ontboden en eene poging aangewend, om ben le bewegen geene zitting te nemen. Ik laat in het midden of die bemocijing des kerkeraads betamelijk en loyaal tegenover de gemeente-commissie was. De kerkeraad was er al thans niet toe geroepen of bevoegd volgens hel reglement. Die bemoeijing heeft dan ook bjj al de vier heeren niet aan de verwachting des kerkeraads beantwoord. Op herhaald verzoek der gemeente-commissie is de kerkeraad eindelijk lot de voorstelling aan de gemeente overgegaanwelke voorstelling hij in strijd met de uitdrukkelijke bepaling van art. 5 eenigen tijd had opgehouden. In 1855 en 1857 zijn weder nieuwe leden benoemd en door den kerkeraad overeenkomstig hel reglement aan de gemeente voorgesteld. Men moest dus veronderstellendat de verwikkelingen over de herziening voor goed een einde hadden genomen. Doch helaasneen In 1858 is door den kerkeraad op de reglements-herziening teruggekomen. In zijn brief van 22 April van dat jaar, drong hij er op nieuw bij de ge meente-commissie op aanen eindigde met de onheilspellende verklaring of liever bedreiging, dat indien de gemeente-commissie even als vroeger aan de uilnoodiging geen gevolg gaf, hij «zoodanige maatregelen zou moeten nemen als hij naar den aard der zaak in deze raadzaam zal oordeelen." De gemeente-commissie bleef bij haar vroeger geuit gevoelen. De omstan digheden waren in zoo korten tijd in haar oog niet veranderd. Zoo stond de zaak, toen in 1859 ter vervulling van ontstane vacaturen, twee leden der gemeente-commissie werden benoemd de vereischle mededeeling aan den kerkeraad werd gedaanmet verzoek de voorstelling aan de ge meente te doen plaats hebben. De kerkeraad weigerde dit even als in 1853. Toen gaf hij daarvoor rede nen op, die in den persoon des benoemde gelegen waren. Nu ging de ker keraad verderhij weigerde omdat de gemeente-commissie niet wilde mede werken tol revisie van hel reglement. Dus omdat de gemeente-commissie niet doen wilde, wat de kerkeraad van haar verlangde en niet toegeven wilde aan een naar hare overtuiging ongegronden onbillijker! en ongeoor- loofden dwang of eisch des kerkeraads, weigerde de kerkeraad gehoorzaam heid aan het reglement. De kerkeraad heeft daarin onregtmalig gehandeld. Het is gedaan met alle orde in kerk en staat, wanneer men een artikel van eene wet of een reglement weigert op te volgenten zij en tot dat de geheele wet veranderd zij. Toen is de kerkeraad in openbaar verzet gekomen tegen het bestaande reglement, en deze onwettige daad heeft de schromelijkste gevolgen gehad Wat aanleiding gaf tot die schending van het reglement door den ker keraad is duidelijk; de heer Sluflkcn en de kerkeraad erkennen het trou wens beide. Het was omdat de gemeente-commissie niet wilde medewerken lot revisie van hel reglement of met andere woorden omdat de kerkeraad zijn zin niet kort krijgen 2). En evenmin is het te loochenendat het on verzettelijk streven des kerkeraads naar die herziening een gevolg was van het geschil over de benoeming van den heer Bodel Nyenbuis en de weigering des kerkeraadsom dien heer aan de gemeente voor te stellen en dit wel om zijne godsdienstige gevoelens. Door den kerkeraad zijn dus al de verwikkelingen ontstaanen hij alleen is er de schuld van. De gemeente-commissie heeft zich niet te verwijten, dal zij hare bevoegd heid is te buiten gegaan. Zij deed niet meer dan haar pligt wasna melijk de regten van haar collcgie en daarmede ook die der gemeente verdedigen. Had ook de kerkeraad zich gehouden binnen de palen van zijne bevoegdheid, ik durf het met volle overtuiging beweren, dan zoude de thans bestaande strijdmet zijne treurige gevolgen, niet plaats hebben gehad. Ook staat het bij mij vast, dal evenmin eenig ander reglement die verwikke lingen zoude hebben kunnen voorkomen, wanneer niet op den voorgrond staal, eerbiediging van de regten van anderen, eerbiediging van wettig be staande en vigerende reglementen. De kerkeraad had te Leiden meer inzage en inmenging in het beheer der malerieele belangen der gemeente, dan op vele andere plaatsen, en indien hij daarin gebreken had gezien, dan was het zijn pligt geweest, die te brengen ter kennis van hel klassikaal bestuur3). Dit heeft hij nooit gedaan en dus moet men aannemen, dat hij geene aanmerkingen op het beheer der gemeente commissie had. Doch verder mogt de kerkeraad niet gaan. Hij mogl niet treden in het regt der gemeente-commissie om hare leden te kiezen ol in dal der ge meente om de benoemden goed of af te keuren. Hij mogt de gemeente- commissie niet dwingen tot verandering van haar reglement, en eigenmagtig een nieuw reglement op het bestuur der kerkelijke goederen en inkomsten maken of doen maken. Ilij mogt het wettig bestaande reglement niet over treden of ter zijde stellen. Zoo lang het niet wettig was vervangen, was hij gehoorzaamheid daaraan verschuldigd. Een collegie, dal die gehoorzaamheid weigert, stelt zich daardoor op on- 1) Even als in 1855 bij de vier teen benoemde leden, werd wederom bij den beer dr. E. M. Beima die de benoeming als lid der genieenle-commissie had aangenomen door een predikant en vele anderen eene ernstige poging gedaan om hem te bewegen voor het lidmaatschap te bedanken. Men bedreigde hem dat, indien hij weigerde dit te doen, hij eene scheuring zou te weeg brengen ja dat de rust en het welzijn der gemeente op het spel stonden. Hem werd zelfs voorgehouden dat van zijn besluit afhing of de vertimmering der Pieterskerk al of niet zou doorgaan. Men ziel hieruit welke pogingen werden aange wend om de gemeente-commissie in het aanvnllen van haar collegie te bernoeijelijken blijkbaar met het doel om het als 't ware te laten uitsterven. 2) Hier komen mij onwillekeurig de woorden in de gedachten van den hoogleeraar Stuffken, in de noot onder zijn 1ste stuk: »Op de vraag dus, wat moet men doen als men op regtmatige wijs zijn zin niet krijgen kan? past het antwoord: men trachtte dien le ver krijgen op onregtmatige wijs." 3j Art. 21 van het algemeen reglement voor de hervormde kerk: De kerkeraden geven wanneer zij verkeerdheden ontdekken in de administratie der kerkelijke goederen, daarvan kennis aan het klassikaal bestuur." wettig terreinen al wat op die overtreding der wet is gebouwd moet daarom reeds voor onwettig gehouden worden. Doch ik laat daarvan de beslissing aan den regler over. Ik heb alleen willen aantoonen waaruit en door wie de bestaande verwikkelingen zijn ontstaan. Over hetgeen verder is geschied en over hel ontslaan en het al of niet wettig bestaan der nieuwe gemeente-commissie zal ik het stilzwijgen bewaren en niet hel voetspoor van den heer Stuffken volgen. Noch aan hem noch aan den kerkeraad, evenmin aan mij komt het toe daarover uit spraak te doen; op het tegenwoordige standpunt der zaak, is daartoe alleen de regter bevoegd. Voor tol de beantwoording der tweede vraag over te gaan wil ik hier enkele aanmerkingen op den brief des kerkeraads te berde brengen. De kerkeraad doet der gemeente-commissie drie m. i. ongegronde verwijten. Indien ik inlusschen die alleen wederlegwil ik niet gehouden zijn toe le geven wat verder door den heer Stuffken en in den brief des kerkeraads over den loop der gebeurtenissen (van wier beoordeeling ik mij om de hiervoren door m'j opgegeven reden onthoud) gezegd wordt. 1°. De kerkeraad verwijl der gemeente-commissie, dat zij een middel tol schikking, voorgesteld door acht aanzienlijke mannen, de heeren: prof. J. Bake, dr. C. W. H. van Kaathoven, P. H. baron Taets van Amerongen, prof. W. A. van Hengel, mr. Hugo Gevers, mr. P. G. Hubrecht, J. B. de Moen en dr. L. J. F. Janssen, van de hand wees. Dat middel was om de zaak door scheidsmannen le laten uitmaken. De (oude) gemeente commissie heeft geantwoord, hierin niet te kunnen treden om deze reden: De hoofd zaak van het geschil betreft de voortdurend verbindende kracht van kon. besluitenin 1848 grondwettig erkendeen punt waarover, noch volgens Romeinseh noch volgens hedendaagsch regtopdragt aan scheidsmannen wordt toegelaten. Een tweede voorstel tot vereenvoudiging der zaak was, om van art. 329 van het wetboek van Burg. Regtsv. gebruik le maken. Op grond van de hiervoren genoemde redenen kon en mogt ook dat voorstelblijkens de woorden van het artikel zelf, niet aangenomen worden. Hoezeer dus de (oude) gemeente-commissie de acht heeren hoogachtte en aan hunne edele bedoelingen regt moest laten wedervarenmoest zij tot haar leedwezen hun voorstel van de hand wijzen. 2°. De kerkeraad verwijt der gemeente-commissiedat zij aan hel geding eene wending heeft gegeven, die onvermijdelijk ten gevolge meest hebben dat de zaak in lang niet kan worden uitgewezen." Dit is reeds door den heer mr. van der Linden wederlegd in het bijvoegsel tot de Leydsche Cou rant van 1 April. De nieuwe gemeente-commissie verzocht als collegie en verkreeg gratis procedure. Indien zij nu de (oude) gemeente-commissie ook als collegie had gedagvaard, dan was de vertraging niet veroorzaaktmaar wat deed zij? Zij dagvaardde de leden der (oude) gemeente-commissie als privaat-personen. Deze verzochten ook gratis-procedure in hunne qualiteil van leden der gemeente- commissie. Dit werd geweigerd, en daarna moest de (oude) gemeente-commissie de aanvrage doen om te kunnen intervenieëren. Dit sprak van zelf. Van daar vertraging, die de heeren Stuffken c. s. hadden kunnen voorkomen indien zij reglstreeks de (oude) gemeente-commissie en niet de leden hadden gedagvaard. 3°. De kerkeraad verwijt der (oude) gemeente-commissie dat over den door haar genomen maatregel, betreffende de toelage aan lib. predikanten, mis noegen in de gemeente is ontstaan. Die toelage kon en mogt niet langer uitbetaald worden, en dit is door de gemeente-commissie zelve in haren brief aan de gemeente duidelijk aan getoond. Dal daarover misnoegen zou zijn ontslaan, hel is even gemak kelijk dit te ontkennenals te beweren. Het moge al kortstondig geweest zijn, lang kon het niet zijn. Indien de commissie van elf heeren niet ware legen gewerkt, met welke bedoeling laat ik daar, dan zou het lot der pre dikanten zijn verbeterd. In plaats toch van eene zeer onzekere toelage was het plan aan de prcdikanls-lractemcnlen eene vaste toelage te verbinden, en daardoor zou het uitzigt geopend zijn op verhooging van het landslraciement. Wie heeft die poging verijdeld? Tegen wie zou dus bij de gemeente mis- noegen zijn ontstaan? De predikanten zelve hebben, hetzij uit eigen bewe ging, hetzij op aanraden van anderen, de bemoeijingen der elf heeren af gewezen. De kerkeraad zegt verder: «Spoedig werd door de meeste leden der ontslagen gemeente-commissie, in vereeniging met eenige anderen, een be- i roep op de gemeente gedaan, om blijvende schadevergoeding voor dat gemis aar. dc predikanten te verschaffen. Maar reeds vroeger hadden dezen hunne belangen toevertrouwd aan de nieuwe gemeente-commissie, en toen nu ook door haar gelijktijdig eene circulaire voor een dergelijk doel aan de gemeen teleden was bezorgd, achtten de predikanten zich verpligl openlijk bekend te maken, dat zij hunne belangen bepaaldelijk door dc in hun oog eenige wettige gemeente-commissie wenschlen behartigd te zien." Men zou hieruit kunnen opmaken dat de nieuwe gemeente-commissie met het beramen van haar plan de commissie van elf heeren vóór was, en dat de predikanten reeds vroeger (dus voor dal zij kennis kregen van het voor nemen van de meeste leden der (oude) gemeente-commissie) hunne belangen aan de nieuwe gemeente commissie hadden toevertrouwd, speciaal tol be houd der jaarlijksehe toelage van 200. Het eerste ontken ik stellighet tweede betwijfel ik. Men beweert, en niet zonder grond, dat de nieuwe gemeente-commissie, vernemende wat de elf heeren voornemens warenook eene poging heeft beraamd en met zoo veel overhaasting ten uitvoer gebragl, d at hare circu laire wel getuigt van eene opwelling van wrevel, maar niet van eenig door dacht plan, want daaromtrent zegt zij alleen, zich eerstdaags tot de gemeente le zullen wenden. Zoo als uit den brief der gemeente-commissie aan de gemeente blijkt, bestond reeds in Junij 1862 bjj de leden der (oude) gemeente-commissie het

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1863 | | pagina 7