dien raad, en den heer mr. L. W. C. Keuchenius, oud raadsheer in liet hooggereglshof van Nederl. Indië, laatstelijk fungerend secretaris-generaal bij het ministerie van koloniën, lot lid in raad van Nederl. Indië. Tot ontvanger der in- en uitgaande regten en accijnsen te Leeuwarden is benoemd jhr. A. van Ilaeflenthans ontvanger der directe belastingen te Nienwer-Amslel. Naar wij vernemen heeft Z. M. de koning besloten, aan den tot de doodstraf veroordeelden gepensioneerden luitenant-generaal C. A. Gunkel te doen ontnemen de versierselen der militaire Willems-orde 3de klasse en tevens in te trekken de vroeger verleende vergunning tot het aannemen en dragen der Fransche orde van het legioen van eer en van de medaille van S'.'Helena. Vroeger is gemeld dat de betrekkingen van den generaal een adres om gratie aan Z. 91. hadden ingediendthans verneemt men dat dit door den veroordeelde zeiven is geschied. Het hof heeft voor den tijd van 4 weken den rouw aangenomen, we gens het overlijden van II. K. H. de groothertogin 9Iaria Paulowna van Saksen-Wcimar-Eisenach. De minister van marine zal op Vrijdag aanst. geen gehoor verleenen. Gisteren middag is alhier in den ouderdom van 69 jaren overleden de heer J. C. baron Baud, na gedurende eene reeks van jaren den lande in onderscheidene hooge betrekkingen te hebben gediend. Behalve zijne vroe gere ambtelijke loopbaan in verschillende rangen in Oost-Indië, werd hij in 1833 lot de hoogste waardigheid aldaar geroepen en bekleedde, nadat de graaf van den Bosch naar het moederland was teruggekeerdhet gouver neur-generaalschap ad interim tot 1836. In 1840 werd hij benoemd tot minister van koloniën en wel andermaal ter vervanging van den graaf van den Bosch. Hij bleef minister tot 9Iaart 1848, toen Z. 91. koning Wil lem II, na eene ruime grondwetsherziening te hebben toegezegd, zijn toen malig ministerie veranderde. Van 1850—54 trad hij in de tweede kamer op als afgevaardigde van het hoofdkiesdislrict Botterdam en daarna tot 1858 voor dat van Amsterdam. Iljj nam wegens toenemende ongesteldheid als zoodanig zijn ontslag. De overledene was minister van staat, grootkruis der orde van den Nederl. Leeuw en grootkruis der Leopolds-orde van België. De uitreiking van de rijks- en gemeente-medailles, aan de bekroonden op de tentoonstelling van schilderijenzal door Z. Exc. den minister van binnenl. zaken geschieden, en plaats hebben op Zalurdag den 2dcn Julij, in eene der zalen van de teekenakademie. De tentoonstelling zal Dingsdag, 28 Junij en Vrijdag, 1 Julij, van des morgens 11 tot des namiddags 4 ure, gratis voor het publiek worden opengesteld; terwijl de tentoonstelling ge sloten zal worden op Zondag, 3 Julij. Door het prov. geregtshof in Zuidholland is ook uitspraak gedaan in eene zaak van groot gewigt voor den effectenhandel. Het gold daarbij de wettigheid en regtsgevolgen van het prolongatie-contract, zoo als dat bij ons in gebruik is, meer bepaald de vraag, in hoe verre de bepalingen van het burg. wetboek over pand daarop van toepassing zijn. Door mr. J. van Gigh werd verdedigd een vonnis der Leydsche regtbank, waarbij beslist is, dat de prolonganten niet geregtigd zijnde tot waarborg gegeven effecten te verkoopen, indien niet, vóór den vervaldag, het gebruikelijke surplus is bijgepast, tenzij hun dat regt, ingevolge art. 1202, B. W., bij uitdrukke lijk beding is gegeven. Die stelling werd door mp. A. de Pinlo voor de prolonganten, bankiers te Leydenbestreden. Het hof heeft, regt doende op hel liooger beroep, zoo principaal als incidenteel, acte verleend aan de principaal appellanten en incidenteel geintimeerden, van hunne volkomen bereidverklaringom af le leggen den eeddat de onderwerpelijke verkoop is geschied op last van den incidenteel appellant en principaal geïntimeerde en onder voorwaarde, dal deze eed worde afgelegd, het incidenteel en prin cipaal appel te niet gedaan; wat voorts het principaal appel betreft, aan den principaal eischer, incidenteel appellant ontzegd zijne conclusie, in eersten aanleg en ook in appel genomen; verder de ontvangsten en uilgaven der verschillende prolongatien in deze vastgesteld, en het gezamenlijk zuiver saldo ten voordeele der principaal appellanten bepaald op 2634,00j; de kosten in eersten aanleg gecompenseerd en den principaal geintimeerde ver oordeeld in die van appel; eindelijk voor het geval van het niet-afleggen van opgemelden eedbeide appélen in stand gehouden en de uitspraak om trent de koster, gereserveerd. In de vorige week werd voor het prov. geregtshof in Zuidholland eene zaak behandeld waarvan de bijzonderheden op de volgende nederkomen Gedurende ruiin twee jaren bestaat er eene naauwe betrekking tusschen P. S. (den bekl. in deze) en eene jufvrouw v. d. A., beiden te Rotterdam woon achtig. De dame is 45, de jongman 28 jaren oud. Weldra verandert die kennismaking in liefde en men wenschle dus het huwelijk te doen volgen. Daartegen bestaat een groot bezwaar in de omstandigheid dat S., vroeger gehuwd, van zijn vrouw gescheiden is, en de r. k. godsdienst (waartoe beide behooren), het huwelijk met een gcdivorceerden verbiedt. Tengevolge dier storing in hun voornemenbrak P. S. de kennismaking af en begaf zich in 1857 naar Parijs. Naauvvelijks had hij echter Rotterdam verlaten of jnfvr. v. d. A. voelt berouw dat zij hem heeft laten vertrekken; zij gaat naar Parijs en zoekt daar S. op. Zij tracht hem over te halen met haar mede naar Rotterdam te gaan; hij weigert hieraan le voldoen; zij keert naar Rotterdam terug en van dat oogenblik af aan ontstond er eene gepassioneerde correspondentie tusschen de beide gelieven. Eindelijk in Augustus 1858 een bezoek aan zijne ouders brengende, laat S. zich overhalen en de huwelijks afkondiging had plaats. Alles scheen geschikt, toen daags vóór het huwe lijk jufvr. v. d. A. verklaarde dal het huwelijk niet kon doorgaan. P. S. was natuurlijk hierover zeer verontwaardigd. Hij brak weder alle kennis making af en begaf zich naar Antwerpen om van daar naar Parijs te ver trekken. In Antwerpen werdt hij evenwel door jufvr. v. d. A. achterhaald zjj belooft nogmaals hem te zullen huwenhjj laat zich weder bepratenen begeeft zich met haar eerst naar Parijs en daarna naar Rotterdam/ Daar aangekomen, begon weder dezelfde besluiteloosheid; gaf S. zijn voornemen te kennen alle betrekkingen af te brekendan werd de dag voor het huwelijk onherroepelijk bepaaldmaar was die dag daardan werd het weder uitgesteld. S. vertrok weder om zich in militaire dienst te be geven. Naauwelijks vertrokken, reist jufvr. v. d. A. hem weder achterna en haalt hem in Utrecht in. Daar bepraat zij hem weder om mede naar Rotterdam le gaan en hij voldoet ook nu weder aan haar dringend verlan gen. Eindelijk is S. al dat slingeren moede. Hij vraagt op 6 9Iaart II. aan jufvr. v. d. A. bepaald af, wat haar voornemen was: hem te huwen of niet. Het antwoord was, dat zij niets vuriger wenschte, maar dat zij te zwak was om tot een besluit te komen en dat zij wel een hulpmiddel wenschte om er haar in eens door te slepen. Dit brengt S. op de volgende zonder, linge gedachte. Hij weet dat jufvr. v. d. A. bijzonder op haar geld gesteld is. Hij besluit dus om zich daarvan meester te maken en het haar later nadat er een bepaald besluit genomen is, terug te geven. Den 7im Maart gaf hij aan zijn voornemen gevolg. Hij neemt uit een kistje, aan jufvr, v. d. A. toebehoorende, eene som van ruim ƒ2000, aan bank- en ander papier en specie en legt daarvoor in de plaats een briefje, waarin hij aan jufvr. v. d. A. kennis geeft dat hij den volgcudcn dag naar den Haag ver- trekt en haar verzocht hem daar te volgen. S. wilde het geld aanvanke lijk in den kelder van jufvr. v. d. A. bergen, maar vertrouwt het daar nietomdat de meid voortdurend in den kelder kwamook bij zich te j huis wilde hij het niet laten en hij hield het dus bij zich. Echter bij eene jufvrouw moetende zijn, komt hij op liet denkbeeld hel geld bij haar te laten. Hij doel het bank- en ander papier in een omslag, verzegelt het; en stelt het haar ter handzeggende dat het brieven waren die zijn ge luk of ongeluk bevatten en verzoekt haar het aan niemand af te geven dan aan hem zeiven. De contanten houdt hij bij zich en wisselt die later ook tegen bankpapier. Ilij begeeft zich naar den Haag, logeert is het hotel het hof van Berlijn en begeeft zich den volgenden dag op weg naar het station om daar jufvr. v. d. A. af le halen. Middelerwijl had den er in Rotterdam gebeurtenissen plaats die voor S. noodlottig waren, Jufvr. v. d. A.in het wegnemen van het geld niet ziende een middel om haar tot het huwelijk te dwingen, maar wel diefstal, gaf daarvan aan de politie kennis. Oogenblikkelijk werd naar alle zijden getelegrafeerden op het oogenblik dat S. zich naar het slation wil begeven om jufvr. v. d. A. af te halen, wordt hij gearresteerd. Inmiddels was jufvr. v. d. A. te 'sllage aangekomen en vertrokken zij beiden naar Rotterdam. Daar, voot den commissaris van politie werd de geheele toedragt der zaak verhaald; jufvr. v. d. A. zag het verkeerde harer handelwijze in, maar het was reeds j te laat; de zaak was in handen der politie en het regt moest zijn loop hebben. S. werd dus beklaagd van diefstal en stond te dier zake voor de arrond.-rcgtbank te Rotterdam teregt. Die regtbank beschouwde de feiten niet als een middel om jufvr. v. d. A. lot een bepaald antwoord te dwin gen, maar als diefstal en veroordeelde P. S. tot eene cellulaire gevangenis straf van een jaar. Hiervan appel bij het hof in Zuidholland. De adv.-gen, la Grappe Dominions concludeerde tot bevestiging van het vonnis. De heer mr. 91. S. Pols, verdediger van den beklaagde, gaf een overzigt der ver schillende gebeurtenissen en deed met nadruk uitkomen dat hier aan geen arglist, het vereischte voor de misdaad var. diefstal, te denken viel. Zaturdag II. is in deze zaak uitspraak gedaan. Het hof heeft overwogen dat hier ontbreekt het bewijs dat de beklaagde jufvr. v. d. A. ter kwader trouw van haar geld heeft willen berooven en dat hier dus niet aanwezig is de arglist, zonder welke aan diefstal niet gedacht kan worden. Het hof heeft mitsdien het veroordeelend vonnis der arrond. regtbank te Rotterdam vernietigd en den beklaagde vrijgesproken. Onder Rijswijk is een arbeider, die aldaar aan het hooijen was, door een zonnesteek zoodanig getroffendat men voor zijn leven vreest, A9ISTERDAM, 27 Junij. Zaturdag 11. hield de wis- en natuurkundige afdeeling van de kon. aka- demie van wetenschappen eene gewone vergadering, waartoe opgekomen waren de bh. Simons, W. Vrolik, von Baumhauer, Bierens de Haan, Blume, van der Boon 9Iesch, van Breda, Buys Ballot, Delprat, Donders, Elias, van Gemis, van Gogh, Halbertsma, van Hasselt, Harting, van der Hoeven, van Kerkwijk, MallhesOudemans, van Rees, Schroeder van der Kolk, Slamkart, Verloren, Voorhelm Schneevoogt, van der Willigen en Seelig. De heer Ermerins had zich verontschuldigd wegens het niet bijwonen der vergadering, maar eene bijdrage ingezonden over de dagelijksche beweging van den barometer le Groningen, zoo als die door den baromelrograafis aangewezen. De heer Swawing had eenige aanteekeningen ingezonden, be treffende eene in Oost-Indië voorkomende ziekte, Beri-Beri genaamd. In gevolge het verlangen van den inzender zal er een uittreksel van dit stuk in de verslagen worden opgenomen. Ook had nog de heer J. A. C. Oude mans, uit Oost-Indië, eene verhandeling ingezondengetiteld«Vergelij king der waarde in de tables de la lune van Hansen aan den straal der maan toegekend en de waarden door de naauwkeurigste bepalingen gegeven. Dit stuk, voor de verslagen en mededeelingen bestemd, is in handen ge steld der commissie van redactie. Door den heer van Breda werd mededeeling gedaan van zijne aanmerkin gen op het naschrift van den heer van Rees, betrekkelijk het plaatsen van bliksemafleiders op het gesticht Jleerenberg. Nadat sommige leden daarover het woord hadden gevoerd, ging men omtrent deze zaak over lot de orde van den dag. Daarna werd door den heer Vrolik, namens de commissie ter zake het onderzoek betrekkelijk den paalworm een voorloopig verslag daaromtrent uitgebragt. Hij deelde mede, dat van alle zijden de meeste bereidwilligheid is ondervonden en dat alle autoriteiten en vele particuliere personen zich bejjverd hebben om aan de commissie de meest mogeljjke inlichtingen te

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1859 | | pagina 2