LEYDSCHE COURANT. MAANDAG 7 MEI. De Prijs der Courant is f 12 in het jaar de afzonderlijke Nonwiers worden tegen 10 Centen afgegeven. 1800. De Courant wordt MaandagWoensdag en Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt uit Zaturdag Avo?id. Bij deze Courant behoort een BIJVOEGSEL. BINNENLANDSCHE BEKIGTEN. LEYDEN5 Mei. Boor het Comité tot bevordering van den spoorweg van 'sGravenhage over Leyden naar Woerden is aan den Minister van binnenlandsche zaken het volgende adres verzonden »De tweede kamer der slaten-generaal beeft, in hare zitting van 27 April laatstledenberaadslaagd naar aanleiding eener interpellatie ter zake van het verleenen eener concessie door uwe tusschenkomst aan de Hollandsche ijzeren spoorweg-maatschappijtot het aanleggen van een' spoorweg van 'sGravenhage over Leyden naar Woerden; met uitsluiting der aanvrage van de heeren Schretlen en Maxwilsom de concessie te bekomen eener spoor lijn, aan te leggen van 'sGravenhage op Gouda. Be beraadslagingen hebben geleid tot bet voorstellen eener motie, die met meerderheid van stemmen is aangenomen, waarbij, op grond van een algemeen beginsel van vrije mededinging, het verleenen van gemelde con cessie hevig is gegispt en afgekeurd. Het kwam echter der regering toe concessie te verleenen of te weigeren. Bat is een regeringsregt en de regering mag gerekend worden op het stand punt te slaan om te kunnen beoordeelenof er redenen van uitsluiting aanwezig Zijn, al dan niet. Be theorie der staathuishoudkunde levert wei nig algemeene beginselen op, die ten allen tijde, in elke zaak en in alle omstandigheden, volstrekt behooren te worden toegepast. Ware dit anders, dan zou over al of niet toepasselijkheid van zekere algemeene beginselen geen verschil van mcening kunnen beslaanwanneer b. v. het beginsel van vrije mededinging in spoorwegzaken is aangenomen, zou de concessie van een' spoorweg moeten worden verleend aan ieder die er om vroeg Be redenen evenwel voor de uitsluiting in de onderwerpelijke zaak liggen voor de hand. Ieder onpartijdige kan die bevatten. Er bestond noodzake lijkheid tot hel doen eener keuze tusschen twee maatschappijen, wier be langen strijden, tusschen twee spoorlijnen, die niet gelijktijdig goed kun nen bestaan, tusschen het verbeteren of daarentegen het isoleereu van den llollandschen spoorweg. Wat wonder dan, dat door de lijn gekozen werd, die verreweg de meeste voordeelen aan het algemeen biedt, en dat de lijn, die alléén voor 'sGravenhage zou dienen, tijdelijk werd uitgesloten? Overigens is het bekenddat de maatschappijvoor wie de concessie van deze lijn werd gevraagdhare verpligting jegens de regering niet nakomtzelfs in de ver gadering van de tweede kamer der slaten-generaal is aangekondigd, dat die maatschappij hare verpligting jegens de regering in eeuwigheid niet nakomen zal. Wat kon billijker zijn dan eene dergelijke maatschappij van alle verdere concessie uit te sluiten voor altoos? Maar dit is niet geschied. Be langere of kortere duur der uitsluiting hangt van de maatschappij zelve af. Alle lof komt toe aan den staatsman, die, zooals g(j in deze, zonder te letten op onstuimigen aandrang, met kalmte onderzoekt, met beradenheid besluit en het beslotene met vastheid slaande houdt en ten uitvoer brengt. God schenke onzen geëerbiedigden Koning vele zulke raadslieden! Niets doe U wankelen in uwe overtuiging, niets houde U terug van het voorge nomen goede werkBe strijd voor waarheid en regt moge zwaar vallen eindelijk wacht de zegepraal. Be vurigste wenschen voor uw geluk zullen steeds worden geslaakt door uwe medeburgerswier belangendoor ande ren miskend door D zijn verdedigd en beschermd. liet was eene behoefte voor ons, U in deze oogenblikken hulde te bren gen. Beschouw die, met regt, als de uitdrukking van innige overtuiging en van dankbaar gevoel." Be boekhandelaar M. M. Couvée, te 'sGravenhage, wil, blijkens eene hierachter geplaatste advertentie, ook eene poging doen om zoo veel moge lijk het treurig lot te verzachten van de weduwen en weezen der veronge lukte bemanning van de Scheveningsche pink de Onderneming en van de weduwe en zeven kinderen van den over boord geslagen Machiel van der Zwan. Be opbrengst van een door hem uit te geven werkje van de hand van den heer P. Bnys, zal daartoe strekken. Moge hij ook thans in ons midden dezelfde bereidwillige medewerking ondervinden als hem onlangs hij eene dergelijke poging te beurt viel en zijne lofwaardige bemoeijingen met ecnen voor de weduwen en weezen verblijdenden uitslag bekroond worden. Bit de garnizoensinfirmerie alhier zijn heden weder eenige zieke mili tairen (reconvalescenten) naar het garnizoenshospitaal te 'sllage, ter ver dere verpleging, overgebragt. Het getal der in het Werkhuis alhier opgenomenen bedroeg gedurende deze week dagelijks van 90 tot 114 personen. In Maart 1860 werd, gelijk de dagbladen meldden, te Beekbergen op de Veluwe een potje met middeleeuwsche muntjes gevonden. Dezer dagen had doctor Goedbloed aldaar, die in der tijd gezorgd had dat niet een der gevondene muntjes voor de wetenschap verloren ging, de beleefdheid eenige exemplaren derzelve aan het munt- en penningkabinet onzer hoogeschool ten geschenke aan te bieden. Terwijl men vroeger in het onzekere was nopens den aard der gevondene muntjes, blijkt het thans dat zij bestaan: 1« uit denariën of zilveren penningen van den ütrechtschen bisschop Willebrand van Oldenburg, die van 1226—1236 regeerde. Het meerendeel is in Btrecht, doch ook eenige zijn in Deventer geslagen. Verder 2e: uit muntjes gesla gen toen de bisschoppelijke stoel van 1226—1228 (wanneer Otto III of Otto van Holland lot opvolger van Willebrand gekozen werd) ledig stond en door de kapittelen munt vervaardigd werd. Deze muntjes dragen de beeld- tenis van den heiligen Maarten, den patroon der Btrechlsche kerk, en zijn zoo wel te Deventer als te Utrecht geslagen geworden. Van de laatste was niet één exemplaar meer bekend ijjdens de uitgave van het muntwerk van professor van der Chijs. 3e: uit heele en halve denariën van den Gejderschen graaf Otto II, die van 1229—1271 regeerde; zij zijn van tweederlei stem pel, beide afgebeeld in voornoemd muntwerk. Op de meest talrijke houdt de graaf een palmtak in de hand, ten teeken van volbragten kruistogt. 4e: lot dus verre onuitgegevene en waarschijnlijk door den rigler te Nijme gen onder de regering van keizer Frederik II (12151250) geslagene muntjes. Op de vz. hebben zij eene keizerlijke beeldtenis met het opschrift cesare( en rondom de kz.waarop zich een kruis bevindt, het woordnumagende oude naamspelling van Nijmegen. Zij zijn stellig voor 1248 geslagen, toen Nijmegen in pandschap aan Gelderland overging. 4e: heele en halve denariën van den llollandschen graaf Floris IV (1228^-1235) mede afgebeeld in het werk van prof. v. d. Chijs. Dat ze aan dezen graaf en niet, gelijk men vroeger meende, aan Floris III moeten toegeschreven worden, blijkt uit de overige munten van den Beekbergschen vond. Wij herhalen het, de heer Goedbloed heeft zich jegens de numismatische wetenschap zeer verdienstelijk gemaakt, door den muntvond in zijn geheel aan te koopen en voor vernietiging te bewaren. Door een gelukkige zamen- loop van omstandigheden hebben de buitengewoon talrijke ontginningen van woeste gronden, die thans zoo vele gedenkleckenen opleveren, geschikt om de geschiedenis des vaderlands op te helderen, juist plaats in onze dagen, waarin, ten gevolge van meerdere verlichting en beschaving, de gevondene stukken veel minder dan vroeger gevaar loopen om door onkundigen ver smolten te worden. Wij gissen dat het begraven van het potje met munten te Beekbergen omstreeks het jaar 1250 zal hebben plaats gehad, zoodat zij ruim 6 eeuwen verborgen zijn geweest. Die verberging zal geschied zijn tijdens den hevigen oorlog in de eerste jaren der regering van bisschop Hendrik van Vianden, toen hij in strijd was met der. graaf van Goor, die, in verbond met graaf Otto II van Gelreden bisschop beoorloogde, ten behoeve van diens vijanden, de heeren van Amslel en Woerden. Nadat Hendrik van Vianden de laatste verslagen had, wendde hij zich in 1250 legen den graaf van Gelre, terwijl hij diens leengoed, de Veluwe, afliep en verwoestte. Beekbergen nu is, gelijk men weet, op die Veluwe gelegen. Door de commissie uit bet prov. geregtshof in Zuidholland, belast met het afnemen der examina van de adspiranlendingende naar het notaris ambt, zijn toegelaten de hh. mr. W. A. L. Domis, H. J. G. van der Burcli P. J. Masion, C. H. T. de Surmont de Bas, S. H. Höfelt en G. J. Ie Fèvre de Montigny. Men verneemt dat de heeren de BruyneDelivart Houtaiu en Comp. vroeger deelhebbers in de concessie van den heer Bredius, thans, bij requaes- ten van 10 en 16 Febr.zich tot den koning hebben gewend om concessie te erlangen voor een Zuiderspoorwegnet, gewijzigd naar de, volgens hen, door de meerderheid der stalen-generaal geuite zienswijze. Zij verlangen dal de kunstwerken (overgangen der rivieren) zullen worden aangelegd op kos ten van den staat, of door hen op nader overeen te komen voorwaarden, en eene geringe jaarlijksche tegemoetkoming, berekend per kilometer, doch voor niet langer dan den lijd van 10 jaren en niet te boven gaande het be drag van 4( pCt. Zij zouden het werk in 6 jaren tot stand brengen. Op Vrijdag den 18d™ dezer zal aan het dep. van koloniën te 's Gra- venhage de aanbesteding plaats hebben van de vcreischte werken en leve- rantiën, ter stichting van een koloniaal militair invalidenhuis op Bronbeek, aan den weg tusschen Arnhem en Zutphen. De bevolking der geneeskundige gestichten voor krankzinnigen in de provincie Zuidholland bedroeg op 1 Jan. II. 516 personenals 220 mannen en 296 vrouwen. Daarvan waren aanwezig te Delft 155, te Dordrecht 105, te 'sGravenhage 108 en te Rotterdam 148.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1860 | | pagina 1