LEYDSCHE COURANT. MAANDAG 23 MEI. N". 01. De Courant wordt Maandag T Woensdag en Vrijdag uitgegevenDie van Maandag komt uit Zaturdag Avond. De Prijs der Courant is ƒ12 in liet jaar de afzonderlijke Nommers worden tegen 10 Centen afgegeven ■■«■Jumujjij.■■■in.imumtmummumrwm m deze Courant behoort Bijblad IV0. 12. I BINNKNLANDSGHK BKKIGTKiY LEYDEN21 Mei. Gisteren is de verjaardag van II. K. II. prinses Hendrik op de gewone wijze gevierd. De diensturen op het telegraafkantoor der Ifoll. ijzeren spoorwegmaat schappij alhier zijn gedurende de zomerdienst bepaald als volgt: van 7 ure 30 min. des voormiddags tot 10 ore des avonds. Het getal der in het Werkhuis alhier opgenomenen bedroeg gedurende deze weck dagelijks van 81 tol 98 personen. Dezer dagen zijn aan de lierv. kerk in de gemeente Haarlemmermeer twee gedenkslcencn op zijde van den hoofdingang aangebragt. Op den eenen staat: De hervormde gemeente Haarlemmermeer heeft, onder den zegen des Heeren, deze kerk en predikantswoning te danker, aan de Ncder- landsche weldadigheid en aan de zorgen der commissiebeslaande uit de heeren J. Prins, praeses, G. A. van Limburg Brouwer, J. P. Hasebroek secretaris, P. R. Hugenholtz, predikanten te Amsterdam, T. Klippink, M. N. J. Moltzer, predikanten te Haarlem, B. Gewin, thesaurier, pred. te Heemstede, J. Kooy, pred. te Lisse, J. Post, pred. te Houtrijk en Pola- ncn, 22 Oct. 1855 2 Mei 1858..' Op den anderen steen staal: »Tot blijvend aandenken aan Bernard Gewin, predikant te Heemslede. De dank bare gemeente, 4 J ui ij 1858." AC Tot opheldering van hel berigt omtrent den matroos, die te ter Heyde met cenc sloep was geland, wordt nog gemeld dat het volstrekt niet uitge maakt is, dat desertie aanleiding tot deze zonderlinge stranding gaf, en hier veel meer aan een ongeval ten gevolge van beschonken toestand te denken is. Men verneemt dat de vice-admiraai Bouricins, gewezen kommandant van de marine in Nederl. Oosl-lndiëop zijne terugreis naar het vaderland aan boord Tan het fregat de Ruyter is overleden. Genoemd fregat is gis teren ter reede van Vlissingen aangekomen. Voor eenige dagen viel te Wierden (Overijssel) in cene herberg eerrc vechtpartij voor, over het verlaten der herberg na 10 uur, tnssehen de veldwachters van voormelde gemeente en de bezoekers, ten gevolge waar van de eersten van hunne wapenen gebruik maakten en een molenaar uit de gemeente Hellendoorn zwaar aan het hoofd werd gewond. Thans ver neemt men dat deze ten gevolge dier verwonding is overleden. Uit Luxemburg meldt men dat de minister van staat, president der regering, bij besluit van den groothertog gemagligd is om de miliciens der ligtiug van 1859 onder de wapenen te roepen. Tot hiertoe zijn bij de tweede kamer der staten-gcneraal nog niet ont vangen de antwoorden van de regering op de voorloopige verslagen dier ka mer, ten aanzien van de ontwerpen wegens hel onder de wapenen roepen en het te zamen blijven van de ligtingen der nationale militie van 1856 en 1857. Men ziet die antwoorden met veel belangstelling te gemoet, omdat, nu de overgroote meerderheid van de kamer zich tegen dien maatregel ver klaard heeft, het de vraag is, welk besluit de regering nopens die voordrag ten nemen zal? Zoo de regering ze onveranderd aan de beraadslaging en stemming onderwerpt, dan houdt men eene afstemming voor zeker, en dat dan de minister van oorlog en vvelligt andere ministers (zoo als die van bin nen- en buitenlandsche zaken, die bij deze ontwerpen betrokken zijn) in dat geval htm ontslag zouden nemenvoor zeer mogelijk. Daarom acht men de beslissing over die voordragten, die met den staatkundigen toestand en met de neutraliteit en het defensiewezen van ons land in naauw verband slaan van dubbel gewigt. Dat gevaar van afstemming kan echter worden afge wend, wanneer de regering zieh mogt vereenigen met het denkbeeld in de afdeelingen der kamer ontwikkeld, om al de miliciens zonder onderscheid, achtervolgensligtingsgewijze, onder de wapenen te roepen, ten einde de manschappen gedurende zes weken in den wapenhandel te oefenenwaartoe art. 183 der grondwet den koning het regt geeft. Men verwacht spoedig bet antwoord der regering. Dan zal haar besluit kenbaar wordenennaar aanleiding daarvan zullen de beraadslagingendie over bedoelde ontwerpen zullen gehouden worden, korter of langer duren. Maandag aanst. zal de discussie worden geopend over het wets ontwerp nopens de rcgterlijke organisatie. Men ziet daarover nog al uitgebreide alge- meene beraadslagingen te gemoet, zoo er ten minste geene incidenten mog- teu voorvallen. En wat zal er het lot van zijn? De regterlijke organisatie was steeds een groot struikelblok voor de ministers van justitie. Sommige ontwerpen kwamen vroeger zelfs niet tot de eer van eene discussie; anderen werden ingetrokken op het oogenblik dat zij zouden behandeld wordenom dat de betrokken minister aftrad. Ook nu houdt men het daarvoor, dat bet aanhangige ontwerp gelyk lot beschoren is, namelijk: vrij langdurige algemecne beraadslaging; behandeling van art. 1, afstemming van dal artikel, intrekking van het ontwerp. Zoo deze vrij algemeen opgevatte verwach ting zich mogt verwezenlijken, dan zal de invoering van eene nieuwe reg terlijke organisatie nog lang tot de pia vota blijven behooren. Naar men wil zal de heer van Rosse, gerugsteund door de meerderheid I der tweede kamer die zijn tarief aannamen met het oog op het algemeen belang, andermaal het weis-ontwerp met eenige wijziging aan de vertegen woordiging indienen. Blijkens het voorloopig verslag over het wets ontwerp tot zamenblij- ving der miliciens van het Limburgsch bondscontingenlzijn in de afdeelin gen der tweede kamer tegen dit ontwerp mede vele bezwaren geopperd. Algemeen werd geklaagd dat de regering wets-ontwerpen als deze had in gezonden zonder eenige toelichting van hetgeen daarin hoofdzaak was ■j namelijk de betrekkingen van het hertogdom Limburg tol hel Duitsche verbonden vooral van de verpligtingen van militairen aard. Ook wenschlc men iets te welen omtrent de tegenwoordige oorlogsinrigting van den Duit- schen bond. Men geloofde dat de levering van een regiment van 870 paarden niet overeenkwam met hetgeen Limburg naar de bevolking moest leveren en het verwekte dus bevreemding dat de regering dat regiment tot eene sterkte van 1074 man wilde opvoeren. Ook rees de vraag op of men zich aan het voorschrift had gehouden om de vrijwilligers bij liet Limburgsch contingent zooveel mogelijk uit Limburgers te doen bestaanen daarbij geene andere miliciens op te nemen dan die uit Limburg, met uilzonde ring van Maastricht en Venlo, afkomstig zijn. Men betwijfelde dit zeer en meende dat hel regiment voor verre het grootste deel uit niet-Limburgsche Nederlanders bestaat. Uittreksel uit hel regerings-verslag omtrent den staat der hooge-, middelbare en lagere scholen over 1857/1858. Vervolg en Slot). II. Middelbare scholen. Het geheele aantal latijnsche scholen en gym- nasiën bedroeg 63; deze inrigtingeu telden op 15 Jan. 1858 252 onderwij zers en 1806 leerlingen. De 33 latijnsche scholen telden 76 docenten en 478 leerlingen (14 minder dan in 1857). De 7 voorloopig erkende gymnasiëu lelden 23 onderwijzers en 189 leerlingen (17 meer dan in 1857). Op de 23 erkende gymnasiën werd onderwijs gegeven door 153 docenten aan 1139 leerlin gen (54 minder dan in 1857). De vermindering van het getal leerlingen komt nagenoeg geheel ten laste van de gymnasiën, en wel bepaaldelijk ten nadeele der eerste afdeeling, daar integendeel de bevolking der tweede afdeeling eene niet onaanzienlijke vermeerdering heeft ondergaan. Het is opmerkelijk, dat de vermindering juist die soort van inrigtingeu getroffen heeft, waar de beste gelegenheid lol het ontvangen van een volledig onderwijs gegeven wordt. Op de latijnsche scholen toch laat, op eenige gunstige uilzonderin gen na, hel onderwijs wat volledigheid aangaat te wenschen over; daar be droeg echter de vermindering der eerste afdeeling slechts 13dat is 3 ten honderd. Op de gymnasiën daarentegenzoowel op de voorloopig als op de definitief erkende, waar het onderwijs zieh doorgaans verder uitstrekt en waar een talrijker personeel daarmede belast is, bedroeg de vermindering der eerste afdeeling 82, dat is bijna 11 ten honderd. Het komt der rege ring niet onwaarschijnlijk voor, dat de mindere begeerte, om van de op uitgebreider schaal georganiseerde instellingen gebruik te maken, gedeeltelijk moet worden toegeschreven aan de geringere gestrengheid, die aan sommige hoogescholen schijnt te worden in acht genomen bij het afnemen van het toelatings-examen. Aan den anderen kant, wanneer men de vermindering van hel getal leerlingen der latijnsche scholen en der eerste afdeelingen der gymnasiën in verhand brengt met de hierboven aangetoonde vermindering van het getal studenten aan de hoogescholen, dan schijnt daaruit te volgen, dat inderdaad het getal van hendie door akademisehe studiën zich later een bestaan wenschen te verschaffen, vermindert, en dat velen liever trach ten door de beoefening van eenen tak van nijverheid of op eenige andere wijze iri de maatschappij vooruit te komen. De vermindering van de eerste afdeeling heeft alle gymnasiën in deze pro vincie getroffen, het meest echter dat te Leyden, hetwelk evenwel onder de beste iuriglingcn van dien aard, althans voor zooverre de eerste afdeeling betreft, mag gerekend worden. Dit schijnt hoofdzakelijk daaraan te moe ten worden toegeschreven, dat telkens leerlingen, die den cursus nog niet hebhen ten einde gebragt, de school verlaten en, na het examen, voorge schreven bij het kon. besluit van 4 Aug. 1853 Staatsblad n«. 31) te heb ben afgelegdtot de hoogeschool worden toegelaten. Te Leyden telde de zesde of hoogste klasse der eerste afdeeling dit jaar geene leerlingende vijf jongelieden, die de vijfde klasse bezochten, hebben zich allen tot het examen aan de hoogeschool aangemeld en zijn toegelaten, niettegenstaande J vier hunner om onvoldoende vorderingen door de curatoren op voordragt der docenten niet lot de hoogste klasse waren bevorderd; deze klasse blijft dus ook het volgend jaar weder onbezet.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1859 | | pagina 1