I expeditie, heeft buitendien in last om, na het einde des oorlogs, den admi-
Bij de N.R.C. zijn berigten ontvangen uit Batavia, van-24 Oct. Zij
maken wel melding van liet vertrek der Bonisclie expeditie, maar niet van
onrustbarende verschijnselen onder de bevolking, in een berigt uit Londen
onlangs vermeld.
's GRAVENHAGE13 December.
Z. BI. heeft goedgevonden de statuten der Ulrechlschc zcndings-vcreeni-
ging goed te keuren en die vereeniging mitsdien als regtspersoon te erkennen.
Z. BI. heeft goedgevonden te benoemen bij het wapen der artillerie:
bij het lslc reg. vesting-artillerie, lot 2den luit. den kadet J. C. W. R. T.
Baud; bij het corps ingenieurs, mineurs en sapcurs, tot 2de" luit. den kadet
R. Sturms, beiden van de kon. militaire akademie, en in zijnen rang over
te plaatsen bij het reg. grenadiers en jagers, den kapitein jhr. H. G. F.
Leyssiusvan het 7dc reg. infanterie.
Z. BI. heeft aan den heer C. W. BI. van de Velde vergunning ver
leend tot het aannemen der onderscheidingsteekenen van de keiz. orde van
Medjidie', 4de klasse, hem door den Sultan van Turkye geschonken en aan
A. W. F. graaf van Bylandt, tot het aannemen der onderscheidingsteekenen
van de orde van den Rooden Adelaar 4dc kl.hem door den prins-regent van
Pruissen geschonken.
Volgens berigten uit Berlijn heeft Z. K. H. prins Frederilt zijn ver
trek naar Nederland, wegens ongesteldheid, vooreerst uitgesteld.
Bij beschikking van den minister van binnenl. zaken zijn bevorderd:
tot opzigter van den waterstaat der 2de ld., die van de 3d(! kl. D. P. Berk
hout; tot opzigter der 3dc kl.de opzigter der 4de kl. W. G. van Veen,
en is tot opzigter der 4de kl. benoemd S. BI. C. P. Breukel.
Z. BI. heeft goedgevonden te bepalen datter belooning voor de diensten
bewezen gedurende de onlangs gcheerscht hebbende cholera, bij afzonderlijke
dagorde aan het leger eervol zullen worden vermeldde olficieren van ge
zondheid der lslc kl.: R. van Raaltcn, A. BI. Verhoef, J. W. Christan en
E. II. Willems; die der 2dc kl.: G. BI. IngelerylT, B. G. van der Hegge
Zijnen en B. C. L. A. de Ruiter; alsmede die der 3dl! kl.: W. C. J. van
der Grijp, J. J. de Lepelaar, G. J. van Wieringhen Borski, II. W. L. Post,
C. C. Vigclius, .I.W. Kipp. F. S. W. de Ronde, K. J. van Duyl en P. H. ïhys.
De ministers van koloniën zal op morgen en die van linantiën op over
morgen geen gehoor vcrlcenen.
Naar aanleiding van het voorstel van hel bestuur der afdeeling 's Gra-
venhage der maatschappij tot bevordering van de afschaffing der slavernjj
is in eene bijeenkomst van liet hoofdbestuur beslotendat ccne buitenge
wone vergadering der leden van de maatschappij zal worden gehouden op
Dingsdag 20 dezer, tot behandeling van de vraag: of het niet goed zon
wezen, aan de regering voor te stellen, om in afwachting eener meer af
doende wetsverordening ter afschaffiing van de slavernjj in onze West-Ind.
koloniën, bij wege van voorloopigen maatregel, wettelijk vast te stellen:
dat 1°. kinderen, voortaan uit slavinnen geboren, vrij zullen zijn, behou
dens vergoeding aan den meester der slavinne-moeder, deels voor de ontei
gening van de vrucht zijner slavin, en voorts wegens het voorzien in het
onderhoud des vrijgeboren kinds, eene vergoeding dan eerst uit te betalen,
nadat het kind zekeren aan te geven ouderdom bereikt zal hebben, en 2".
aan ieder slaaf of slavin worde verzekerd het regt om zich vrij te koopen
naar zekeren daar te stellen maatstaf, volgens welken, ieder in zijne klasse,
op eiken ouderdom, voor eene bepaalde geldswaarde geschat zal staan, in
voege als dit reeds stelselmatig is voorgeschreven ten aanzien der gouver-
ncments-slavenzoo in Suriname als op Curacao en onderhoorigheden.
De eerste kamer heeft in hare zitting van gisteren met algemeene
stemmen de volgende wetsontwerpen aangenomenlot amortisatie en inkoop
van rentegevende nationale schuld; tot wjjziging van hoofdstuk IV der
staatsbegrooting voor 1858; tot wijziging van hoofdstuk III der staatsbe-
grooting voor 1858; en tot verhooging van hoofdstuk III der begrooting
voor 1859.
Tweede Kamer der Staten-Ceneraal.
Zitting van Maandag 12 December.
In deze zitting heeft de minister van oorlog in ccne uitvoerige rede de
hegrooling van zijn departement verdedigd. Hij verklaarde niet verwonderd
te zijn over den tegenstand van sommigen tegen de bcgrooling van oorlog,
die lot een verhoogd cijfer uitgetrokken is. Hij eerbiedigde dien tegenstand;
en zoude in hen, die zich met die begrooling niet kunnen vercenigen, gecnc
vijanden van het leger zien. Blaar hadden die vertegenwoordigers hunne
verantwoordelijkheid, ook hij had de zijne, daar hij zorgen moest dat in
tijden van gevaar geene krachten ontbraken om den staat te verdedigen.
Gaarne had hij een lager bedrag voorgedragen; ook had hij het oog op den
binnenlandschen vijand, de armoede; ook hij geloofde dat aan eiken opge-
bragten gulden het zweet des volks zich hechtte, en daarom betreurde hij
het met onvermijdelijke eischen te voorschijn te moeten komen. Naast den
tegenstand was echter verdediging der begrooting Item te beurt gevallen.
Ilij zou zich refereren kunnen aan de gevoelens van hen die haar verdedig
de, maar hij meende er het een en ander aan te moeten toevoegen.
De minister behandelde achtereenvolgens de volgende punten:
1°. de legerorganisalie bij de wet. Stabiliteit zou bij eene zoodanige wet
niet blijven bestaan, zoo de wet in ruime trekken de zaak regelde. Blen
zou bij die wet niet den staat van vrede, maar dien van oorlog in het oog
moeten houden en dus geene bezuiniging aanbrengen. De minister deed de
vraag, waarom men op eene regeling des legers bij de wet aandrong en niet
evenzeer voor de zamenstelling der zeemagt. Bij zijne optreding had hij
aan het ministerie zijne gevoelens omtrent dit punt medegedeeld. Zijne
amblgenooten oordeeldendat de grondwet hierin niets gebood noch ver
bood en lieten de behandeling der zaak dus aan de verantwoordelijkheid
van den betrokken minister over.
2°. De voorgestelde verhoogingen. De verbetering van het lot van den
soldaat was noodzakelijk en aangenaam was het den minister daarbij onder
steuning te vinden. Aangaande de uitbreiding des legers merkte hij op dat
de oprigling van een depót bij het reg. grenadiers en jagers, met het oog
op cenen staat van oorlog, allezins wenschelijk was, en dat de aanvulling
der cavalerie en artillerie voor 's lands verdediging werkelijk noodig was.
3". De eischen der toekomst. Hierbij trad de minister in beschouwingen
over de kazerneringwaarin verbetering moest aangebragl wordenop de
gemeenten, meende hij, moest hieromtrent geen zedelijke dwang geleed
worden. De verbetering der wapenen, zoo hoogst noodig, zou waarschijn
lijk ccne som van drie millioen kosten. J
4°. liet verdedigingsslelsel. Het geconcentreerde stelsel, in het rapport
van 1848 bedoeldmoest hij afkeurenhij achtte het voor de verdediging
noodlottig. Zich daartoe bepalende, zou de defensie passief worden" en
alle materiele en zedelijke nadeden na zich slepen. De overige provinciën
stelselmatig uitgesloten wordende, zouden welligt onverschillig blijven in
tijden van nood; de vijand, dit wetende, zou overmoedig worden, en zich
met zijne krachten spoedig binnen het hart des lands bevinden. Blillioenen
scliats zouden dan ter verdediging door innndatiën moeten aangewend wor
den hetgeen weder lot vele rampen zou leiden. Daarom wilde hij (je
verdediging meer naar de grenzen verplaatst zien, en de IJssellinie ver
sterken zich daartoe van de Betuweeene kostbare flankstellingverze
kerende, waardoor de vijand zeer verontrust zou kunnen worden. Het
slechten van vestingen achtte hij bedenkelijk te zijn.
Aan het einde zijner rede gekomenverklaarde de minister geen voor
nemen gehad te hebben zijne plannen te verheelen. Hij had openhartig
gesprokenen rondweg zijne voornemens voor de toekomst opengelegd.
Wierd zijne begrooting aangenomen, dan zou hij zijne nadere voorstellen
indienen; zijnde alsdan te verwachten, dat, na uitvoering daarvan, dit
weder gunstig op de jaarlijkschc begrooting zou terugwerken. Opregtheids-
halvc had hij aldus gehandeld. Onbevooroordeeld moest de kamer hare
stem uitbrengen, en welke die ook zijn mogt, hij zou ze aanmerken als
gegeven te zijn in het belang van Nederland.
De heer Thorbeckc huldigde de duidelijke en eenvoudige wijze, waaron
de minister zijne plannen opengelegd hadmaar bleef bij zijne vroeger mede
gedeelde bezwaren volharden. Nadat ook nog andere leden hun gevoelen
nader hadden toegelicht, werden de algemeene beraadslagingen gesloten en
die der artikelen aangevangen. Deze werden achtereenvolgens goedgekeurd
en daarna het hoofdstuk met 40 tegen 23 stemmen aangenomen. Tegen de
bh.: flleeussen, YV'estcrhoff, van Nispen van Sevcnacr, Kingma, Thorbecke,
Dullert, Wybenga, ldzcrda, van Eek, Hengst, Heemskerk, Olivier; Rein'
ders, van Hoëvell, van Akerlaken, Betz, Dnymaer van Twist, Poortman,
Jespers, Beems, ter Bruggen Hugenholtz, Begram en Oomen.
Zitting van Dingsdag 13 December.
In deze zitting is hoofdsl. XI (koloniën), na bespreking van een aantal
koloniale punten, aangenomen. Twee leden stemden tegen, namelijk de hh.
van Eek en Poortman. Er is besloten ccne avondzilting te houden.
BUITENLANDSCHE BERIGTEN.
ENGELANB.
LONDEN, 11 December.
Blen houdt het thans voor zeker dat onze regering op het congres te
Parijs door lord Cowley en lord Wodehouse zal vertegenwoordigd worden.
Zij die aangedrongen hebben op de tegenwoordigheid van lord Palmcrslon
bij het congres, vinden zich teleurgesteld en oordcelen lord Cowley onge
schikt om die taak behoorlijk te volvoeren.
De bekende stapdoor vier Liverpoolsche kooplieden gedaanheeft
hier te lande veel misnoegen verwektmen noemt dien oneerbiedig ten op-
zigte van keizer Napoleon en onderdanen der koningin onwaardig. De ver
eeniging van rcgtsgeleerden te Liverpool heeft den voorzitter gemagtigd
aan den procureur-generaal van H. M. te berigten, dat, ingeval hij voorne
mens is de vier Liverpoolsche kooplieden te vervolgen, de vereeniging hem
daartoe gaarne alle mogelijke ondersleuning wil schenken.
Volgens den Times behooren er van de vier bedoelde personen slechts
twee tot den handelstand en zijn de beide andere zaakwaarnemers.
Donderdag morgen is de in Southwark gelegen wolfabriek van den heer
Levctt iot den grond toe afgebrandde gansche hoofdstad was door de
vlammen verlicht.
Uit het wrak van de Royal Charter is nu reeds voor eene waarde
van 180,000 naar boven gebragt, zijnde de helft van de geldswaarde die
aan boord van dat schip was ingescheept.
Te Canterbury is dezer dagen eene oude dame, Lara genaamd, over
leden, welke aan de synagoge der Porlugecsch-Israëlitische gemeente, aldaar,
ongeveer 40,000 heeft vermaakt.
De Times meldt, dat de keizer van China aan de Russen bevel heeft
gezonden om het grondgebied aan den Amur te ontruimen, dewijl hij nim
mer magliging had verleend om dat gebied aan hen af te slaan, cn
hij eerst onlangs berigt van die vestiging had erlangd. Het Russische ge
zantschap zou in zijn hótel te Peking als het ware opgesloten zijn. Dit
berigt vereischt bevestiging.
FRANKRIJK.
PARIJS, 11 December.
Blen beweert dat nu ook van den Kerkdijken Staat en van Napels be
rigt is ontvangen dat zij aan het congres zullen deelnemen. Napels zou
twee gevolmagtigden zenden. De optreding van graaf Cavour voor Sardinië,
hoe ook tegengewerkt, is nog niet geheel opgegeven.
Bij den raad van state is het ontwerp ingekomen betreffende de wij
ziging van het tarief der in- en uitgaande rcglcn. Een groot aantal artike
len, vooral Engelsche, zullen volgens dit ontwerp tot lagere regten worden
toegelaten. De keizer moet te kennen hebben gegeven dat hij veel tegen
stand legen dit wets ontwerp verwacht.
De schepen, voor de Chinesche expeditie uitgerust, hebben den 8sten
dezer hunnen togt aangevangen. Door het slechte weder waren zij ecnige
dagen opgehouden. Overeenkomstig het plan der regering bedraagt de
sterkte der expeditie 8031 man, de bemanning der oorlogs- cn transport
schepen itiet medegerekend. Het aantal olficierenwelke aanzoek gedaan
hebben om aan de expeditie deel te nemen, wordt opgegeven niet min
der dan' 2600 te bedragen.
Blen beweert dat onze regering heeft beslotenomna den afloop der
expeditie tegen Chinavoortdurend eene nederzetting aan de Chinesche kust
te vestigen. De generaal de Blontanban, opperbevelhebber der Chinesche