De kosten van dit onderzoek komen ten laste der belanghebbenden, bijaldien de voorhanden boeveelheid zoodanig opgeslagen of geborgen zijdat zij voor geen ander onderzoek dan bij weging of meting vatbaar is. Art. 4. Het staat aan de belanghebbenden vrij, indien de opneming anders dan door weging of meting beeft plaats gehadeen tweede onderzoek te eischen. Zij moeten zich echter daaromtrent verklaren vóór bet vertrek der ambtenarendie in dat geval de noodige maatregelen kunnen nemen tot bewaking der plaats, waar het onderzoek geschied is. Tot dal onderzoek worden door den Burgemeester andere ambtenaren aangewezen. Bij verdere tegenspraak moet de hoeveelheid naar bare soort door weging of me ting worden opgenomen. Art. 5. De kosten van weging of meting worden door de belanghebbenden ge dragen, indien de uitkomst eene mindere hoeveelheid van vijf ten honderd of daar boven oplevert dan bij de aangifte is vermeld. Art. 6. Alle inslag tusschcn de aangifte en liet onderzoek is verboden en beeft bet verlies van aanspraak op teruggave van betaalde plaatselijke belasting ten ge volge. Art. 7. De teruggave van betaalde plaatselijke belasting geschiedt aan liet alge meen kantoor van ontvangst, in den loop der maand Mei 1863, legen overgave der aangifte en behoorlijke quitantie. Wanneer de belanghebbende nog termijnen van crediet heeft open staan, wordt het bedrag wegens den aanwezigen voorraad op die onaangezuiverde termijnen afge schreven, cn geschiedt de teruggave alleen van het meerdere waarop hij aanspraak heeft. Art. 8. De nog onaangezuiverde termijnen van crediet blijven verschuldigd op de wijze, geregeld hij art. 3 der verordening van 30 Junij/20 Augustus 1857, op het verleenen van termijnen van crediet van de betaling der belasting aan handelaars in steenkolen te Leyrlen (Gcm.-blad n°. 22), terwijl wanneer de belastingschuldige in gebreke blijft, binnen den gestelden termijn aan zijne verpligling tot betaling le voldoen, de geheele door hem verschuldigde belasting in eens en dadelijk moet wor den voldaan. De invordering daarvan geschiedt volgens de bepalingen der artt. 258 tot en met 262 der wet van 29 Junij 1851 (Staatsblad n°. 85). Vastgesteld door den Raad der gemeente Ley den, in zijne openbare vergadering van den 20steD November 1862. De Burgemeester, D. T1EBOEL SIEGENBEEK. De Secretaris, v. PUTTKAMMER. En is biervan afkondiging geschied waar het behoort, den 24stcn Januarij 1863. Burgemeester en Wethouders voornoemd D. TIE BOEL SIEGENBEEK Burgemeester. T. PUTTKAMMER, Secretaris. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Leyden doen te welen dat door den Raad dier gemeente, in zijne vergadering van den 20slen November 1862, is vastgesteld de volgende VERORDENING regelende de teruggave der belasting op het brandhouthetwelk op den dag waarop de plaatselijke belasting is afgeschaft opgeslagen zal zijn te Leyden. Art. 1. Aan de handelaars en neringdoenden in brandhout, en schippers die brandhout hebben ingevoerdwordt teruggave van betaalde plaatselijke belasting verleend voor die boeveelheidwelke blijkt op 1 Mei 1863 nog in hnnne berg plaatsen of schepen voorbanden te zijn. Art. 2. Die bandelaars, neringdoenden en schippers leveren op den 30sten April bevorens tusschcn diic ure des namiddags en 's avonds ten acht ure, aan het algemeen kantoor van ontvangst eene schriftelijke aangifte in, overeenkomstig het aldaar kosteloos te verkrijgen formulier, van de bij ben nog voorhanden hoeveel heid en soort van brandhout. Van het doen dier aangifte wordt hun een bewijs afgegeven. Art. 3. De deugdelijkheid der aangifte wordt binnen de eerste vier dagen na de afschaffing der plaatselijke belasting op het brandhout, door de ambtenaren onder zocht, zoo noodig, door meting. Van hunne bevinding maken de ambtenaren op de keerzijde der aangifte melding, waarna deze den belanghebbenden dit bewijsstuk ter hand stellen. De kosten van dit onderzoek komen ten laste der belanghebbenden bijaldien de voorhanden hoeveelheid zoodanig opgeslagen of geborgen zij, dat zij voor geen ander onderzoek dan hij meting vatbaar is. Art. 4. Het staat aan de belanghebbenden vrij indien de opneming anders dan door meting heeft plaats gehad, een tweede onderzoek te eischen. Zij moeten zich echter daaromtrent verklaren vóór bet vertrek der ambtenaren die in dat geval de noodige maatregelen kunnen riemen tot bewaking der plaats, waar bet onder zoek geschied is. Tot dat onderzoek worden door den Burgemeester andere ambtenaren aangewezen. Bij verdere tegenspraak moet de boeveelheid naar hare soort door meting worden opgenomen. Art. 5. De kosten van meting worden door de belanghebbenden gedragen indien de uitkomst eene mindere hoeveelheid van vijf ten honderd of daarboven oplevert dan bij de aangifte is vermeld. Art. 6. Alle inslag tusschen de aangifte en het onderzoek is verboden en heeft het verlies van aanspraak op teruggave van betaalde plaatselijke belasting ten gevolge. Art. 7. De teruggave van betaalde plaatselijke belasting geschiedt aan het alge meen kantoor van ontvangst, in den loop der maand Mei 1863, tegen overgave der aangifte en behoorlijke quitantie. Vastgesteld door den Raad der gemeente Leydenin zijne openbare vergadering van den 20sten November 1862. De Burgemeester, D. TIE BOEL SIEGENBEEK. De Secretaris, y. PUTTKAMMER. En is hiervan afkondiging geschied waar het behoort, den 24sten Januarij 1863. Burgemeester en Wethouders voornoemd, D. TIEBOEL SIEGENBEEK, Burgemeester. y. PUTTKAMMERSecretaris. Tc Leyden ter Boekdrukkerij van J. C DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1863 | | pagina 6