vorige, kunnen ook nu alleen de opgaven omtrent de hoofd- en hulponder
wijzers dienen. Voor de hoofdonderwijzers zijn dit de gegevens:
Candidaten. Toegelaten.
1860 April 20 12
October 27 16
1861 April 34 14
October 29 11
1862 April 50 22
October 42 16
Het is de tweede maal, dat zich een groot getal candidaten aanmeldt,
zoodal slechts tnsschen de uitkomsten van dit en het onmiddellijk vooraf
gaand examen eenige vergelijking mogelijk is. Veel ontloopen zij elkander
niet, hoewel toch ditmaal het getal afgewezenen betrekkelijk grooter wezen
moest.
Het examen voor de acte van hulponderwijzer leverde even als de vorige
maal eene zeer gunstige uilkomst op; de meest gunstige als men de verhou
ding tusschen toegelatenen en afgewezenen in cijfers uitdrukt; juist zoo
gunstig als het laatste examen, als er op gelet wordt, dat het verschil in
verhouding slechts ontstaan is, door dat nu twee candidaten meer onder de
gelukkigen zijn mogen geleld worden. Dit blijkt uit de volgende opgaaf:
Candidaten
Toegelaten.
1858
J tin ij
75
40
dus 53.4 ten honderd.
October
50
28
56.0
1859
Mei
61
35
57.4
October
43
27
62.8
1860
April
40
17
42.5
October
53
30
56.6
ii
1801
April
48
31
64.6
October
49
24
48.7
1862
April
48
32
66.6
October
50
34
68,0
n
Het is
ook nu weder gebleken, dat de meerdere zorg, zoo
van rijkswege
als door bijzondere onderwijzers, aan de opleiding van de kweekelingen
besteed, goede vruchten draagt. Zij, die de normaallessen te 's Gravenhage,
Rotterdam en Gouda hadden kunnen bijwonen, legden bijna allen een goed
examen als hulponderwijzer af.
Hoewel het aantal toegelatenen als hulponderwijzer betrekkelijk groot zijn
kon, en dat der hoofdonderwijzers niet veel minder was dan den vorigen keer,
zoo is hel nu wederom niet te ontveinzen, dat nog veel te verbeteren valt.
Weder is het gebleken, dat de reeds meermalen aan hen, die zich met de
opleiding van onderwijzer belasten, gegeven raad niet overtollig is, om toch
te zorgen, dat hunne kweekelingen zich goed schriftelijk kunnen uitdrukken
en de gronden hunner moedertaal leeren. Op beide examens zijn weder te
vele opstellen geleverd, waaruit bleek, dat de stellers niet vast waren op
het gebruik der naamvallen in de gewoonlijk voorkomende gevallen en dat
zij de kracht van dagelijks te pas komende uitdrukkingen niet goed kenden.
Ook de woordontleding blijft nog een groot struikelblok.
In het algemeen gesproken was de indruk, dien hel examen voor de acte
van hulponderwijzer maakte, niet ongunstig en vele der toegelatenen gaven
blijken, dat zij niet slechts met ijver, maar ook met oordeel gewerkt had
den. Het examen voor de acte van hoofdonderwijzer gaf bij enkelen reden
lot tevredenheid; ten opzigle van anderen der toegelatenen moet de wensch
geuit worden, dat zij zullen inzien, dat hun r.og veel te leeren overblijft.
Het examen voor de acte van hulponderwijzeres was, in het algemeen ge
sproken en niettegenstaande het betrekkelijk groot aantal der afgewezenen,
niet onbevredigend; onder de toegelatenen waren er, die zeer verdienstelijk
waren.
Het examen in de vreemde talen behoorde, zoo als gewoonlijk, niet onder
de lichtpunten van het examen, zelfs was dat in hel Engelsch minder dan
vroeger. Toch was er weder vooruitgang in de kennis van de Frartsche taal
te bespeuren; de spraakkunst bleek met ijver, zoo al niet altijd met goed
gevolg, te zijn bestudeerd; sommigen gaven zelfs voldoende blijken, dat zij
zich behoorlijk konden uitdrukken, liet zal echter nog lang duren voor dat
zelfs aan zeer matig gestelde eischen door de candidaten zal voldaan worden.
In de memorie van beantwoording op het voorloopig verslag der tweede
kamer betreffende hoofdstuk V binne.nlzakender staatsbegrooting voor
1863, roept de minister, op de aanmerkingen omtrent liet voorgedragen
cijfer van dit hoofdstuk alleen het antwoord in, dat daarop door andere leden
is gegeven. Voorts zegt de minister, dal hij niet had durven verwachten,
dal naar meer ontwerpen van wel dan reeds aan de kamer zijn voorgelegd,
op dit oogenblik zon zijn gevraagd. De leden, zegt hij, die er meer verwacht
hadden of nog verlangden, gelieven den tijd, dien de overweging van gewig-
tige voorstellen bij de kamer kost, in aanmerking te nemen, en zich den
stand van behandeling der ingediende ontwerpen te herinneren. Zij zullen
dan welligt mede van oordeel zijn, dat hel geenszins doeltreffend is, al
ware het mogelijk, gedurig nieuwe ontwerpen in te zenden, die, van de
eene zitting in de andere gesleept, eindelijk het aanzien van lastposten ver
krijgen. Beter schijnt hel voor gouvernement en vertegenwoordiging, met
de eerste volle belangstelling en inspanning wat men begint ook af te doen.
])e indiening van een ontwerp van wettelijke regeling van de exploitatie
der spoorwegen, eene schuld nog van dit jaar, vvas afhankelijk van te
voeren onderhandelingen. De afloop daarvan is nabij, zoodat ook de in
diening niet lang meer op zich zal laten wachten. Mededeeling eindelijk
van de inziglen des gouvernements over de regeling van het hooger onder
wijs en van de schutterijen zal bij indiening van de daartoe betrekkelijke
ontwerpen aan de orde zijn.
Bij afd. VI (waterstaat en publieke werken) zegt de minister, omtrent
de bestemming aan de groote zaal van het Binnenhof Ie 's Hage te geven
dat hij had gedacht <1: arin onze ethnographische verzamelingen tot een ge
heel te brengen. Bij nader onderzoek heeft hij echter van dit denkbeeld,
waaraan hij zeer hechtte, moeten afzien. Van de bij dat onderzoek voor
gekomen bezwaren was er vooral een beslissend de zaal heeft geen vol
doende ruimte om alles te bevatten wat, op dit gebied, reeds voorhandenis. 'I
De minister overweegt thans, of dc zaal voor een vadcrlandsch oudheidkun
dig museum zal zijn in te rigten.
Bij afd. VII (onderwijs) wordt gezegd, dal partiële maatregelen tot her
vorming van ons hooger onderwijs ook aan het gouvernement ongeraden
voorkomen. Het is ook des ministers gevoelen, dat daardoor dc zaak slechts
uit haar verband gerukt en bedorven zou worden. Opheffing der theologi
sche faculteiten kan alleen bij de wettelijke regeling in overweging worden
genomen. Maar het is de overtuiging van den minister, even als van de
leden wier antwoord op de vraag in het verslag wordt medegedeelddat
de zoogenaamde scheiding van kerk en staat geenszins opheffing van theo
logische faculteiten of leerstoelen vordert. Voorts wordt bij die afd. nog
verklaard, dat het onderwijs van den hoogleeraar in de kruidkunde te Utrecht
niet zal lijden door de waarneming van het beheer over het herbarium te
Leyden. Alvorens de vereeniging tot stand kwamwas dit punt behoorlijk
onderzocht en geregeld. Voor de bewaring van het herbarium was het be
houd van den conservator niet noodig; het overige personeel kon daarin be
hoorlijk voorzien. De meest dringende behoefte, wat het herbarium betreft,
was bewerking en bekendmaking van het hoogst belangrijk daarin opgestapeld
en voor een groot deel ongebruikt, zelfs onbekend, materieel. Voor die
taak scheen de Utrechtsche hoogleeraar de man bij uitnemendheid.
's GRAVENHAGE, 28 October.
Door Z. M. zijn benoemd lot ridder der orde van den Nederl. Leeuw: de
heer J. A. Bakkers, adsislent-resident ter beschikking van den gouverneur
van Celebes en oiiderhoorighedeiiter zake van de door hem in 1861 en 1862
bewezen uitstekende diensten bij gelegenheid van de onderwerping der weder-
spannige hoofden van Manipi en Toeroengan op Celebes; en de heer John
Loudon, thans te 's Gravenhage, ter zake der door hem met gunstig gevolg
aangewende pogingenzoowel om de Orang-Seka's van Billiton het zeeroovers-
bedrijf te doen verwisselen met een gevestigd verblijf en hel nitoefenen van
handenarbeid, als om in het algemeen aan den mineralen rijkdom van Ned.
Indië meerdere bekendheid te geven en dien te doen ontginnen.
Z. M. heeft benoemd lot ridder der orde van de Eikenkroon den heer
G. F. Callcnfels te Goes, kommandant der eerewaeht tijdens het verblijf
van Z. M. aldaar.
Tot burgemeester der gemeente Koog aan de Zaan is benoemd de heer
J. Duyvis.
Tot regler in de arrond.-regtbank Ie Zwolle is benoemd de heer mr.
J. W. J. baron de Vos van Steenwijk, thans substituut-officier van justitie
bij die regtbank.
Z. M. heeft benoemd tot kapitein 3dc kl. bij het 4de reg. infanterie
den lsten luit.-adjudant D. F. K. Hardenberg, van het reg. grenadiers en jagers.
HH. KK. 11H. prins en prinses Fredcrik en prinses Maria zullen aan
staanden Vrijdag van Berlijn op het huis de Paauw terugkeeren.
Naar men verneemt wordt de nieuw benoemde Fransche gezant bij het
Nederl. hof, de heer Baudin, ter vervanging van graaf dc Sartigesin het
begin der volgende maand alhier verwacht.
Bij den minister van binnenl. zaken is ten behoeve der slagloffers door
den brand te Enschedé ontvangen ƒ154.29, opbrengst van een door den
heer D. Bodde, notaris te Batavia, uitgegeven werkje.
De herfstvergadering der prov. staten van Zuidholland zal Dingsdag
4 November aanst. worden geopend.
De tweede kamer heeft heden middag ten twee ure eene bijeenkomst
gehouden. Het vereischte aantal leden om eene zitting te houden was niet
tegenwoordig. Nadat de voorzitter mededeeling had gedaan van de ingeko
men stukken werd de bijeenkomst tot eene nadere oproeping gesloten.
AMSTERDAM27 October.
Zaturdag 11. hield de wis- en natuurkundige afdeeling der kon. akademie
van wetenschappen eene gewone vergadering. Tegenwoordig waren de hh.
Vrolik, van Hasselt, van Breda', Blecker, van der Boon MeschStamkart,
Oudemans, Staring, Harling, von Baumhauer, Delprat, van der Hoeven,
Bierens de Haan en van Rees.
Een vervolg op eene verhandeling van den heer Snellen van Vollenhoven,
over eene nieuwe soort van Diptera, en eene bijdrage van den heer Blee-
ker, worden voor de verslagen en inededeelingen aangenomen.
Ingekomen een brief van den heer Conrad met verslag over hout door
creosotering legen den paalworm beschermd; hierbij waren drie stukken
plank gevoegdwaarvan twee stukken waren gccreosoteerd en een stuk niet.
De twee stukken gecreosoleerd hout waren gaaf gebleventerwijl het onge-
creosoteerde geheel door den paalworm was doorvreteneen en ander wordt
in handen gesteld der commissie voor den paalworm.
De heer Delprat deed eene bijdrage over het berekenen van den weder
stand der deelen van dc ijzeren traliebruggenna eenige voorbeelden door
tcekeningen te hebben opgehelderd, noodigde hij ten slotte die zijner mede
leden welke van dit punt meermalen een onderwerp van beschouwing
maaktenuit om de quaestic nog eens gezet te onderzoeken.
De heer van der Hoeven leverde eene bijdrage over gelede dieren met
gelede poolen. De bijdrage strekte ter bestrijding van de benamingen door
prof. Zundervall aan de poolen dier dieren gegeven; spreker noemde die
zeer ongelukkig gekozen en op eene valsche veronderstelling berustende.
De heer Staring vestigde de aandacht op een door den heer dr. Piaget
verrigt belangrijk werk, namelijk het microskopisch onderzoek van meer
dan 200 soorten kleijen en aardgronden, uit onzen vaderlandschen bodem.
Spreker stelde zich voor den uilslag van dien arbeid openbaar te maken in
den catalogus der geologische verzameling op het pavilloen te Haarlem.
De heer Oudemans deed nog eer.e mededeeling van hel te gclijker tijd bloeijen
van een mannelijk en vrouwelijk exemplaar eener Encephalactus Otten-
steinii, behoorende lol de Cycadeën.
Hierna werd de vergadering gesloten.