LEYDSCHE
I860.
WOENSDAG 13 JUNIJ.
De Courant wordt MaandagWoensdag en
Ft ij dag uitgegeven. Die van Maandag komt
uit Zaturdag Avond.
De Prijs der Courant is f 12 in het jaar ,-
de afzonderlijke Hommers u-orden tegen 10
Centen afgegeven.
BINNENLANDSCHE BEllIGTEN.
LEYDEN12 Junij.
AKAÏÏEMISC1IE FEESTVIEKIXG.
De feesten ter viering van liet 57s,e lustrum onzer hoogeschool, thans in
vollen gang, zijn lot nu toe met den besten uitslag bekroond geworden en
mogten allczins luisterrijk genoemd worden.
Zondag 11.de eerste der feestdagenwas voornamelijk bestemd om de
oud-studenten, die zich bij deze gelegenheid tol herdenking van hunnen
akadcmietijd zouden vereenigen, plegtstatig de stad binnen te leiden. Op
den middag begon eene groote volksmenigte zich op de straat te bewegen
om getuige van deze plegtigheid te zijn, terwijl de reeds met vlaggen ge
tooide huizen aan het geheel eene groote levendigheid gaven. De oud-stu
denten hadden zich op Zomcrzorg, nabij het station van den spoorweg,
vereenigd en werden van daar door het Collegium Civitatis Academicae Lug-
duiio-liatavae Supremum, en verschillende commissiën uil hel studentencorps
afgehaald, waarbij zich de vijf faculteiten met hare praesides en vice-praesi-
des aansloten. De treinvoorafgegaan door de muziek van het reg. rijdende
artillerie, onder de leiding van den heer Nurcnbergcr, na eerst over hel
stations-plein gedefileerd te hebben, begaf zich vervolgens stadwaarts en
langs de Breedestraat en hel Rapenburg naar de Akadcmic. Daar werden
de oud-studenten door den praeses van het studentencorps, den heer B. BI.
Ylielandcr Hein, met eene hartelijke toespraak verwelkomd, die door den
oud-student, BIr. J. A. Fruin, hooglecraar te Utrecht, werd beantwoord.
Daarna begaf zich de stoet naar de sociëteit Blinervaalwaar de oud-stu
denten op nieuw namens commissarissen werden verwelkomd door den
heer A. A. Buyskes, wiens rede, namens oud-studenten, door den heer
mr. J. C. de Koning, van Amsterdam, beantwoord werd. In hartelijke
eensgezindheid en gulle vrolijkheid werden daar ceuige oogenblikken door-
gebragt.
De oud-studenten van 1830—40 vereenigden zich nog dienzelfden avond
aan ccnen feestmaaltijd in de stads gehoorzaal en met een hecrcn-concert
op de sociëteit Blinerva werd voorts de dag besloten.
Gisteren was het morgenlicht naauwelijks aangebroken, of alles was in
beweging om aan de toebereidselen voor de feestviering van dien dag de
laatste hand te leggen, ten einde haar den meest mogelijken luister bij te
zetten. Op dien dag toch zou de reeds sedert lang met reikhalzend verlan
gen verwachte gecoslumeerde oplogt van hh. studenten worden gehouden,
en daar men wist dat daaraan van hunne zijde kosten noch moeiten wa
ren gespaard, beijverde zich iedereen om naar zijn vermogen lot bet wel
slagen daarvan bij te dragen. De stad verkreeg dan ook een schooneen
regt feestelijk aanzien. Waar men het oog wendde, overal zag men eene
menigte vlaggen wapperenterwijl op een groot aantal plaatsen de huizen
met drapcriënguirlandes en bloemfestoenen uiterst smaakvol waren getooid
zelfs in meer afgelegen buurten beijverden zich de bewoners om door bet
versieren der straten of stegen van hunne ingenomenheid met het feest te
doen blijken. Dit alles, gevoegd bij een groot aantal wandelaars, dat zich
op de straat vertoonde, bragt eene ongewone levendigheid, eene opgewon
den stemming te weeg. Vooral leverde in dit opzigt de zoo schoone Breede
straat een verrassend tooneel op. Zij toch was het punt, waarlangs eene
golvende menigte, van uur lot uur door een buitengewoon groot aantal
vreemdelingen vermeerderd, zich bewoog. Naarmate het uur naderde, waarop
de optogt zich in beweging zou zetten, werd die menigte al digter en digter,
en vooral naar den kant van het akademiegebouw van waar hij zou uil
gaan, pakte zich eene groote mensehen-massa op een.
De gecostumeerde optogt zou ons in den geest terug brengen tot een
der tijdsgewrichten van den grooten worstelstrijd der Ncderlandsche provinciën
tegen Spanje, algemeen bekend onder de benaming van tachtigjarigen
oorlog. Hij zou voorstellen de intrede en huldiging van Frans, hertog van
Anjou, AlenconBerry enz. als hertog van Brabant en markgraaf van
Antwerpen, binnen Antwerpen den 19den Februarij 1582, waarvan de ge
schiedkundige bijzonderheden uitvoerig zijn beschreven door den heer A.
Bloembergensecretaris der commissie tot regeling der maskerade.
Ten 5 ure des namiddags kondigde de fraaije muziek ian het regiment
grenadiers en jagers, onder de leiding van den heer Dnnkler, aan dat de
trein zich in beweging stelde. Hij bestond uit ongeveer 200 personen, in
verschillende groepen afgedeeld. Eene volledige beschrijving van dien optogt
te geven, Iaat ons bestek niet toe, en zou toch slechts eene ilaauwe schets
van de wezenlijkheid opleveren. Een vluglig overzigt achten wij voor ons
oogmerk voldoende. Vier trompetters te paard, met de wapens van Bra
bant, gevolgd door twee sergeants-majoor openden den trein. Daarop volg-
deu de gilden der kruideniers, der schippers en der lakeubereiders, verte
genwoordigd door hunne dekens en blazoendragers, en cenige Duitsche en
Engelsche kooplieden. Voorts de kolonels en kapiteins en de regering der
stad de laatste voorafgegaan en gevolgd door een twaalftal edellieden te
paard, waaronder Justinus van Nassau. Op hen volgden de staten van Bra
bant, met drie trompetters, voorzien van de wapens van Brabant, Limburg
en Lotharingen, aan hun hoofd, en de garde van Anjou te paard, waarbij een
kornet, dragende den standaard met'shertogs devies: Fovetet Discutit. Nu
vertoonde zich aan het oogvoorafgegaan door ecnige edelliedende triomf
wagen of zoogenaamde Chariot de 1'Alliance, waarmede, naar het getui
genis van Plantyn de intogt van Anjou werd opgeluisterd, getrokken door
zes paarden, onder begeleiding van even zoo vele personen. Op den wagen
zag men de Antwerpsche stedemaagd, de Eendracht, de Geregtigheid en de
Voorzigtigheiden op de hoeken twee zinnebeeldige personen in Romeinseh
costuumde Trouw en de Waakzaamheid. Voor op den wagen stond eene
Corinthische zuil, waarop een zwaard door slangen omgeven en door twee
gevleugelde handen vastgehouden, waaronder de wapens van Brabant en
Anjou. Achter den wagen ging de Zwitsersche garde met tamboer en pijper.
Aan den sloten zien twee deurwaarders, benevens de schout van Antwerpen
en de maarschalk van Brabant aan, waarop men den held van den dag zag
verschijnen. Hij, Frans, hertog van Alengon, Anjou enz., gezeten op ecu
fier ros, reed onder een troonhemel, door zes Antwerpsche edellieden ge
dragen, en werd gevolgd door drie pages en een schitterend gevolg te paard
waaronder Blaurits van Nassau en Robert Dudley, graaf van Leycesler
alsmede de leden van 's vorsten hofhouding, gedeeltelijk te paard. De
schuttersgilden namen hier eene plaats in, en werden gevoigd door denman,
die in het beleid van 's lands zaken inderdaad eene zoo liooge plaats
bekleedde, namelijk Willem, prins van Oranje, grave van Nassau, enz.,
even als zijn schitterend gevolg te paard gezeten. Onder dat gevolg merkte
men op Willem Lodevvijk van Nassau, kolonel, en Philips, graaf van Jlo-
henlo, veldmaarschalk, beiden in dienst der stalen. Zij werden gevolgd
door eenige personen van 's prinsen hofhouding en zijne garde met tam
boer en pijper. Eenige zwaargewapende Antwerpsche ruiters met twee
trompetters sloten den stoet. Het gunstig bekende muziekcorps van het
regiment rijdende artillerie, onder de leiding van den heer Niirenberger
zette aan het laatste gedeelte van den optogt vernieuwde levendigheid bij.
Nadat de trein in de bovenstaande orde de stad in verschillende rigliugen
had doorwandeld, zoodat een ieder ruimschoots de gelegenheid had hem te
zien, nam men op het Ruïne-plein eene welverdiende rust, om later op
nieuw den logt aan te vangen. Daar werden vrolijk en opgewonden eenige
oogenblikken doorgebragt. Deze pauze maakte men zich van den anderen
kant ten nutte om door het ontsteken der illuminatie de invallende duisternis
te verdringen. Ten 11 ure zette de trein zich op nieuw in beweging om ten
tweede male een langen weg door de stad af te leggen onder het jubelen
der meer en meer in opgewonden stemming verkeerende toeschouwers, ter
wijl op een aantal plaatsen door den gloed van Bengaalsch vuur over den
oplogt eene tooverachtige lint werd geworpen. Nadat de bij hel programma
bepaalde weg geheel was afgelegd, werd de trein ruim 1 ure aan het Akade
miegebouw ontbonden.
Het geheel leverde een prachtig, een indrukwekkend schouwspel* open
bragt ons onwillekeurig tot den voor Nederland zoo gedenkwaardigen lijd
waarin de handeling plaats greep, terug. De rijkdom en pracht der met
I zorg gekozen costumes liet niets te wenschen over en de ordonnantie en
9 houding was in vele opziglen voortreffelijk. Uit de zamengevloeide schaar,
die getuige was van dezen schitterenden optogt, ging dan ook slechts édnc
I slem op om lof toe te brengen aan de wijze, waarop hij was ten uitvoer
I gebragt. Zoo iets te ontwerpen en op die wijze te volbrengen, is alleen
b van eene eendrachtig zamenwerkende academische jongelingschap te vcr-
wachten. Wij geloovcil daarom in aller geest te handelen door aan het
studenten-corps dank toe te brengen voor het genot, dat het aan ingezetenen
g en vreemdelingen heeft verschaft. Vooral zij die dank toegebragt aan de
I commissarissen lot regeling der maskerade, den heeren 11. J. Kist, A.
p Bloembergen, S. van Gijn, 11. A. Sleengracht van Duivenvoorde en A. van
|d der Does de Bye; maar ook aan de commissarissen van orde, den heeren
II. G. P. Kolfschoten, F. W. C. P van Bylandt, J. van HeukelomR. A.
A. E. von l'estel en W. A. Engelbrecht, die in vereêniging, als edellieden
en herautenbij de optogt op alles een naauwletleud toezigt hielden.
De burgerij heeft ook thans weder, even als vroeger, getoond dat zij
het haar aangeboden genot op prijs wist te stellen. De illuminatie, die
over 't algemeen luisterrijk kon genoemd worden, was daarvan getuige.
Het gemeentebestuur had, behalve eene fraaije gasverlichting voor het raad
huis, de bruggen waarover de trein moest trekken doen verlichten en op
I twee punten drijvende pyramides op hel water doen ontsteken, waarvan de