden, op zijne beurt adviserende, deelde mede dat bij onmid dellijk vóór het gaan naar de vergadering bel bezoek had gehad van een zeer achtingswaardig lid der gemeente, die hem berigl had dal bij bezocht was geworden door een lid der oude G-C. Deze had hem hel plan van zijn collegie medegedeeld, en hem gezegd dal men daartoe eene commissie wilde vormen, waarin leden der oude G-C., maar niet als zoodanig, nevens andere notabele gemeenteleden door hen daartoe uiigenoodigd zonden plaats nemen, en hem zelf tot het aannemen van het lidmaatschap ver zocht. liet bedoelde gemeenlelid had zulks aangenomen onder de voorwaarde evenwel dat ook enkele leden der nieuwe G-C.hoewel natuurlijk evenmin in deze hunne qualiteil, daai'loe zouden worden uitgenoodigd. Zie hier dus wanneer en hoe wij het eerst van het plan der oude G-C. iels vernamen. Deze lijding bragt in ons plan geene verandering. Wal van dat der anderen komen zou wisten wij niet maar lol ons hadden lilt. predikanten zich ge wend en wij meenden het aan hen en aan het vertrouwen, in ons gesteld, schuldig Ie zijn het onze ten uitvoer te brengen. Dat wij hierin zouden be lemmerd worden, doordien enkelen onzer konden worden uitgenoodigd om aan de beraamde commissie deel Ie nemen, geloofde niemand, en wij heb ben ons daarin niel bedrogen. De leden der oude G-C. verkozen liever de medewerking van het achttiaar gemeentelid waarvan wij sprakente mis sen, dan die van iemand onzer te vragen. In die vergadering werd dan bepaald eene circulaire aau de gemeenteleden te zenden welke in die van den volgenden dag, den 13den, werd vastgesteld. Hoewel wegens den tus- schenvallenden Zondag eerst den 16dcn Febr. te gelijk met de circulaire der elf (of twaalfdaar de naam van den heer Bake er nog op voorkwam) heeren verzonden, was die der elf echter later dan do onze vastgesteld. Want eerst den 14den werd hunne circulaire over het geheel goedgekeurd, en wegens eene voorgestelde verandering en eene bijvoeging de nadere redactie aan twee tegenwoordig zijnde heeren opgedragen. Omtrent de rest der aangehaalde woorden zeg ik alleen dat ik oordeel die met stilzwijgen te moeien voorbijgaan. Om een andere reden laat ik wat het eerste gedeelte vervolgens bevat onaangeroerd, namelijk omdat ik builen staat ben de waarheid daarvan te beoordeeleri. *1 In de tweede plaats wordt de vraag beantwoord: »wie is, nadat eenmaal de regterlijke beslissing onvermijdelijk was geworden, oorzaak van de thans bestaande spanning en beroering in de gemeente?" leder weel vooruit welk antwoord de heer S. daarop zal geven: natuurlijk was de KR. door hel ver bieden der collecte daarvan de oorzaak, en daarop gaat hij over lol het be toog dat «die maatregel was zijns 011 waardig ongepastounoodig Tot bew ijs dat die was zijns onwaardig wordt gezegd: Hij (de KR.) gevoelde zich onmagiig de gemeente-commissie uit hel beheer Ie dringen; maar waar hij, gedekt door den eerbied voor de godsdienstoefeningen en het prestige, dat eene afkondiging van den kansel in dc gemeente heeft, iels kon bemagtigen en hel beheer bemoe(jelijken daar onlzag hij geene middelen, hoe ondoor dacht ook, wal er ook door op 'tspel tnogt gezet worden." Dat er onder de leden des KR.'s waren, die lol hei stemmen voor bet voorstel omtrent de tweede collecte mede bewogen werden door de zucht om het beheer te be- inoeijelijkengeloof ik volstrekt niet. Ik heb ten minste niet den aller- minsten grond om dit aan te nemen; maar hoewel de heer S daarvan even min iets weet, wordt hij daardoor niel belet om te schrijven alsof hij het wist. Vervolgens, de KR. zelf heeft niets bcmagtigd Het is de nieuwe G-C., die heeft bemagligd, als men het verkrijgen der toestemming des KR.'s om voortaan de tweede collecte van harentwege Ie doen plaats hebben zoo noemen wil. En deze verzocht die toestemming ook niet om het beheer te bemoeijelijkende S. weet zeer goed dat haar daartoe, als zij dit wilde, andere wegen openstonden, die veel beter lot dit doel zouden hebben geleid. Zij had zich onthouden om den KR. ten aanzien der collecte eeuig verzoek te doen totdat de oude G-C. aan de predikanten had kennis gegeven dal de toelage tot hun Iractement niet verder zou worden betaald. Nu zag zij hoe, indien zij gelden in haar bezit had, zij die ten nutte der gemeente zou kunnen besteden en in deze en andere betalingen voorzien die de oude com missie, om welke redenen dan ook, niogl nalaten Diegenen barer leden, welke ook na het intrekken der toelage nog zwarigheid gemaakt hadden dit middel Ier bekoming >an gelden te bezigen, zagen de gepastheid daar van in en gaven, hoewel ongaarne, daartoe hunne toestemming, en alsnu werd met eenparigheid besloten de daartoe noodige voorstellen aan den KR. te doen. De verantwoordelijkheid voor den maatreael rust dus in de eerste plaats op de nieuwe G-C.. in de tweede plaats echter, wij zijn gereed bet te er kennen, op den KR. Deze gaf daaraan beslag door zijne toestemming. Hij had den moed die te 2e»en, niet omdat hij zich gedekt achtte door helueeu de S gelieft op te gevenmaar omdat hij aan wien nevens de dienstdoende predikanten de regeling der godsdienstoefeningen is opgedragen, wist, dus ook de magt Ie hebben hel houden van collecten onder die godsdienstoefeningen te weigeren of toe te staan Hij had van die magt, in weêrwil van eenige inconsequentie, geen gebruik gemaakt, zoolang bij door die G-C., welke door hem als de eenige wettige erkend werd, daartoe niet werd aangezocht. Daarvan nn gebruik te maken achtte hij door de gegeven omstandigheden ten volle geregtvaardigd. De oude G-C. ontkent de bevoegdheid des KR.'s om omtrent tweede col- lecien gedurende de godsdienstoefeningen bepalingen te maken. Bewijs heelt zij voor die ontkenning niet aangevoerd, en wij kunnen dat dus niet onder zoeken. Dit is gewis, de bevoegdheid, die zij daartoe tot nog toe had, ont leende zij aan de autorisatie des KR.'s, die haar het collecteren had toege staan of zelfs haar daartoe kan uitgenoodigd hebben. Die bevoegdheid steunde dus altijd op eene vergunning des KR.'s die eveneens ingetrokken als gegeven kon worden. Eu slel eens, de KR. had de bevoegdheid niel hel bonden van collecten te verhinderen dan heeft hij ook de magt niet te verbieden dat een ieder, die maar wil. en voor welke corporatie bij slechts wil, van een dusgenoemd ormzakje voorzien, den diaken volge om voor deze of die gods dienstige of misschien we! andere belangen te collecteren. Ik zeg niet dat de KR. er wel aan gedaan zou hebben, uiaar hij had, ook toen de nu ont slagen G-C. nog de wettige was, de uiagl haar het collecteren gedurende de godsdienstoefeningen te verbieden, evenzeer als bij dit ieder ander ver bieden kan De (oude) G-C.zegt de heer S.zette hare collecte gedurende de godsdienst oefeningen niet door, maar slaakte die, niet omdat zij den kerkeraad tot zijne handelingen bevoegd achtte, maar omdat zij van haren kant alle sloor nis en wanorde ouder de godsdienstoefening wilde voorkomen." Het was den KR. genoeg dal zij dii deed, om hel even of zijne bevoegdheid daartoe door de oude G-C. erkend werd of niet. Had zij door handeling zich tegen bet verbod verzet, bij zou wel getoond hebben dat dc bevoegdheid lot het geven daarvan hem niet ontbrak. Indien betgeen wij tot opheffing der beschuldiging, dat de maatregel des KR.'s was zijns onwaardig, hebben bijgebragt gegrond is, vervalt daardoor van zelf, voor zoover liet van eenig gevvigt kan schijnen, wat door den S. is aangevoerd om 2°. aan te toonen dat die was ongepast, waaronder door hem ook wordt gerekend, dat men door het nemen daarvan den regler zou zijn vooruitgeloopen. Wij zagen toch, de bevoegdheid van den KR. tot het nemen daarvan kan niet afhangen van de quaestie of de oude dan wel de nieuwe G-C. de wettige is; en al werd ook de oude in hel gelijk ge steld, de KR. zou daardoor niet gedwongen worden haar onder de gods dienstoefeningen wederom te laten collecteren. 3". wordt om te bewijzen dal de maatregel was onnoodig alleen gevraagd «waarvoor wordt gecollecteerd? De nieuwe G-C. heeft immers nog niets te betalen?" Hel antwoord daarop is boven reeds gegeven. De S. voegt er bij: «Besluit later de regler tegen de (oude) G-C., welnu zij zal alles afgeven, en in hoe beter staal zij het beheer kan overdoen, des te beter voor hare opvolgers en voor de gemeente." Zonder twijfel. Maar de maatregel des KR.'s heeft geen geldelijk nadeel teweeg gebragt; integendeel er woidt meer ingezameld dan vroeger. Omtrent de beantwoording der beide vragen, die de heer S. gaf, veroor loven wij ons nog deze aanmerking. Op de vraag: door wien zijn de ver wikkelingen ontstaan? kan worden geantwoord: 1°. door de G-C die een onvoorzigtige keus deed, 2". door den KR die zich met deze keus maar niet wilde vereenigen. Op de andere vraag: wie is oorzaak van de thans bestaande spanning in de gemeente? km worden geantwoord: 1°. de oude G-C.die door de intrekking der toelage tot bet predikantslraclement tot al het daaropvolgende aanleiding heeft gegeven, 2°. de KR. en de nieuwe G-C. door hunne besluiten omtrent de tweede collecte. Maar wat de (oude) G-C. eerst doel behoort in de voorstelling ales S.'s niel tot den eerslen oor sprongslechts liet daaruit voortgevloeide maakt volgens hem dien eersten oorsprong uit. Ook over dc opmerkingen, waarmede de heer S. eindigt, veroorloven wij ons nog weinige woorden. 1°. Naar ons oordeel zou de KR. zeer verkeerd handelen met aan den wensch van den S: om zijn besluit omtrent de tweede collecte in te trek ken te voldoen. Maar wij koesteren niet de minste vrees dat hij daaraan voldoen zal. 2°. Als er wat thans hel geval niet is eens weder eene predikanls- beroeping te doen is, zal liet te pas komen om, hetgeen de S. wenschelijk acht, namelijk een predikant van de rigting die hij bedoelt te beroepen, in ernstige overweging te nemen. 3°. Wat de S. bedoelt met de vragen: «Komt ook niet aan de gemeente het regt toe hare kerkeraadsleden te benoemen volgens art. 23 van het algemeen reglement? Waarom strijdt de kerkeraad niet voor dat regt der gemeente?" durf ik niet bepalen. Waarom toch geschiedt de eerste vraag? Kan er bij iemand twijfel zijn dat in art. 23 dit regt aan de gemeente is toegekend? Is de laatste een soort van verwijl dat dc KR., die toch wel op geen andere wijs daarvoor strijden kan, bij de synode niel heeft gepeti- tionneerd om aan art. 23 uitvoering te geven? Maar de synode behoefde daarom niet te worden verzocht: die heeft herhaaldelijk conceptbesluiten omlrent het onderwerp vastgesteld, doch die daardoor schipbreuk leden dat zij telkens door de meerderheid der provinciale kerkbesturen werden ver worpen 2). De heer S. eindigt met heigeen, waarmede hij begonnen was, de benoe ming enz. van den beer Rodel Nyenhuis. Ik heb, meen ik, genoeg ge loond niet te «huiveren" daarover te spreken, om het regt te hebben aan het einde van dit naar mijn zin reeds te lange opstel daarvan te zwijgen. J. II. STUFFKEN. 1) De KR. had in zijn brief geschreven. De KR. kan niet langer gedoogen dat door zulken, die na de invoering van het nieuwe reglement alleen privaatpersonen in de ge meente zijn eigenmngtig collecten in de kerken worden gehouden." Met het oog daarop zegt de S.De KR. wist zeer goed dat de collectanten der Ned. Herv. gemeente niet als privaatpersonen collecteren; maar dat het tempelgaven zijn, die zij inzamelen." De gemeenteleden die voor eenige jaren er zich mede belasjten gelden voor de stichting van een orgel in tie Ooslerkerk en dus tempelgaven te verzamelenhielden derhalve daardoor op privaatpersonen te zijn! 2) In na. 48 dezer courant worden twee adressen medegedeeld het eene aan de synode het andere aan den koningwaarin uitvoering van art. 23 wordt verzocht, en die ter teekening zullen liggen. UI' de steller van die curiense stukken daarvan goed gevolg hoopt? Kennis althans van ons kerkelijk regt zat hem hiervoor geen beletsel opleveren. Tc Leyden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1863 | | pagina 8