KORT VERSLAG
ZITTING VAN DEN GEMEENTERAAD VAN LEYDEN.
l)ER
(Rehoorende bij de Leydsche Courant van ó3 Augustus 3860, jP. 97.)
-o-cs-o-o-o Qo-o-oo-©-
Zitting van 9 Augustus.
Tegenwoordig de leden Stoffels, Driesscn, van der Hoeven Olivier, Krantz,
de Fremery, Hubrecht, Hartevelt, ten Sande, le Poole, du Ricu, Gevers,
Huyser en de Voorzitter; hebbende de BH. Tollens, Kluit en de Moen kennis
gegeven verhinderd te zijn deze vergadering bij te wonen.
Dc aanteekeningen der vorige vergadering worden gelezen en vastgesteld
waarna de Voorzitter mededeeling doet eener dispositie van Gedepnteerde
Staten der provincie Zuid-Holland, van den lstcr' Augustus I860, n°. 29,
houdende goedkeuring van het raadsbesluit in dato 31 Julij jl.tot het onder
de band bij tauxatie verpachten der tienden voor den oogst en jaarscharc
dezes jaars te Leyderdorp te veld staande.
En is deze aangenomen voor kennisgeving.
Voorts beeft de Burgemeester overgelegd
1°. Het rapport der Commissie van Financiën op de gemeenterekening
over 1859.
2°. Rapport van Burgemeester en Wethouders op bet adres van de weduwe
C. van Leeuwen, geb. Hendriks, omtrent de demping der sloot voor hare
huizen aan den Singel buiten de Mare Poort.
3°. Nadere missive van den Minister van Oorlog, betrekkelijk den afstand
der kazernegebouwen aan het Rijk; met rapporten.
En is conform de voordragt besloten, deze stukken ter inzage van de leden
in de leeskamer neder te leggen.
4". Adres van Jhr. W. F. G. L. van der Dussen, om gedeeltelijke af
schrijving van zijnen aanslag in de plaatselijke directe belasting over I860.
Conform de voordragt is besloten, dit ten fine van berigt en raad te stellen
in handen van Burgemeester en Wethouders en de Commissie van Financiën.
5°. Begrootingen voor 1861van
Diakenen der Nederduitsch Hervormde Gemeente,
b. het Minnenhuis.
Het lid Ilubrecht stelt voor, de onderwerpen sub 2 en 3 aan de orde
gesteld, te doen gaan voor dat sub 1°, hetwelk met algemeene stemmen
wordt goedgevonden.
De Burgemeester stelt mitsdien aan de orde van den dag:
1°. Adres van Anthonie van der Lindenom vergunning tot het doen
leggen van twee hardstecnen stoepen en het doen stellen van vier bardsteenen
palen voor zijne huizen op den Ouden Rijn, geteekend wijk VI, n°. 146
en 147.
En, gelet op het rapport van Burgemeester en Wethouders, is na delibe
ratie dienovereenkomstig met algemeene stemmen besloten, het verzoek van
den adressant in te willigen, mits die stoepen niet breeder zijn dan 6 pal
men en 8 duimen en de daarstclling geschiede onder toezigt van rooimeesteren.
2". Adres van Johannes Ignatius van Wensen, houdende verzoek om zijn
huis op de Hoogewoerd, Wijk III. n°. 335, te mogen doen inrigten tot
koetshuis en paardenstalling en aan dat perceel ten dien einde twee naar
buiten openslaande deuren te mogen doen maken.
Gelet op het rapport van Burgemeester en Wethouders;
Is na deliberatie dienovereenkomstig met algemeene stemmen besloten
des adressants verzoek toe te staan, onder voorwaarde alleen dat de ruif in
de paardenstalling, overeenkomstig art. 334 der Algemeene Policieverorde-
ning van 9 October 1856, worde geplaatst tegen een afzonderlijken muur
van één steen dik, welke eene palm van den gemeenen muur verwijderd is,
en tegen betaling eener jaarlijksche recognitie ad 1volgens het bestaande
tarief, voor de vergunning ten aanzien der koetsdeuren.
3°. Verordening betrekkelijk dc regeling van het openbaar lager onder
wijs binnen deze gemeente.
Na het wisselen van algemeene consideratiënwordt tot de behandeling
der le Verordening, bepalende het getal der scholen, waarin openbaar lager
onderwijs wordt gegeven, het aantal leerlingen en den omvang van bet on
derwijs, overgegaan.
De Voorzitter brengt achtereenvolgens de artt. 13 in rondvraag, welke
na deliberatie onveranderd worden aangenomen.
Bij art. 4 stelt het lid Hartevelt voor, dat onder de vakken van onderwijs
voor meisjes mede begrepen worde dat sub litt. n van art. 1 der wet van
13 Augustus 1857 (Staatsbl. n°. 103) bedoeld; welk voorstel in rondvraag
gebragt zijnde, met 8 tegen 6 stemmen, die van de leden du Rieu, Huyscr,
Stoffels, Driessen, Krantz en den Voorzitter, aangenomen wordt.
Vervolgens wordt de geheelc Verordening in rondvraag gebragt en na de
liberatie met algemeene stemmen vastgesteld.
Zij luidt dus:
De RAAD der gemeente Ley den
Gelet op art. 16 en 17 der wet van 13 Augustus 1857 (Staatsblad n°. 103);
Bepaalt:
Art. 1. Openbaar lager onderwijs wordt binnen de gemeente Leyden gege
ven, in
a. scholen voor gewoon lager onderwijs voor onvermogenden
b. scholen voor gewoon lager onderwijs voor minvermogenden;
c. scholen voor uitgebreid lager onderwijs der 2dc klasse.
d. scholen voor uitgebreid lager onderwijs der lste klasse.
Art. 2. Het getal dezer scholen is voor die in art. 1, onder
a. drie;
b. ééne;
c. twee, ééne voor jongens,
ééne voor meisjes;
d. twee, ééne voor jongens,
ééne voor meisjes.
Art. 3. Het maximum der leerlingen voor ieder dier scholen wordt ge
steld voor die in art. 1, onder
en b. elk op 500 leerlingen,
c. en d. 300
Art. 4. In dc scholen vermeld bij art. 1 wordt onderwijs gegeven in de
vakken bedoeld bij art. 1 der wet Van 13 Augustus 1857(Staatsbl. n°. 103), onder
en h. in ai en tl;
c. voor de jongens, in ai, k, voor zooveel het fransch betreft, l, n en
o; voor de meisjes, in ai, kvoor zooveel bet fransch betreft, ncnp;
d. voor de jongens, in ai, kln en o voor dc meisjes in aik,
tl, o en p.
Daarna brengt de Voorzitter in rondvraag de verschillende artikelen der
Verordening n°. 2, bepalende den bijstand aan de hoofdonderwijzers en hoofd
onderwijzeressen te vcrleenen, op de openbare lagere scholen, en worden deze
achtereenvolgens met algemeene stemmen onveranderd aangenomen, behoudens
de wijzigingen daarin door de plaatselijke Schoolcommissie voorgedragen. De
geheelc verordening wordt voorts in rondvraag gebragt en na deliberatie met
algemeene stemmen vastgesteld, luidende als volgt:
De RAAD der gemeente Leyden
Gelet op art. 18 der wet van 13 Augustus 1857 (Staatsblad n°. 103);
Bepaal t
Art. 1. Op de openbare lagere scholen, bedoeld bij art. 1 der verorde
ning n°. 1, onder lett. a en b, worden de hoofdonderwijzers elk bijgestaan
als volgt:
door vijf hulponderwijzers, als:
1 van de lste klasse, met eene acte van hoofdonderwijzer,
1 van de 2dc klasse, met eene acte van hoofdonderwijzer,
2 van de 3de klasse en
1 van de 4dc klasse;
voorts door ten minste acht kweekelingen.
Art. 2. Op de openbare lagere scholenbedoeld bij art. 1 der verorde
ning n°. 1, onder lett. c en d, wordt
de hoofdonderwijzer voor bet gewoon lager onderwijs bijgestaan door éénen
hulponderwijzer, die den rang van hoofdonderwijzer bezit en ten minste door
éénen kweekelingen voor elke 30 leerlingen boven het getal van 60nog
daarenboven door éénen hulponderwijzer, alles behalve de bevoegde medehulp
voor de vakken bedoeld bij k, l, n en o, voor zooverre daarin op die scho
len onderwijs wordt gegeven;
de hoofdonderwijzeres bijgestaan door ééne hulponderwijzeres en ten minste
ééne kweekelinge, en voor elke 30 leerlingen boven het getal van 60, nog
daarenboven door ééne hulponderwijzeres, alles behalve de bevoegde medehulp
voor de vakken bedoeld bij k, n, o en pvoor zoo verre daarin op die scho
len onderwijs wordt gegeven.
De Voorzitter brengt vervolgens in rondvraag de onderscheidene artikelen
van de 3C Verordening, bepalende de jaarwedden van de hoofdonderwijzers en
hoofdonderwijzeressen, van dc hulponderwijzers en hulponderwijzeressen, als
mede de toelagen voor de kweekelingen op de openbare lagere scholen, wel
ke, met de daarin gebragte wijzigingen op voorstel der plaatselijke School
commissie en van Burgemeester en Wethouders, achteenvolgens met algemeene
stemmen worden aangenomen, waarna de geheele Verordening in rondvraag
gebragt en met algemeene stemmen vastgesteld wordt, zijnde van dezen inhoud