£urgctrlijfic &tatib. [en strijde gedaagd, vermeen ik dien strijd daar evenmin als in de verga dering te mogen ontwijken. Ik vermeen zulks te eer, omdat binnen zeer weinige dagen (hetgeen de schrijver met zijne oproeping van ingelanden kennelijk op het oog heeft) de kiezers van het 13de district te oordeelen hebbenof zij mij de eer eener herbenoeming verlangen te doen weervaren. Ofschoon bereid, ingeval van herbenoeming, op nieuw zitting te nemen en te trachten aan hun vereerend vertrouwen te beantwoorden, verlang ik dat, zoo mijne beginselen door hen afgekeurd worden, zij mij door een ander doen vervangen. Yooraf een woord omtrent de aanleiding tot het aangevallen besluit. Door Dijkgraaf en Hoogheemraden was ter tafel gebragt een voorstel tot verkoop van eenige vaste goederen. Dat voorstel vond evenwel zijn grond niet, gelijk de schrijver voorgeeft|, hierindat de tijd daar teas, dat zij te gelde gemaakt moesten wordenmaar in het beginseldat particulieren in staat zijn vaste goederen voordeeliger te exploiteren dan een publiek- re°telijk bestuur, zij alzoo voor particulieren eene meerdere waarde hebben, en° daarom het geldelijk belang van het Hoogheemraadschap gebiedt die goe derenwaaraan bet ter beantwoording aan zijne roeping geene behoefte hoegenaamd heeft, te realiseren tegen de waarde, welke particulieren daar aan toekennen. Op de toepassing van dit beginsel was meermalen aange drongen, en dienovereenkomstig was door Dijkgraaf en Hoogheemraden een staat opgemaakt van die onroerende eigendommen, welke naar hun oor deel voor verkoop vatbaar werden geacht. Op dien staat komt voor het linis Zwanenburg met aanhoorige gebouwen en gronden, ter uitgestrekt heid van ongeveer 2 bunders, getaxeerd aldaar op eene waarde van ƒ14330. Het werd op dien staat gebragt omdat het huis zelf zonder eenig nut of gebruik voor Rijnland is, gelijk het dan ook zelfs van geen enkel meubel stuk meer voorzien is, en de aanhoorigheden een veel te groole en kostbare omslag zijn voor de kleine behoefte aan woning voor een dijkbaas en loods of schuur welke Rijnland te Halfweg heeft. Bevreemding moet het wek ken, dat, terwijl het voorstel den verkoop omvatte van alle overige op dien staat voorkomende eigendommen, alleen Zwanenburg en aanhoorigheden daarvan vooralsnog werden uitgezonderd. Alle de overige bezittingen wer pen nog inkomsten af, Zwanenburg doet dit niet. Het is een dood kapi taal, dat bovendien een belangrijk jaarlijksch onderhoud kost. Tot eenige reden der uilzondering voor hel oogenblik werd gegevendat eerst moest worden overwogen, wat bij verkoop van Zwanenburg en aanhoorigheden daarvoor in de plaats zou moeten komen, tot woning voor een dijkbaas en loods of schuur. Het door den schrijver aangetaste besluit vond mitsdien in die reden van uitzondering zijne natuurlijke aanleiding. Wel verre van, gelijk de schrijver gelieft te zeggen, aan oppositie te wijten te zijn, moest bet strekken om de vergadering te doen treden in den door Dijkgraaf en Hoogheemraden zeiven aangewezen weg, nam. haar te doen overwegen en besluiten omtrent hetgeen, als van invloed op beslissing omtrent den ver koop, vooraf moet worden uitgemaakt. Nu de beginselen. 1». De schrijver ziet in het bezit van het huis Zwanenburg de «trots ek de kroon" van het waterschap. Mijns inziens mag de trots en de kroon van het waterschap niet worden gesteld in het bezit van een gebouw, dat «hoe deftig, regelmatig en merk waardig" dan ook, door niemand beweerd veel min aangetoond is van eenig voor heden of toekomst denkbaar nut of gebruik voor het waterschap te kunnen zijnmaar is zulk bezit niet anders dan eene hoogst onverschil lige zaak. In de koninklijke akademie van wetenschappen is zelfs ver- Waard, dat het gebouw noch met het oog op de kunst noch met dat op de geschiedenis van eenige waarde is te achten, en het strekt dan ook wer kelijk alleen om praalzieke spoorweg-reizigers bij het voorbijrijden van Half weg elkander den tijd te doen korten door verhalen omtrent de wijze, waarop aldaar in vroegere tijden door de grooten in den lande ten koste van Rijnlands ingelanden huis gehouden en feest gevierd werd. Ik vermeen, daarentegen, dal de trots en kroon van het waterschap ge zocht moet worden in algeheele vrijwaring van alle landen tegen overlast van water. Het ideaal waarnaar moet worden gestreeft is eene waterloo- zing des boezems die zoo is ingerigt, dat door goede waterweringenhechte i en doelmatige sluizen, krachtig en zuinig werkende stoomgemalen en vol doende afvoerkanalen geen enkele polder in zijne bijzondere waterloozing door te hoogen stand des boezems belemmerd wordt. Wij zijn nog verre van dat ideaal te hebben bereikt. Hoe menig polder is niet met overtollig en schadelijk water dikwerf bezet, bloot en alleen omdat het boezemwater peil heeft bereikt, en dientengevolge de polder-mo lens het malen moeten staken. Hoe menigwerf staan boezemgronden onder water. Al moge dat ideaal niet volkomen bereikbaar zijner moet naar worden gestreeften het kan nader bij gekomen worden. Daarom werd dan ook op de begrooling over 1801 onder de buitengewone uitgaven eene som van ƒ24455 voor den aanleg van onderscheidene nieuwe werken uit getrokken. 2°. De schrijver zoekt de regtvaardiging van een jaarlijkschen post van uitgaaf hierin dat zij slechts eiken bunder op een hoogst gering bedrag zal komen te staan. Mijns inziens kan die wijze van beoordecling van eenen post van uitgave niet genoeg worden bestreden. De uitgebreidheid van Rijnland maaktdat geen post van uitgaaf meer dan eenige centen per bunder bedraagt? Moet daarom elke uitgave worder. goedgekeurd? Zeker niet. De beoordeeling van elke uitgaaf moet afhankelijk zijn van hare nuttig heid, d. i. van de vraag of zij het waterschap een voordeel of waarde aan brengt, geevenredigd aan het bedrag der uitgave, groot of klein. 3°. De schrijver wordt beheerscht door de vrees dat Rijnland voort- gaande van bezuiniging tot bezuiniging tot schrielheid zal vervallen." Zoolang, gelijk blijkt uit de begrooting over 1861, welke zoo hoog is, dal zij een omsiag van ƒ1.50 per bunder vordert, de kosten van huishou delijk bestuur ongeveer 1/5 der uitgaven bedragen, en, gelijk zeker niemand betwisten zalzoowel bij den aanleg van nieuwe als bij den onderhoud van oude werken op geene karigheid van uitvoering valt te wijzen, meen ik, dat voor die vrees geen grond bestaat. Vrees zonder grond is onbeperkt. Zij moet mitsdien reeds op zich zelve, evenzeer als de wijze van beoor deeling van eenen post van uitgave door den schrijver gehuldigdleiden tot goedkeuring van alle uitgaven en eiken omslag. Het totaal der zoo goed gekeurde uitgaven zal, ook al komt elke per bunder slechts op 1 of weinige «enten te staaneene buitensporige hoogte bereiken en evenzoo de omslag als haar gevolg. Mijne wijze van beoordeeling der posten van uitgaaf leidt ter beperking van uitgaven en omslag tot datgene waardoor het waterschapd. i. de in gelanden, werkelijk wordt gebaat. Ik meen aan die wijze van beoordecling des te meer te moeten vasthouden, omdat ik, in tegenstelling des schrij— fers, de trots en de kroon van het waterschap niet stel in onnutte ge houwen maar in eene verbeterde waterloozingwaardoor het waterschap werkelijk wordt gebaat, en mitsdien elke cent per bunder, die op hetgeen zonder nut en overtollig is kan worden bespaarddaaraan moet worden besteed. Is het toch waar, gelijk de schrijver zegt, dat eene jaarlijksche belang rijke uitgave slechts over alle bunders omgeslagen op een gering bedrag per bunder neêrkomt, zoo is het even waar, dat zelfs door eene jaarlijksche geringe bespaaring per bunder dan ook zonder bezwaring van ingelanden voor hen een belangrijk voordeel kan worden verkregen. Daarom dan ook is de weg, dien ik vermeen dat bewandeld moet wor den niet die van «schrielheid" ten aanzien van hetgeen ten nutte van het Hoogheemraadschap kan worden verrigt (van niets heb ik meer afkeer dan zulke), maar die van het doen ophouden van volkomen nultelooze uitgaven. Dat op dien weg de verkoop (niet te verwarren met afbraak) van Zwa nenburg ligt, is duidelijk, tenzij meer afdoende redenen dan die des schrij vers voor het behoud mogten worden aangevoerd. En ofschoon nu, gelijk ik boven zeide, de algemeene erkenning van de juistheid der beginselen, waarvan die verkoop eene toepassing is, van onein dig meer gewigt isdan die verkoop op zich zelvezoo mag toch reeds deze niet van gewigt ontbloot worden geacht. Zoo men de zeker lage taxatie van Zwanenburg door Dijkgraaf en Hoogheemraden opgegeven als waarheid aanneemt, en tevens de besparing van onderhoud zelfs niet hooger stelt dan de schrijver, zal de verkoop aan Rijnland eene kapitaalswaarde bezorgen, die per bunder ongeveer 35 a 40 cents bedraagt, en waarvoor zonder ingelanden te bezwaren voor hen hoogst nuttige verbeteringen van waterloozing kunnen worden tot stand gebragt. 'sHage, 25 Maart 1861. P. L. F. BLUSSÉ. BTAlïS-BEEIGTES. De BURGEMEESTER, Hoofd van het Gemeentebestuur van Leyden, doet te weten, dat aan den Ontvanger der directe belastingen alhier zijn ter hand gesteld drie, op den 19dcn dezer maand invorderbaar verklaarde, Kohieren, als: een van het patentregt, 3de quartaal, en twee voor de belasting op het personeel, half- en voljaarsch-aanslagen, allen over het dienstjaar 1860 en 1861terwijl ieder verpligt is zijnen aanslagop den bij de wet bepaalden voette voldoen. En zal deze door plaatsing in de Leydsche Courant worden afgekondigd. De Burgemeester voornoemd, Leyden 27 Maart 1861. D. TIEBOEL S1EGENBEEK. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEYDEN, Gezien art. 264 der Wet van 29 Junij 1851 Staatsblad N». 85); Gelet op art. 5 der Verordening van den 29sten October 1859 Gemeente blad N°. 2 van 1860), regelende de invordering der plaatselijke directe be lasting, aangehaald bij Koninklijk besluit van den 3den Febrnarij 1860 N°. 49- Doen te weten, dat het Kohier voor de plaatselijke directe belasting over 1861 op heden voorloopig is vastgesteld en van dezen dag tot en met den Hden April aanst. ter Secretarie dezer Gemeente, van 12 tot 3 ure, voor een ieder ter lezing is nedergelegd. En zal deze door plaatsing in de Leijdsche Courant worden afgekondigd. Burgemeester en Wethouders voornoemd, D. TIEBOEL SIEGENBEEK, Burgemeester. Leyden, 28 Maart 1861. v. PUTTKAMMER, Secretaris. Van den 31 tot en met den 37 Maart 1861. BEVALLEN A. Heymans, geb. Florijn, D. A. G. E. van Wensen, geb. SchmierD. J. van der Laakengeb. GroeneveldZ. E. Polin geb. Selier Z. S. W. Perrin geb. Welrens, D., levenl. J. G. Waage, geb. Smits, D.— A. P. Labree, Z. F. van der Mark geb. de Vries, Z. C. C. Karreman geb. van Rijn, 1). S. van Gemert, geb. du Pree, Z. E. C. Bronsgeest. geb. van Dijk, Z. R. Polak, geb. van der Horst, D. H. F. Krantz, geb. Kist, Z. J. Mathol, geb. van Noort, Z. E. G. Kaarsemaaker, geb. Adeigeest,' 1). C. van Nimwegen geb. Ottenhof, D. C. Hakkaart, geb. van Zijp. Z. J. van Steengeb. TibboelZ.levenl. A. Boekraad, geb. van Tol, D. I. Liefrinck geb. Rovers, Z. M. MetzD. C. van Ilingst, geb. van Booren, D. m! Bink. geb. Onderwater, D. M. W. Zaalberggeb. van der Wallen Z. GETROUWD: W. J. Doude van Troostwijk, Jm. en S. L.Luzac,Jd. J. de Vos, Jm. en M. BetzJd. H. de Haas, Jm. en M. J. van Hontiim Jd. J. Lauian Jm. en C. du Pree, Jd. P. van RoonJm. en C. H. Kapaan Jd. II. VerwoerdJm. en J. Vriesema, Jd. OVERLEDEN J. Leupe,4j. J. Ilcusen Ij. en 5 m.—II. A. Smit, 1 m. en 3d. P. M. Bullemangeb. Bolstier, 48 j. Pleunije van Oosten 77 j. W. Smit, 43 j. J. H. Leembroek 74j. C. Bakker, 20 j. C. de Haas, wede! de Winter, 81 j. H. van der Reek72j. P. Kwik3j. en 6 m. KANTONfiEREGT ft OOK D WIJK. Veroordeeld in de zitting van 20 Maart 1861. 11 personen wegens omdelven of roeren van den grond der onvrije Rijn- landsche duinen tot ƒ10 of 5 boete, of gevangeuzelting van 1 of 2 dagen. 7 personen wegens diefstal van hout, helm of veldvruchten tot 12, 8, 7 of 6 dagen gevangenisstraf. 3 personen wegens het verwekken van nachtelijke bewegingen, versto rende de rust der inwoners van Noordwijk, tot 3 dagen gevangenisstraf. ADVERTGNTIEN. Getrouwd: J. H. van MILL Czn. en Leyden, 28 Maart 1861. S. M. van LEEUWEN. Heden beviel van een Zoon 11. F. KRANTZ KIST. Leyden, 23 Maart 1861. Voor de ondervondene blijken van belangstelling bij de bevalling mijner Echtgenoot betuig ik, ook namens haar, mijnen wclgemeenden dank. Leiden, 28 Maart 1861. M. P. MEERBURG. Allen die iets te vorderen hebben van of verschuldigd zijn aan den boedel van wijlen den Heer IIERMANUS de GRAAFF, gewoond hebbende te Lisse en aldaar op den 18dcn Febrnarij 1861 overleden worden verzocht daarvan vóór den 15dcn April 1861 opgave of betaling te doen ten Kantore van den Notaris A. van LEEUWEN, te Lenden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1861 | | pagina 3