BIJVOEGSEL, behoorende lot de Leydsche Courant
van Woensdag 7 Mei /V°. 55.
S CHUTTER IJ.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEY DES doen te weten, dat, ter
voldoening aan de Wet van den 11 April 1827 {Staatsbl. N°. 17), weder een aan
vang zal worden gemaakt, met de inschrijving voor de Schutterlijke dienst van de
genen, welke daartoe dit jaar in de verpligting vallen.
Dat deze inschrijving zal moeten geschieden in tien afzonderlijke registers, met
dien verstande, dat de personen, geboren in 1828 tot 1836 ingesloten, welke zich
hier ter stede, sedert de vorige inschrijving, uit andere plaatsen met der woon hebben
nedergezet, waaronder ook zijn begrepen de militairen, die sedert de laatste inschrij
ving hun paspoort verkregen en zich alhier hebben gevestigd, alsmede de zich in dit
Rijk en binnen deze gemeente sints de laatste inschrijving gevestigd hebbende vreem
delingen (waardoor verstaan worden zij, die hnn voornemen, om zich in dit Rijk
neder te zetten, hebben aan den dag gelegd, betzij door eene uitdrukkelijke verkla
ring, hetzij door werkelijk den zetel van hun bestaan herwaarts over te bren
gen, zonder dat de tijdelijke uitoefening van een bedrijf of handwerk, in
cenige ondergeschikte betrekking, als zoodanig voornemen wordt aangemerkt) zul
len worden ingeschreven achter de registers, waartoe zij volgens hunnen ouderdom
behooren terwijl de geborenen in het jaar 1837 zullen worden geplaatst in een
nieuw register, te weten: het eerste van den jare 1862 en het tiende of dat der
geborenen in 1827 van het vorige jaar zal komen te vervallen.
Dat van de inschrijving niemand der bovengenoemde personen is uitgezonderd, al
vermeende hij tot de vrijgestelden of uitgeslolenen te behooren, en dus ook niet die
personen, welke reeds hun ontslag uit de Schutterlijke dienst hebben bekomen.
Dat de registers van inschrijving zullen worden geopend op Donderdag dcfi 15 Mei
aanslaande, en op den 1 Junij daaraanvolgende finaal zullen worden gesloten.
Dat derhalve de personen, welke zich vóór gemelde sluiting op den 1 Jnpij, niet
hebben doen inschrijven, (en dus ook ieder persoon van elders zijnde komen wonen,
of de in dit jaar zich alhier gevestigd hebbende vreemdelingen, alsmede de Militai
renwelke hun finaal ontslag hebben bekomen, en niet weder zijn in dienst getre
den) bij ontdekking, alsnog achter de teckening, tot sluiting, door het hoofd van
de Regering aan het einde van het register te plaatsen, zullen worden ingeschreven,
met de bijvoeging van het woord: ambtshalveen volgens art. 9, door den Schut
tersraad zullen worden verwezen tot cene geldboete, en daarenboven dadelijk, sozz-
der lotingbij de Schutterij ingelijtd, indien het zal blijken dal er, tijdens de
verzuimde inschrijving, geene redenen tot vrijstelling of uitsluiting ten hunnen aan
zien bestonden; terwijl in zoodanig geval het huwelijk hun ook geene aanspraak
geeft om in de tweede klasse gebragt te worden alles onverminderd zoodanige straf
bepalingen alsuit krachte der Wet van den 31 December 1832op hen rnogten
kunnen worden toegepast.
Dat een ieder wordt vermaand, om voor zoo veel hij van geen bewijs van zijne
geboorte voorzien is, voor hen, welke alhier geboren zijn, dat bewijs te komen af
halen ter Secretarie dezer Gemeente, van heden af aan, van des voormiddags 10
tot 's namiddags 1 uur; terwijl zij, welke elders geboren zijn, zich dat bewijs
onverwijld vóór de inschrijving zullen moeten aanschaffen; zullende een ieder ver
antwoordelijk zijn voor de gevolgen, wanneer hij, bij gemis zijner geboorte-acte,
door eene verkeerde opgave van het geboortejaar, abusivelijk wierd ingeschreven.
Dat den belanghebbenden bij deze nog wordt herinnerd, dat zij hij de inschrij
ving tevens zullen moeten opgeven hunne woonplaatsbenevens het Wijk en Num
mer der huizen, hun beroep en dat hunner Ouders, zoo die nog in leven zijn,
alsmede den tijd van inwoning alhier, en eindelijk of zij ingeschrevenen gehuwd of
ongehuwd zijn, en in het eerste geval of zij kinderen hebben, zoo ja, hoe «cel
van elk geslacht; wordende de gehuwden aangemaand, om zich van een extract uit
het huwelijks-register te voorzien, om daarop door den Heer der Gebuurte, waarin
zij wonen, het getal hunner kinderen te doen certificeren, ten einde daarvan bij de
inschrijving te doen blijken, zullende almede tot de afgifte dier huwelijks extracten
van beden af worden gevaceerd ter secretarie dezer gemeente, van des voormiddags
10 tot 's namiddags ten 1 ure.
Dat ten einde deze inschrijving geregeld afloope, een iegelijk, in die termen
vallende, bij deze wordt opgeroepen, om zich te vervoegen in een der vertrekken
van het Raadhuisen wel
Op Maandag den 19 Mei 1862,
de bewoners van Wijk I, II en III, benevens de bewoners van de Buitenwijk.
Op Dingsdag den 20 Mei 1862
de bewoners van Wijk IV, V en VI.
Op Woensdag den 21 Mei 1862,
de bewoners van Wijk VII en VIII:
telken dage van des voormiddags 10 tot des namiddags 2 uur;
met uitnoodigingom op den bepaalden dag zich stiptelijk ter aangeduider plaatse
aan te melden, ten einde men zich niet te wijten hebbe de gevolgen, welke uit het
achterblijven zouden ontstaan; zullende wijders het tijdstip, dat de registers ter
inzage zullen liggen, en de dagen der loting, welke volgens de Wet, vóór den
1 Julij aanstaande geheel zal moeten zijn afgcloopen, nader worden bekend gemaakt.
En verder gelet hebbende op art. 7 van Zr. Ms. besluit, van den 7 September
1828, StaatsblIV'. 55) roepen hij deze op alle personen, welke als gehuwd of
als weduwenaars met kind ef kinderen, in het afgeloopen jaar in de termen zijn
geweest, om uit dien hoofde in de tweede klasse van de algemeene rol der Schutterij
te worden gebragtdoch sedert dien lijd door het overlijden van hunne vrouwen
of kinderen, de bevoegdheid hebben verloren, om in die klasse te verblijven, en
dus als nu in de eerste klasse der voor dit jaar daar te stellen algemeene Schutters-
rol geplaatst moeten worden, om van dusdanige verandering van omstandigheden
schriftelijk kennis te geven of zich daartoe ter seeretarie aan te melden des voor-
middags tusschen 10 en 1 ure, vóór de aan te vangen inschrijving, en dus uiterlijk tot
den 17 Mei aanstaande; zullende, wanneer deze kennisgeving door den belang
hebbende mogt zijn verzuimd, en hij dien ten gevolge niet bij de Schutterij zou
zijn ingelijfd, door Burgemeester en Wethouders proces-verbaal tegen hem moe
ten worden opgemaakt en aan de Regtbank toegezonden ten einde op de nalatigen
toe te passen de strafbepaling van art. 1 der Wet, van den 6 Maart 1818 [Staatsbl.
N°. 12), houdende eene geldboete van ten hoogste ƒ50, en eene gevangenis uiter
lijk van drie dagen, hetzij afzonderlijk, of wel beide de straffen te zamen genomen.
En zal deze door aanplakking en door plaatsing in de Leydsche Courant worden
afgekondigd. Burgemeester en Wethouders voornoemd,
D. TIEBOEL SIEGENBEEKBurgemeester.
Letden, 6 Mei 1862. v. PUTTKAMMER, Secretaris.
Beschrijving van het patentregt en de personele belasting
over het dienstjaar 1862 en 1863.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEYDEN doen te welen, naar aan
leiding van een ontvangen besluit van den Commissaris des Konings in de provincie
Zuidholland van den ll<ien dezer maand, Provinciaalblad N°. 46, houdende eenige
bepalingen ten aanzien der beschrijving van het patentregt over het dienstjaar 1862
en 1863, alsmede naar aanleiding van een gelijk besluit van dezelfde dagteekening
Provinciaalblad Ti". 47, betrekkelijk de beschrijving der personele belasting voor
het dienstjaar 1862 en 1863;
dat op den l5lcn Mei eerstkomende een aanvang zal worden gemaakt met de be
schrijving der patentpligligenbedoeld bij n°. 3740 van tabel n°. 14, zijnde de
slijters, tappers, kroeg- en koffijhuishouders, waarvoor de declaratoiren aan de
huizen zijn rondgebragt en na verloop van drie dagenvan wege den ont
vanger der directe belastingentegen recu worden afgehaalden wordt ge-
melden patentpligtigen herinnerd de bepaling van art. 2 der wet van den 24sten
April 1843 Staatsblad n°. 16)dat zij hun beroep niet mogen uitoefenen dan
nadat zij de helft van hunnen aanslag over het dienstjaar 1862 en 1863 hebben
voldaan, en nadat het verschuldigde over het voorgaande jaar ten volle zal zijn
aangezuiverd, waarvan zal moeten blijken, alvorens de acteu van patent aan hen
kunnen worden afgegeven; dat zoodra mogelijk hunne aanslagbilletten zul
len worden bezorgd, de patentbladen in gereedheid gebragt, en die dadelijk ter
gemeente-secretarie moeten worden afgehaald
dat, met uitzondering der bedrijven, bedoeld bij de tabel n°. 16 der wet van
den 225tcn April 1852 Staatsblad n°. 61), houdende wijzigingen en uitbreidingen
van de Ordonnantie op het regt van patent, van den 21slcn Mei 1819 Staatsblad
n°. 34), de tijd der uitgifte van de door de patentpligtigen in te vullen verklarin
gen van aangifte, voor den jare 1862/63 wordt vastgesteld op den 8slen Mei aanst.,
en dat de wederinzameling tegen re$u, door den ontvanger of zijn gemagtigde
geteekendop den achtsten dag na de uitgifte zal geschieden;
dat de registers der patentpligtigen uiterlijk op den 31slcn Mei aanstaande zullen
worden gesloten, en er na dien tijd volstrekt geene verklaringen meer wor
den aangenomen
wordende ieder patentpligtige bij deze herinnerd art. 18 der wet op bet regt
van patent, van den 21slcn Mei 1819, inhoudende: «dat zij, die bij het aanbieden
»of bezorgen der verklaringen van aangifte, of ook bij het terughalen van die,
«mogten zijn voorbijgegaan, zich niet mogen beroepen op een of ander begaan verzuim
«maar integendeel gehouden zijn om zorg te dragen, dat de bij de wet gevorderde
«aangiften, verklaringen en aanvragen, welke ter invulling aan het kantoor van den
«ontvanger der directe belastingen," (op de Breêslraat binnen deze gemeente) «ver-
«krijgbaar zijn, door hen in persoon of door hunne gemagtigdenbehoorlijk ingevuld
«op den daarbij bepaalden tijd, Ier zeiver plaatse moeten worden ingediend;"
alsmede aan art. 37 der gemelde wet, houdende: «de aan het regt van patent
«onderhevige personen, welke, na den afloop van den tijd, tot het doen der aangifte
«bepaald, bevonden zullen worden zich niet, of door valsche, onnaauwkeurige of
«onvolledige opgave, niet behoorlijk van hunne verpligtingen ten aanzien dier aan-
«giften te hebben gekweten, zullen telken reize, wanneer hun verzuim of over-
«treding wordt ontdekt, vervallen in eene boete van niet minder dan 25, en niet
«meerder dan 400 gulden;"
dat, met betrekking tot de schippers, schuitenvoerders, enz., in de tabel n°. 16
der wet van den 22st,'n April 1852, Staatsblad n°. 61), voorkomende, de eige
naars, va-te huurders en andere vaste gebruikers van binnenvaartuigen, gehouden
zijn, om zich van behoorlijk patent te voorzien; dat, tot de door hen daartoe te doerie
schriftelijke aangiften zal worden gevaceerd ter secretarie dezer gemeentevan den ls,eD
Mei eerstkomende tot uiterlijk den 151*™ Mei daaraanvolgende, des voormiddags van 10 tot
1 ure, de Zondagen uitgezonderd, voorzoo verre dat beroep niet in den loop des jaars
wordt aangevangen; wordende zij tevens uitgenoodigdom de meetbrieven hun
ner vaartuigen, mits niet ouder zijnde dan vijfjaren, mede te brengen, en al
die inlichtingen te geven, die van hen, betrekkelijk de vaartuigen, zullen worden
gevorderdterwijl er na den 15den Mei voormeldgeene verklaringen meer
worden aangenomen, en de gebrekigen, bij ontdekking, zullen incurreren de boete,
bepaald hij artikel 37 der wet van den 21sten Mei 1819hiervoren omschreven;
dat voorts alle patentpligtigenbij tabel n°. 7 der wet van den 16den Junij 1832
bedoeld, zijnde inlandsche en vreemde kramers, welke met kramen, stallen, tafels
enz., hunne waren in herbergen, huizen, kamers of op openbare markten en ker
missen uitstallen, mitsgaders de debitanten in loterijbriefjes, en alle handeldrijvende
en als kooplieden te belasten personen, welke hunne waren ten verkoop, hetzij in
'tklein, hetzij in 't groot, te water of te lande met zich voeren, alsmede de onder
nemers van openbare vermakelijkheden, in tabel n°. 15 genoemd, voor zoo verre al
die patentpligligen in de algemeene beschrijving voor 1862 en 1863 moeten
worden begrepen, gehouden zijn, zich gedurende de maand Mei, ter bekoming
van hun patent, aan te melden ter secretarie dezer gemeente, des voormiddags van
10 tot 1 ure, de Zondagen uitgezonderd; zullende er na dien tijd geene aanvragen
meer worden aangenomen, behalve van de zoodanigen, die hnn beroep of bedrijf
na dien tijd aanvangen, en alzoo in de bijzondere beschrijvingen worden begrepen,
welke gehouden zijn, zich dadelijk bij dien aanvang van palent te voorzien;
dat ook op den 8s,cn Mei aanstaande, een aanvang zal worden gemaakt met
de beschrijving der belasting op het personeel voor het dienstjaar 1862 en 1863.
Zij, welke, bij hel bezorgen der billetlen, of ook bij het terughalen daarvan,
mogten zijn overgeslagen, mogen zich, in geen geval, beroepen op zoodanig
verzuim, maar zijn integendeel gehouden om de vereischte en behoorlijk ingevulde
verklaringen in te dienen ten kantore des ontvangers, alwaar de billetlen ter invul
ling steeds verkrijgbaar zijn.
Een ieder is gehouden de te doene aangiften met zijne handteekening te bekrachtigen.
Ingeval iemand betuigt niet te kunnen schrijvenzal de ontvanger of zijn ge
magtigde, des gevraagd, de invulling in zijnen naam, en zonder daarvoor eenige
betaling te kunnen eischen, verrigten, met vermelding der redenen waarom; en
zal de aangifte door den ontvanger of zijn gemagtigde, in tegenwoordigheid van
een derden persoon en met en benevens dezeworden geteekendna voorafgaande
voorlezing.
De belastingschuldigen zullen de door hen in betrekking tot de belasting op het
personeel te doene aangiften, in het algemeen, behooren in te leveren in die ge
meenten, alwaar de belasting is verschuldigd.
Denzulkenechter, wier belasting-voorwerpen naar de vier eerste grondslagen,
alle of gedeeltelijk gelegen zijn of zich bevinden in eene andere gemeente dan die,
waarin zij hun verblijf hebben, zal het vrijstaan de aangifte voor allen, nnts alsdan
voor elke gemeente afzonderlijk, ter plaatste hunner woning of van hun verblijf te
bewerkstelligen.
Zoo wanneer paarden der vierde klasse door denzelfden belastingschuldige in
verschillende gemeenten worden gehouden, zal hij in elk van deze het aldaar ge
houden wordende aantal behooren aan te geven.
Eindelijk wordt den Ingezetenen verwittigddat tot tegenschatters voor meerge
noemde belasting zijn benoemd de navolgende personen, als:
DIRK VELS HEYN, JOHANNES HOLTZ
P1ETER GEORGE IIOUTHUYSEN, JAN van LITH, Jdnior,
MARTINUS STEPHANUS REYST, JOHANNES CORNELIS RIJK.
En zal deze door aanplakking en door plaatsing in de Leydsche C. worden afgekondigd.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leyden29 April 1862. D. TIEBOEL SIEGENBEEK, Burgemeester.
v. PUTTKAMMERSecretaris.
Te Leyden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.