aliqiiod probi ingenii lumen eluceat. Ik zal de laatste zijn, M. H. die u iels van dien aard zal ten kwade duidenzoo lang er in uwe plagerijen geest is en vooral aliquod boni ingenii lumen. Gij zijt jong en zonder veel wereld- en menschenkennis, en gij berekent niet altijd de gevolgen van uwe woorden en daden. Gij zult mij niet ktinnen verwijten, dat ik zulks immer heb uit het oog verloren. Menigmaal heb ik u blijken gegeven van groote toegefelijkheid en inschikkelijkheid, zelfs in de laatste tijden, zelfs heden morgen. De jonge studenten in de regten weten wal ik bedoel. Ik ben ook niet persoonlijk op u gebelgd, het zij verre. II n'y a que la ve'rité qui blesseen daarom hebben uwe spotternijen mij nooit gekwetst, want soms waren uwe ver wijten geheel ongegrond en soms zoo overdreven, dat zij meer op een grap pig opzet dan op eene ernstige grief geleken. Daarenboven ben ik opgeruimd en blijmoedig van aard en dus niet ligtgeraakt noch wrevelig. Hoe bitter en scherp (om iets te noemen) beklaagt gij u over de Praetor- geldenMet hoeveel hoon en schimp hebt gij daarover uwe Professoren overladen! Maar hoe kan ik mij dat aantrekken, daar nooit iemand uwer over die zaak een enkel woord met mij heeft gesproken en ik den brief, waarin het Collegium mij, uit uwen naam, verzocht de Praetorgelden af te schaffen, onmiddellijk toestemmend heb beantwoord? Maar al zijn het geene personeele grievendie ik tegen u hebik gevoel daarom niet minder leven dig de honende en smadelijke woorden, waarmede gij zoo menigeen mjjner amblgenooten en vrienden diep beleedigd en in het hart gegriefd hebt. Ik heb evenwel altijd een open oor en hart voor hen die u verontschuldigen, maar hunne redenen kunnen mij evenmin voldoen als zij u zeiven voldoen zouden. Sommigen beweren dat er slechts eenige weinigen ouder u zijn, die het genoemde kwaad plegen, terwijl de groote meerderheid in vertrou welijke gesprekken hunne afkeuring er van luide verkondigt. Anderen houden staande dat gij zelve zoo weinig waarde hecht aan uwe beschuldi gingen, dal gjj na korten tjjd er geene herinnering of bewustheid van over houdt. Weder anderen verontschuldigen u op eene wijze die gij zeiven het eerst moet afkeuren, door u namelijk al te veel alle levensondervinding en menschenkennis te ontzeggen. Men past op u toe de woorden van den dichter: Cet Age est sans pitiéals of gij even weinig het leed door 11 ver oorzaakt zoudt vermoeden, als zij, waarvan de dichter spreekt, arme dieren doodmartelen, zonder te weten dat dit hun pijn doet. Neen, M. H., zulke verontschuldigingen moet gij evenmin als ik willen aannemen. Gij zult nimmer de verantwoordelijkheid van hetgeen uit uwen naam geschreven is van u schuiven, en nooit zijn uwe beschuldigingen door iemand uwer openlijk gewraakt geworden. Men beleedigt u door u gelijk te stellen met kinderen, die niet weten wat zij doen en vergeten wat zij gedaan hebben. Van mij hebt gij iets dergelijks niet te vreezen. Gij zijt in mijne oogen de bloem onzer vaderlandsche jongelingen en zoo goed als iemand in staal te weten wat gij doet en gedaan hebten vooral wat u betaamt te doen en wat niet. Om die zelfde reden acht ik het geheel overbodig u meer over dit onaangename onderwerp te herinneren. Liever doe ik een beroep op uwe edele geaardheid en op het fiere gevoeldat u bezielt, in de bewustheid dat gij waarlijk zijt de hoop des vaderlands. Bedenkt dat wij eenmaal waren wat gij nu zijt, en dat wij die hoop niet beschaamd hebben. Verre zij dus van u al wat is illiberale, petulans, flagitiosumobscoenum! Verre zij. het van mij te gelooven dat gij uwe dwaling niet kunt inzien en daarna goedmaken. Gij weet hoe ik over u denk: ik heb het menigmaal in hel openbaar uitgesproken: het laatst bij het herdenken aan mijnen vriend en ambtgenoot Hulleman. Gij zijt nog altijd in mijne oogen, zooals ik u toen genoemd heb, principes iuventutis patriae. Zoudt gij niets willen doen, om dal in ieders oog te zijn en te blijven? Het staat aan 11, laten wij ons thans op nieuw plegtig verbin den, ik, om met al de kracht en moed die in mij is, uwe waarachtige belangen te behartigen en uwe eer en goeden naam te handhaven en gij, om van uwe zijde de welwillendheid en de achting van al uwe Hoogleeraren te beantwoorden met die genegenheid en eerbied waarop wij aanspraak hebben. Dan zal de bloei van onze Hoogeschool verzekerd zijn, want zij zal rusten op de hartelijke zamenwerking lot al wal edel is en goed, van de Profes soren en de Studenten. Uw Rector Magnificus en uw Vriend, C. G. COBET. P. S. Eén punt is mij onder hel schrijven ontgaan. Gij veronderstelt teregl dat ik geene waarde hecht aan anonyme vertelseltjes in een dagblad, maar ik ben een vriend van openbaarheid en koester de grootste achting voor de drukpers, de beste bondgenoot der waarheid. Daarom heb ik met de leden van hel Collegium bepaald, dat zoowel hun brief, als mijn ant woord zouden worden openbaar gemaaktwaardoor alle «vertelseltjes" in het niet zullen terugzinken. Leiden 16 February 1863. Ook hier zal de verjaardag van Z. M. den koning, op den 19dc" a. s. op eene luisterrijke wijze worden gevierd. Door hel garnizoen zal ten 12 ure, bij goed weder, op de Ruïne eene groote parade worden gehouden, waaraan de stedelijke schutterij met hare muziek zal deelnemen. Voorts zullen door de verschillende corpsen assauls op alle wapens worden gegeven, liet assaut, door het l5le bataillon 4dereg. infanterie te geven zal inde stads gehoorzaal, des namiddags ten 2 ure, plaats hebben; met welwillende mede werking van bovengenoemde muziek. De toegang voor het publiek is slechts in zoo ver vrij, als er ruimte zal zijn, terwijl men voor de gereserveerde plaatsen van entree-kaarten zal moeten voorzien wezen. Na dit assaut zul len dc korporaals en soldaten van voormeld bataillon op een exlra-middageten en op bier en sigaren in hunne kaserne aan de Morschpoort worden onthaald, alwaar de meeste chambrées, vooral die der tirailleurs, zullen zijn versierd. Daarna zullen de onderofficieren aan hunne gewone gemeenschappelijke tafel zich vereenigeriwaarbij per hoofd eene halve flesch wijn, en des avonds ten 9 uren hebben zij, in vcreeniging met de onderofficieren der verschillende corpsen, een bal, in hunne sociëteit op de Haarlemmerstraat. Vrijdag aanst. zal het Tyroler zanggezelschap uit het Zillerlhal in de stads-gehoorzaal alhier een concert gegeven. Dit gezelschap heeft niet al leen in het buitenland, getuigen de vele attesten waarvan het is voorzien, maar ook in onderscheidene steden van ons vaderland veel lof ingeoogst. «Zonder uitzondering," alzoo schreef men dezer dagen uit de hoofdstad, «zijn al de stemmen der leden van dit gezelschap frisch en goed ontwik keld. De zangers vormen een uitmuntend ensemble; dat de stukken met krachtjuistheid en vuur voordraagt. Een rijk en afwisselend programma werd op eene wijze ten uitvoer gebragt, welke ieder hoorder boeide en den kenner in verrukking bragt. Bijzonder vermelding verdienen de bas en tenor, wier solo's bij uitstek voldeden." Zaturdag II. mogt dit gezelschap de eer hebben van zich in het paleis van Z. K. II. prins Frederik der Ne derlanden te doen hooren en de voldoening der vorstelijke personen in hooge mate weg te dragen. Een vereerend getuigschrift daaromtrent zagen wjj in het album des gezelschaps, dat ons ter inzage werd aangeboden, prijken. De. Staatscourant bevat het jaarlijksch verslag omtrent den toestand van het rijks Japansch museum van Siebold alhier, van de hand van den waarnemenden directeur, den heer C. Leemans. Volgens dat verslag breidt zich die verzameling van lieverlede lol een algemeen ethnographisch museum uil en zijn er in het afgeloopen jaar weder verblijdende aanwinsten verkregen. Door eene welwillende haud daartoe in staal gestelddeelen wij hier den inhoud mede van eenen brief, door een der adelborsten aan boord van de Heldin, die in het laatst van het vorige jaar naar 0. Indie vertrok, den 6,|CD Jan. II. uit Rio de Janeiro geschreven. Zooals gij uit de couranten zult vernomen hebben is de Heldin den 13den Nov. van de reede van het Nieuwe Diep met gunstigen wind naar zee gezeild. Den volgenden dag, 's avonds ten 6 ure, kregen wij de Engelsche kust op de hoogte van Dover in het gezigt en zetten daar den zeeloods af, wien wij de laatste brieven medegaven. Wij waren spoedig en nu zonder eenig ongeval liet Kanaal uitgezeild en dus in den Noord-Allantischen Oceaan, koers zettende naar Rio de Janeiro. De reis was zeer voorspoedig en het weder buitengemeen goed, want storm hadden wij niet, alleen wat harden wind in de Spaansclie zee (zooals wel te verwachten was); doch deze, in plaats van ons op te houden, zette ons veel vooruit. Den 26,,en Nov. zagen wij land, waarschijnlijk Madeira, en van dien tijd af dagteekent het warm weder, dat hier te Rio de Janeiro zijn toppunt bereikt heeft, want op den middag staat de zon hier juist boven het hoofd en er is geen wind. Den 6den Dec. werden wij aangenaam verrast door banket en St. Nicolaas, dat een der officieren had medegenomen. Weldra kregen wij den N. O. passaatdie eerst flaauw doorkwamdoch eindelijk aanwakkerde. Vóór het passeren der linie hadden wij nog een' stillen gordel te doorloopen, dien wij langzaam doorsukkelden, totdat we eindelijk den 16dcD Dec. op 27° W. L. de linie passeerden. Den avond vóór dien dag ten 7 ure werd de hulk van Neptunus gepraaid en zond de zeegod door z(jn' zoon Cupido een' brief aan den kommandantwaarin hij verzocht om den volgenden dagbijheL passeren der linie de baren te mogen doopen. Dit werd hem toegestaan en, om hem bij te lichten, een bran dende teerton over boord geworpen. Den volgenden dag ten 9 ure ver scheen Neptunus met zijn gezin en gevolg, gezeten in een wagen, die door vier zeepaarden getrokken werdzijn gezin bestond nit hem zelf, zijne vrouw en zijn zoonen zijn gevolg uil den secretarisden schout en vier dienaars, die bestemd waren om de weêrspannigen op te zoeken en den waterdoop toe te dienen, benevens twee scheerders en een arlequin. Nep tunus en zijn gezin stegen uit, de secretaris las de wetten voor en men ging over tot het doopen der baren. Zooals gij weet was ik ook baar en met mij van het état-major, behalve de 6 andere adelborsten, nrg 4 offi cieren. Onze namen werden voorgelezen en wij ingezeept, geschoren en van onder tot boven met den brandspuit nat gespoten. Het volk kwam er zoo gemakkelijk niet af; zij werden geblinddoekt, duchtig bespoten, inge zeept met leer, varkens-of kippendrek, zeer onzacht geschoren en eindelijk achterover in een kuip met water gegooid, waarin zij bleven zoolang het Nepiunus behaagde; daarmede waren zij, zooals het heette, in zijn rijk opgenomen. Het duurde tol 12 ure en sommigen hadden het zwaar te ver antwoorden; overigens hindert een nat pak onder de linie niet. Na het doopen hield Neptunus nog eene toespraak, bedankte den kommandant, be paalde op eene bespottelijke manier de plaats waar het schip zich bevond en nam zijn afscheid. Dien dag was er algemeene kwijtschelding van straf en des avonds werd het feest besloten door optoglen waaraan de verruk kelijke tropische nacht iels plegtigs bijzette. Op deze breedte ontmoet men haaijendoch wij hebben er geene gezienwel vingen wij eenige dolfijnen die stervende allerlei prachtige kleuren aannemen De reis ging zeer voorspoedig en het eentoonige er -van werd nu en dan alleen afgebroken door het praaijen van een schip. Weldra vertoonden zich eenige landvogels en den 30sten Dec. des ochtends kregen wij de bergen van kaap Trio in het gezigt, die wij des middags passeerden. Het was een majestueus gezigt, die hooge bergen met den weelderigsten plantengroei bedekt en boven op den top een vuurtoren, die meesttijds in de wolken verscholen ligt. Den 31sten Deé. des namiddags ten 3 ure lieten wjj het anker vallen in de baai van Rio de Janeiro, die wij met het aanbreken van den dag waren binnengcloopen. Spoedig werden wij alleraangenaamst verrast, daar de muziek der Engelsche oorlogschepen bij onze nadering het: «Wien Neêrlandsch bloed" aanhief. Wij salueerden het Braziliaansch gouvernement met 21, den Engelscheu schout-bij-nacht met 13 en den Bra- ziliaanschen bevelhebber met 11 schoten, die alle beantwoord werden en waarvan de honderdvoudige weêrkaalsing in liet gebergte een heerlijk efFect maakte. De baai zelve wordt voor een van de schoonste der wereld gehoudenge heel omringd door bergendie hier en daar eilandjes vormenverheft zich

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1863 | | pagina 2