strand. Het schip, dat intusschen een lek had gekregen, is spoedig aan den grond geraakt, zoodat de schipper met zijne hoogst zwangere vrouw, drie kinderen en den knecht den geheelen nacht op het dek van het schip moesten blijven, waarover gestadig de gohen gingen. Zaturdag morgen werden zij door visschersschuiten uit Elburg gered. Dezer dagen is te Zevenbergen een roofvogel op een boerenerf neder gedaald. Hij greep met zijne klaauwen een haan en wilde zich verwijde ren, maar in zijne vlugt sloeg hij tegen een boom en viel daardoor met zijn buit op den grond. Twee arbeiders maakten zich daarop van hem meester. Het was een groote arend, schoon gevederd, met een vlugt van 7 a 8 voel. Door het prov. geregtshof van Zeeland is Zaturdag 11. de zaak behan deld van een 17-jarige knaap, J. Nelisse genaamd en wonende te Tholen, beschuldigd van door het moedwillig werpen van een steen tegen het hoofd vnn een meisje van 10 jaren, D. van der Sande, de onmiddelijke oorzaak van den dood van dat kind te zijn geweest, en alzoo van moedwilligen doodslag, liet hof heeft, in aanmerking nemende den jeugdigen leeftijd van den beschuldigde, zijn berouw en het aannemelijke dat hij de gevolgen zij ner ruwe en onbedachtzame handeling niet had vooruil gezienhem veroordeeld lol eene correctionele gevangenisstraf van 2 jaren. Naar men uit Weenen meldt zou de Nederl. gezant bij het Oosten- rijksche hof vertoogen bij die regering hebben ingediend tegen de voorgestelde verhooging der belasting op de coupons van 5 op 7 pCt.door welke heffing zeer groot nadeel zou worden toegebragt aan Nederlandsche fondsenhou ders, die, gelijk bekend is, een zeer aanzienlijk kapitaal in Oostcnrijksche fondsen hebben belegd. Bij de overweging en de afdeelingen der tweede kamer van het wets ontwerp tot verhooging van hoofdstuk V der staalsbegrooting voor 1862 met ƒ42000, voor de aan de gemeente Leyden wegens verlies der visscherij in hel Haarlemmermeer te betalen schadevergoeding, zijn twee bedenkingen ge rezen in de eerste plaats werd gevraagd waarom van den aanvang af de regering of de Haarlemmermeer-commissie uit haren naam heeft voorgesteld, om de opbrengst, die Leyden uit de visscherij in hel Haarlemmermeer ge noot, af te koopen tegen den penning 15. Tenzij daarvoor eene bepaalde reden bestond, scheen in onzen tijd afkoop tegen den penning 20 of 25 meer eigenaardig. In de tweede plaats gaven enkele leden eenige bevreem ding Ie kennen, dat het gouvernement in hel arrest van het prov. geregts hof in Zuidholland, waarbij de staat tol betaling eener som van ƒ38695 met de renten is veroordeeld, heeft berust, zonder daarvan in cassatie te komen. 's GRAVENHAGE27 November. Door Z. M. is aan den heer G. A. Loeff, op zijn verzoek, eervol ont slag verleend als burgemeester der gemeente Enschede', en tot burgemeester van die gemeente beuoemd de heer W. C. T. van Nahuys, onder toekenning van eervol ontslag als burgemeester der gemeente Wyhe, voorts tot burge meester der gemeenten Beverwijk en Wijk aan Zee en Duin benoemd de lieer J.J. Delruel, met eervol ontslag als burgemeester der gemeente Strijen. Naar men verneemt zal Z. M. de koning zich eerstdaags weder naar het Loo begeven. De minister van oorlog zal Dingsdag aanst. geen gehoor verleenen. Bij den minister van binnenl. zaken is ten behoeve der slagloffers door den brand te Enschedé ontvangen 426.45de opbrengst eener inzameling gedaan door de hh. J. L. W. F. Stern en kapitein A. A. Bouwen van het schoonerschip Jonkvrouw Geertruytijdens zij zich aan de kust van den vrijstaat Liberia in Afrika bevonden. Eergisteren avond is alhier in zes-en-tachtig-jarigen ouderdom over leden de heer P. J. de Fremery, raadsheer in het provinciaal geregts hof. Tol nog voor korte dagen woonde hij de openbare zittingen in dat hof bijin de kamer van burgerlijke zaken. Zijne regtskennis werd zeer op prijs gesteld. Beeds vroeger tot ridder van den Ned. Leeuw benoemd werd hij, toen hij zijn 80ste jaar bereikte, tot commandeur dier orde ver heven. Heden nacht is, na een langdurig lijden, de heer I. de Willigen, emeritus predikant, in ongeveer 70-jarigen ouderdom, alhier overleden. Tweede Kamer der Staten-Generaal. In de zitting van Dingsdag II. is bij art. 130, 's rijks herbarium te Ley den enz., door den heer Taels van Amerougeu gesproken over de handelin gen van den minister van binnen), zaken ten opzigte van die instelling, waardoor ontevredenheid bij alle weldenkendrn was ontstaan, hetzij men vriend of tegenstander van hel kabinet was. Gedurende negen jaren vervulde iemand eene betrekking, eensklaps werd hij uit de dienst ontslagen, en toen kon de man iels anders zoeken.' Spr. meende, dal de heer van Hall die be jegening niet had verdiend; hij kende hem als een regtschapen en eerlijk man. Wal zijne bekwaamheid betrof, zou spr. geen oordeel vellen; maar hij beriep zich op dat van den hoogleeraar Blume, die steeds met grooten lof over den heer van flail had gesproken. Hij volbragt zijne taak uitmun tend; hij wijdde zich geheel en al aan de zaak en werd binnen en buiten 's lands gewaardeerd. Spr. meende alsnu inlichting van den minister te moe ten vragen over de directie van 's rijks herbarium, omdat hij niet begrijpen kon hoe de zaak goed kan loopen, als de directeur te Utrecht woont. Hij vreesde dat de minister zich ten deze door verkeerde inlichting op een dwaal- weg had laten leiden. Ook de heer Wesierhoff keurde de tegenwoordige inrigling van het bestuur over 's rijks herbarium af, maar het deed hem leed dat van deze zaak eene machine de guerre was gemaakt, hetgeen weinig zou toebrengen om de vastgestelde regeling te doen veranderen. De groote vraag was of de regeling goed en of zij in het belang van de wetenschap is, en daarop meende hij een ontkennend antwoord te moeten geven. De minister van binnenl. zaken vroeg of het behoorlijk was, dat men in de kamer in eene beoordecling van een ambtenaar treedt. Hij geloofde het niet, en wel daarom, omdat daardoor aan niemand meer kwaad wordt ge daan dan aan den ambtenaar zeiven. Hij zon, zeide hij, slechts op één punt wijzen. De taak van den conservator is, om in en voor de verzame ling te arbeiden. En hoe was nu de toestand? Bij onderzoek werden twee zalen gevonden met pakken van jaren herwaarts opgestapeldongesorteerd en niet geclassificeerd. Er waren vele Indische mossen gevonden zonder dat iemand van dien rijkdom eenig denkbeeld had. Er waren ook klagten ge rezen over de niet toegankelijkheid van het herbarium. Men had meer mogen wachten van een manaan het hoofd van zoodanige verzameling. Om het herbarium weder bruikbaar te maken, moest er eerst nog zeer veel gesorteerd worden. Dit alles was onmogelijk, als niet eerst die vertrekken werden op geruimd, welke nog zooveel bevatten hetgeen men niet eens kende. Eene nieuwe regeling zou eerst kunnen plaats hebbenwanneer men wist wat uien had Thans was alles voorloopig, maar de zaak zou op nieuw overwo gen worden, als alles op een behoorlijken voel was gebragt en in den chaos, dien men vond, orde zou zijn ontstaan. De heer Taets van Amerongen zeide, dat hij geloofde als lid derkamerhet regt te hebben te sprekenwanneer een ambtenaar niet behoorlijk werd be handeld. Wat betrof de wanorde, die in het herbarium zou heerschenhij had onlangs die inrigting bezocht, maar men kon hem daaromtrent niets aanwijzen. De minister volhardde bij zijn gevoelen, dat het niet raadzaam was de <|uaeslie van een ambtenaar in de kamer te bespreken. Zitting van Woensdag 26 November. In deze zitting zijn de beraadslagingen voortgezet over de VIIIe afd. (kunsten en wetenschappen), van hoofdstuk V der staatsbegrooting voor 1863. Op art. 133 «kosten voor buitengewoon opzigt, onderhoud, huis houdelijke uitgaven, reis- en verblijfkosten en aankoopen voor de verzame ling op het paveljoen bij Haarlem", stelde de heer van Muiken voor, de daarbij uitgetrokken som van ƒ2000 met ƒ4000 te vermeerderen. De mi nister van binnenl. zaken maakte, in verband met zijne inzigten omtrent de bedoelde verzameling en de vereeniging van een deel daarvan met an dere van gelijksoorligen aard hier te lande, alsmede in overeenstemming met de arlt. 139 en 140 van dezelfde afdeelingeenige opmerkingen ten aanzien van dit amendement, en stelde voor uit dit artikel de woorden »en aankoopen" te doen vervallenterwijl hij de in art. 140 voor eeremedailies bestemde som wilde veranderen. De regering had, zeide de minister, het plan gevormd om alle kunstschatten op ééne plaats, b. v. te Amsterdam, bijeen te brengen, en daar eene keurverzameling van voortbrengselen van levende meesters, een waardig Walhalla, te slichten. In dat voornemen zou zij belemmerd worden, als zij gebonden was tot aankoop van stukken enkel ter plaatsing in het paveljoen te Haarlem. Ten gevolge dezer verkla ring trok de heer van Muiken zijn amendement in. Art. 139, aankoop van boekwerken en andere voorwerpen van kunst en wetenschap, werd, naar aanleiding van het besprokene, door den minister van binnenl. zaken van ƒ8000 op ƒ12000 gebragt en dat van het volgende artikel «eeremedailies" van 1700 op 500 leruggebragt. Deze artikelen en voorts de geheele af deeling werden daarop goedgekeurd. Daarna kwam in behandeling het vroeger aangehouden art. 90, nieuw te verleenen subsidien tot bekostiging van werken ƒ50249, waarop door de hh. Begram en van Lidth de Jeude was voorgesteld die som met ƒ20000 te verhoogen, tot het verleenen eener tegemoetkoming aan het polderdistrict de Bommelerwaard beneden den Mei- dijk. Dit amendement werd met 50 legen 13 stemmen verworpen, en het art. goedgekeurd. De overige afdeelingen van het hoofdstuk werden mede achtereenvolgens goedgekeurd. Ten slotte werd het geheele hoofdstuk met 50 tegen 14 stemmen aangenomen. Tegen hebben gestemd de hh. Hoek water, Mijer, van Heemstra, Taels van Amerongen, van Goltslein, de Brauwvan Foreestvan Lynden Tulein NoltheniusSchimmelpenninck van Asch van Wijck, Groen van Prinsterer, Hoffman en van Heiden Reineslein. Daarna zijn de algemeene beraadslagingen aangevangen over hoofdst. VI (Marine). BUITKNLANDSCIIE BEHIGTEN. EIGELAND. LONDEN 25 November. Volgens het Court Journal zal het huwelijk van den prins van Wallis in het begin van de maand April 1863 worden voltrokken. De Mom. Post zegt, dal, zoo prins Alfred niet gekozen wordt voor den Griekschen troon, alsdan de hertog van Leuchtenberg, den vertegen woordiger van de aanvallende staatkunde, gekozen zal worden. Indien prins Alfred gekozen mogt worden, dan zou Engeland de Ionische eilanden afstaan. Men verneemt, dat in den laatst gehouden ministerraad besloten is op de voor te dragen staatsbegrooting voor het volgende dienstjaar de uitgaven met twee millioen te verminderen. De gewelddadige aanrandingen en straatrooverij nemen in deze hoofd stad zoodanig toe, dat men bij de regering wil aandringen om daartegen afdoende maatregelen te nemen. Zaturdag II. heeft er eene ontploffing plaats gehad in de Walker-kolen mijn, ongeveer drie mijlen van New Castle gelegen. Daar de mijn twee uitgangen heeft, werden er terstond drie der werklieden gered, maar de ove rige werden van wege de gas-onlwikkeling niet dan met groot gevaar be reikt. Zij waren echter reeds bezweken. In het geheel telt men 16 doo- den, terwijl 10 paarden en 24 ponies mede zijn gestikt. 7 mannen en 4 jon gens zijn levend naar boven gebragt; een hunner was reeds twee malen aan een dergelijk doodsgevaar ontsnapt. FRANKKIJH. PARIJS, 25 November. De regering schijnt eenigzins beducht te zijn voor de verkiezing van eenen Engelschen prins tot koning van Griekenland. De Palrie meent dat thans het Oosiersche vraagstuk op nieuw als een spook in Griekenland en op de kust der Middellandsche zee voor het oog der diplomatie verrijst. De Constitutionnel zegt, dal, hoewel de verkiezing van prins Alfred niet kwetsend voor Frankrijk zou zijn, de mogendheid, welke aan Griekenland eene dynastie levert echter twee gevaarlijke klippen voor zich zal hebben. Immers men zal óf den nieuwen koning aan banden moeten leggen en hem binnen Griekenlands tegenwoordige grenzen als opgesloten houdenen dan zou hij de volksgunst verliezen en het ontzag voor hem verdwijnen; óf wel zal zij het streven der Grieken naar uitbreiding van grondgebied moeten aanmoedigen, en alsdan zou zij de deur openen voor het Oosiersche vraag stuk, dat van zoo heillooze verwikkelingen zwanger gaat. ITALIË. In de kamer van afgevaardigden is door het lid Nicotera eene rede gehoudendie uiterst vijandig was tegenover de regering. Volgens dien spreker had de regering in der tijd elf dagen te voren geweien heeft wan neer Garibaldi in Calanië voet aan wal zou zetten en dal aan Garibaldi destijds was aangeboden om zich ,met zijn staf aan boord van een rijks- vaartnig in te schepen, naar zoodanige plaats als hij mogt goedvinden. De spreker nam aan te bewijzen, dat de regering in die dagen steun zocht bij hare tegenpartij waarna hij eindelijk voorstelde het ministerie in slaat van beschuldiging te stellen, omdat het door de gevangenneming van afgevaar digden de constitutie geschonden had. De heer Batazzi zal daarop later antwoorden. S* IS LISSEN. Op den 21s,en dezer, des avonds, is nabij Bielefeld het volgend onge luk voorgevallen. Terwijl de sneltrein naar Keulen de barrière bij Brack- wede doorreed, kwam een boerenrijtnigje, waarin twee boerinnen en een voerman zatenvan de tegenover de barrière gelegen helling met zulk eene vaart aanrijden, dat het, na de hekken verbrijzeld te hebben, tegen den trein aankwam; zoodat paard en rijtuig, na door den trein een eind weegs te zijn voortgesleept, geheel verpletterd werden, terwijl de twee vrouwen op de plaats dood bleven en de voerman zoo zwaar gewond werd, dat men aan zijn behoud wanhoopt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1862 | | pagina 2