De dooi' keizer Napoleon verleende amnestie heeft hier den wcnsch doen ontstaan naar een dergelijk bewijs van vergevensgezindheidmaar naar men zegt wil de prins-regent daartoe gedurende het leven des ltonings niet overgaan. Velen zullen op die wijze naar zijnen dood verlangen. Te Darmstadt is de nieuw gebouwde gieterij van de maehinen-fahriek eelieel afgebrand, met al de daarin aanwezige kostbare modellen. Gebrek aan water heeft de blussching verhinderd. TIRKIE. De Sultan is dezer dagen door eene zeer kwaadaardige koorts aangetast waaruit zelfs bezorgdheid ontstond voor zijn leven; hij is thans echter ge noegzaam hersteld. Uit Syrië ontvangt men verontrustende beriglendie het uitbreken van een burgeroorlog doen verwachten. De Drusen zijn oproerig en stichten overal brand. De Europeanen zijn naar de steden geweken. De Turksche troepen zijn ontoereikend om de rust te herstellen. Ibraila, in Wallachije, is dezer dagen door groote zwermen sprink hanen geteisterd. Nooit zag men aldaar die dieren in zoo groote menigte en zoo groot van stuk. Zij hadden eene lengte van 4 duim, bij eene dikte van een halve duim. Al het loof der hoornen is verdwenen en de meeste takken gekraakt. Op de velden is mede eene groote verwoesting aangerigt. Het belasten van den Jenever. De minister van binnenlandsehe zaken heeft de aandacht der gemeente besturen doen vestigen op de wijziging, die de tarieven der bestaande plaatselijke belastingen op den wijn, het gedistilleerd en de bieren en azijnen moeten ondergaan ten gevolge der verandering, die bij art. 6 der wet van 15 Mei 1859 is gebragt in het bedrag waartoe de plaatselijke belasting op den wijn en het gedistilleerd, volgens art. 250 der gemeentewet, kan wor den geheven. Tot die wijziging zijn verpligt alle gemeentebesturen die op centen op den rijksaccijns van het gedistilleerd heffen. Er is dus, nu op nieuw de heffing van eene plaatselijke belasting op het gedistilleerd ter sprake moet komeneene geschikte aanleiding om in overweging te nemen of niet het tijdstip daar is, waarop zulk eene belasting meer algemeen moet worden ingevoerd. Reeds zijn er wenken gegeven, dat door gemeenschap pelijk overleg werd beslolen een gelijk getal plaatselijke opcenten te heffen in onderscheidene aan elkander grenzende gemeenten, die een afgesloten kring vormen of te zamen een eiland uitmaken. Men heeft evenzeer begre pen dat de vermeerdering der plaatselijke uitgaven door de invoering der wet op het lager onderwijs, kon worden gedekt door verbooging der beslaande of invoering eener nieuwe plaatselijke belasting op het gedistilleerd. Ofschoon we vroeger zeer uitvoerig onze denkbeelden hebben ontwikkeld over de wets ontwerpen lot heffing eener algemeene plaatselijke belasting op het gedistil leerd, meenen we toch in algemeene trekken de bezwaren te moeten herin neren, die aan zulk eene heffing verbonden zijn. De gemeentewet laat niet toe, dat de jenever belast wordt, tenzij vooraf een hoofdelijke omslag besta. Het bedrag; waarop die omslag of eigene directe belasting moet worden gehevenis evenwei niet bepaaldzoodat als die belasting slechts is ingevoerd tot eene onbeduidende somelke ge meente kan heffen een zeker getal plaatselijke opcenten, gelijkstaande met het bedrag van de hoofdsom van den rijks accijns op het gedistilleerd. Er bestaan dus geene onoverkomelijke bezwaren om zonder herziening der ge meentewet op dat punt in elke gemeente den jenever plaatselijk te belasten. De heffing van plaatselijke accijnsen evenwel is lastig en kostbaar. Het toezigt op de invordering is zelfs in eene kleine gemeente altijd moeijelijk omdat de gelegenheden tol ontduiking der belasting zoo gemakkelijk en menigvuldig zijn. Zal dat toezigt iets beduiden en doel treffen, dan behoort een voldoend en goed bezoldigd personeelin verhouding tot de uitgebreid heid en de belangrijkheid van het gebied waarover het toezigt gaat, te worden in dienst gehouden, 't Spreekt van zelf, dat die kosten uit de op brengst moeten worden gevondenen het getal opcenten daardoor verhoogd. Die kosten evenwel worden minder bezwarend, wanneer eenige gemeenten, aan elkander gelegeneen gelijk getal opcenten heffen en zich gemeen schappelijk over de invordering hebben verstaanzoodat wanneer bij een ongelijk getal opcenten om iedere gemeente eene plaatselijke tollinie wordt getrokken, nu die tollinie bij een gelijk getal opcenten slechts langs de buitenste grenzen gaat van den kring waarin de gemeenten zich ter bevor dering hunner gemeenschappelijke belangen hebben vereenigd. Wanneer de natuurlijke ligging en gesteldheid der gemeenten daarvoor gunstig is, kan de heffing van een gelijk getal opcenten van den rijksaccijns op den jenever geen overwegend bezwaar hebbenmits het toezigt op het verkeer met de om dien kring liggende gemeenten goed geregeld zijen het verkeer zelf er niet door worde belemmerd. In eene gansch andere betrekking slaat de gemeente, die 100 a 150 opcenten van den rijks-accijns op het gedistilleerd heft, maar geheel of ge deeltelijk begrensd wordt door gemeenten, waar de jenever onbelast is. 't Verbruik van dien volksdrank verplaatst zich daarheenen niet zelden vermindert de opbrengst der belasting in gelijke mate als de opcenten wor den verhoogd, 't Verbruik neemt daarentegen toe; daar waar het voor werp onbelast verkrijgbaar is. Men kan dus aan dat bezwaar te gemoet komen, als er in de omliggende gemeenten eene plaatselijke belasting op den jenever wordt ingevoerdwaardoor het verschil lusschen belast en onbelast verdwijnt, maar slechts in naam, wanneer het verschil in het getal opcen ten, die in de eene en in de andere gemeenten geheven worden, nog aan merkelijk blijft. En dat blijft het wanneer aan de eene zijde der grens- linie 50 en aan de andere zijde 150 opcenten worden geheven, 't Verschil blijft altijd honderd opcenten of zoovele als het rijk aan accijns heft, wan neer de jenever wordt verbruikt of verkocht binnen of buiten de poort der gemeenten, zoo als bijv. te Leyden, omringd door de gemeenten Leyder- dorp, Soeterwoude en Oegstgeest. Wanneer die drie gemeenten eene plaat selijke belasting op den jenever invoeren tot een gelijk bedrag als binnen Leyden wordt gehevendan kan men er op rekenendat de opbrengst meer gelijkmatig en de sluikerij minder wordt, terwijl de bedoelde drie gemeen ten eene belangrijke vermeerdering van plaatselijke inkomsten genieten, die tot het doen van nuttige uitgaven konden worden besteed. Zóó immers zou bet oppervlakkig schijnenmaar tegen die lichtzijde is ook eene schaduw zijde, waarop moet acht gegeven worden, opdat de uitkomst niet fale. De commissaris des konings in de provincie Zuidholland heeft bij eene af zonderlijke circulaire de gemeente-besturen aangespoord in het algemeen tot de invoering eener plaatselijke belasting op het gedistilleerd over te gaan en wel door gemeenschappelijk overleg tusschen de gemeentenwelke op het zelfde eiland of welke binnen eenen bepaalden kring" zijn gelegen, tot een gelijk bedrag. De heffing daarvan geschiedde zonder groot bezwaarzon der vrees voor belangrijke ontduikingen en zonder buitengewone kosten van toezigt, indien zij, gelijk dit in sommige provinciën met goed gevolg wordt gedaannaar eenparige voorschriften wordt ingevorderd en bij uitvoer geene restitutie in geld maar een bewijs van uitvoer wordt afgegevenwaarmede de belasting bij invoer in eene naburige gemeente wordt voldaan en dooi den gemeente-ontvanger met zijnen ambtgenoot in de gemeente, werwaarls de uitvoer geschiedt en in welke dezelfde belasting verschuldigd iswordt verrekend. Nu toch zeer vele gemeente-besturen zich, als een gevolg der wellen op het armwezen en het lager onderwijs, genoodzaakt zien naar middelen om te zien lot verhooging hunner inkomsten en het vooruitzigt niet bestaat dat het door de regering gedane voorstel, om in de financiële behoeften der gemeenten te gemoet te komenin behandeling genomen en afgedaan zal worden, en ook volgens dat voorstel in de vermeerderde be hoeften van vele plattelandsgemeenten slechts gedeeltelijk zoude worden voorzien, komt het den commissaris des konings voor, dat de heffing eener plaatselijke belasting op het gedistilleerd als het gereedste middel kan wor den beschouwd, om in de ondervonden wordende bezwaren, die in vele ge meenten niet meer door verhooging der hoofdelijke omslagen kunnen wor den weggenomente voorzien. Zoodanige belasting toch is de minst druk kende en verdient verre de voorkeur boven de weder-invoering van de in vele gemeenten afgeschafte belasting op het gemaal of op andere levensbehoeften. Wie zal de nuttigheid van het aangeprezen middel eenigermate in twijfel trekken en niet gaarne toestemmendaL de toepassing in 't algemeen wen- schelijk is? Maar juist in de voorwaarden, die men stelten stellen moet, dat de gemeenten liggen op hetzelfde eiland of binnen een bepaalden kring en alsdan tot een gelijk bedrag die belasting heffen ligt een gewigtig en onoverkomelijk bezwaar tegen de algemeene invoering eener plaatselijke belas ting op het gedistilleerd. Niet altijd, integendeel uiterst zeldzaam laten de gemeenten zich in een bepaalden kring afsluiten of maken zij een eiland uit. Welligt is het nog moeijelijker gemeenten te vinden, wier behoeften zoo gelijk zijndat zjj de belasting lot hetzelfde bedrag kunnen heffen. De ei landen in de provincie Zuidholland gelegen mogen zonder bezwaar tot een gelijk bedrag eene plaatselijke belasting op het gedistilleerd kunnen heffen, weinig gemeenten laten zich op gelijke wijze afpalen. Maar indien dit ook op eene even doeltreffende manier geschieden konzou niet het daaraan grenzende omliggende gebieddat zulk eene belasting niet hefteen gelijk bezwaar opleveren als elke gemeente op zich zelve aanbiedt? Men zou mee nen, dat bijv. de stad Leyden, door poorten en singels omringd, uitmuntend geschikt was gelegen voor de heffing van zulk eene belasting, maar zoo lang niet de gemeenten Leyderdorp, Oegstgeest en Soeterwoude die haar omringen, eene belasting lot een gelijk bedrag heffen, is er een dagelijksch onafgebroken streng toezigt tegen smokkelarij noodig. Juist daarom beza ten zulke sleden vroeger oclrooijen, gelijk Leyden van den Roomschen Koning Maximiliaan den 19 December 1494, zoodat binnen vijfbondert «roeden van hare vesten niemand kooren, brood, wijn, bier of andere «voorraad verkoopen zoude, dan met zulk regt en accijnsen als men in de «stad betaalde." Men had destijds ook reeds die ondervinding, «dat die «poorteren en de inwonende derselve steden henluyden vervorderen met «groote menichtedagelycx te gaen drincken buylen den poortenen de «vryheyt van dien ende van daer te haelen ende doen haelen heur bier en- »de ander dranck priverend ende verstekende mitsdien voorschreven stede «van Leyden van heure regten van accijns ende maletoten." Maar zoo het al mogelijk ware de belasting tot een gelijk bedrag als binnen Leyden ook in de drie genoemde gemeenten te heffende opbrengst zou in de eerste tijden onevenredig buiten verhouding staan tot de bevolking en tot de gel delijke behoeften dier gemeenten. [Overgenomen uit de Gemeentestem van 22 en 29 Aug. 1859.] ÜTADg - ISEltïtJTE Ji. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEYDEN doen te weten, dat de Gemeenteraad, ingevolge art. 265 der Wet van 29 Junij 1851 Staatsblad n». 85), in zijne vergadering van heden, het suppletoir Kohier van de plaat selijke directe belasting voor het jaar 1859 heeft vastgesteld en dat Kohier als nog ter Secretarie dezer Gemeente, gedurende acht dagen, voor een ieder ter lezing is ncdergelegdterwijl binnen dien tijd elk op dat Kohier aan geslagene, krachtens de 5de zinsnede van bovengenoemd Wets artikel, zijne bezwaren tegen den aanslag, bij verzoekschrift op ongezegeld papier, bij Gedeputeerde Staten dezer provincie kan inbrengen. En zal hiervan afkondiging geschieden door plaatsing in de Leydsche Cour. Burgemeester en Wethouders voornoemd D. T1EBOEL S1EGENBEEKBurgemeester. Leyden, 1 September 1859. v. PUTTKAMMER, Secretaris. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEYDEN doen te weten, in gevolge art. 203, laatste zinsnede, der Wet van 29 Junij 1851 Staatsblad n°. 85), dat de begrooling der plaatselijke inkomsten en uitgaven voor de dienst van 1860 op heden aan den Raad is aangebodenop de Secretarie dezer Gemeente voor een ieder ter lezing nedergelegd en in druk, tegen betaling der kostenalgemeen verkrijgbaar gesteld is. Burgemeester en Wethouders voornoemd, D. TIEBOEL SIEGENBEEK, Burgemeester. Leyden, 1 September 1859. v. PUTTKAMMER, Secretaris. Ëutrgetrlijftc &tanb. Tan den 35 tot en met den 31 Augustus 1859. BEVALLEN: N. C. Kiewit, geb. Meerburg, D. W. Huygens, geb. van OostenZ. E. K. Jacobs, geb.Boomstra, Z. E. van Barneveld, geb. Gelton, Z. C. van Waalwijkgeb. KooremanD. E. van Berge Henegouwengeb. van Soest, Z. C. Frankhuyzengeb. Schaft, Z. F. M. J. de Does, geb. van Oerle, D. J. HcnsenZ. N. van Nieuwenhovengeb. Vogeler, D. C. Mul der, geb. Platteel, Z. W. Laurier, geb. Prins, D.— L. A. Vogelenzang, geb. Vermond, Z. C. W. C. Legetgeb. Gans, Z.— G. J. Beenakkergeb.Kelder man, Z. M. C. Kettenis, geb. van Rijn, Z.M. Teljeur, geb. van Taarling, D. J. van Dijk geb. Koet, D. J. Mark, geb. Micremet, Z. J. Fuchs, geb. Vijlbrief, Z. A. H. A. Kiewitgeb. BenierD. A. E. Boudrigeb. van den BergD. S. Zirkzecgeb. LamanZ. J. Bavelaargeb. Loeber, D. S. M. Najer, geb. van den Berg, Z. A. M. Verbrugge, geb. Bernard, Z. - C. God- dijn geb. WeylaartD. M. Smitgeb. KoeneD. L. Dusoswa, geb. Straat man Z. M. Piquralgeb. Reyntjens, D. M. de Bruin geb. de HaanZ. en D.tweel. W. van Itersongeb. van Steenbergen D. M. M. van Beekgeb. van der Linde, D. E. de Groot, geb. Ooijendijk, D. - H. Regeer, geb. van de Water, Z. E. A. Pilkens, geb. Verstraten, Z. G.Lalerveer, Z. J, Vervvergeb. Schroef, Z. M. van Duurengeb. KleynD.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1859 | | pagina 3