„..„ewend Toen de zaak der pakketten ter sprake kwantdiein plaats
van dc effecten van mejufvr. Esbra, slechts wit papier inhielden en waar
van de beschuldigde gezegd had: «werpt het maar in den kagchel," zeide
de voorzitter tot den besehuid.waren dit nu de zorgen voor dat mensch
waarvan gij gisteren spraakt. De beschuldigde antwoordt, dat hij verwachtte
te sterven; dat zijne eehtgenoote wel voor Louisa Esbra zoude zorgen; dat
znne inten'tien goed waren. Voorz.Ik twijfel er niet aan of uw eeht
genoote bad gehandeld naar pligt en geweten, maar als gij gestorven waart
dan had Esbra niets. Besch.Daar kon ik niet voor. Voorz.Daar
kondet gij wel voor, want gij hadt dc effecten in haar bezit kunnen laten.
Besch.".Mijne bedoeling was goed. Voorz.: Ik wil gaarne gelooven dat
er "oede denkbeelden bij u bestondenmaar gij hebt ze niet ten uitvoer ge
brast want zooals daar straks blijken zal, hebt gij er u zoodanig inge
werkt, dat gij u er niet meer uit wist te redden. Denk maar eens aan
die som van 240, die uw vrouw u gegeven had om de hypotheek van uw
huis af te lossenmaar wij zullen daar straks nader op terug komen.
Onder de volgende getuigen was de heer J. Goudoever. Hij verklaarde
dat in Mei 1853 ten zijnen behoeve op het huis van den beschuldigde een
hypotheek was gevestigd ten bedrage van 4000. lil November van het
afgeloopen jaar was die hypotheek door den beschuldigde afgelost, op 244
na waarvoor hij toen eene schuldbekentenis had gegeven. De betaling was
o. 'a. geschied met drie stuks obligation van 100. De bovengenoemde
244 waren hem later door tusschenkomst van den heer van Gogh be
zorgd. De get. van Gogh verklaarde daarbij dat hij die gelden van mevr.
Gunkel lot dat einde had ontvangen. Tevens werd er eene verklaring voor
gelezen van mevr. Gunkel, inhoudende dat zij aan haren echtgenoot geld
had gegevenom de hypotheek af te lossenenz. De voorzitter deed daar
op aan den beschuldigde opmerken dat hij teregt van de goedheid zijner
vrouw bad gesproken, want dat zij niet alleen geld had gegeven om de
hypotheek af te lossenmaar ook nog de som van 244 tweemaal had
betaald.
Omtrent het paket dat, in plaats van drie certificaten van ƒ1000, slechts
vellen wit papier inhieldverklaarde de beschuldigde dat hjj door dit geld
slechts in eene oogenblikkelijke behoefte had willen voorzien. De voorzitter
zeide dat hij daarin een bedrog van den ergsten aard meende te zien.
Vervolgens werden de getuigen a dc'charge gehoord. De generaal-majoor
Scheltus, gouverneur der milit. akademie te Breda, werd door den verdedi
ger uitgenoodigd eene memorie over te leggen omtrent eene zaak die vroeger
aan de akademie had plaats gehad en die door den beschuldigde was op
gesteld. Van deze memorie bezat de verdediger een afschrift, dat echter
met het origineel moest vergeleken worden. Het hof heeft omtrent dit
punt beslist dat aan den getuige zou verzocht worden dit stuk aan den ver
dediger voor eenigen lijd af te staan, waartoe deze zich bereid verklaarde.
De overige getuigen a décharge verklaarden dat de beschuldigde reeds ge
durende geruimen tijd aan duizelingen leed, dat hij in de Witte Sociëteit
bij herhaling plaatjes uit geïllustreerde werken had gescheurd en dat hij
door het toezenden van bespotteiijke portretten aan zijne familie-betrekkin
gen blijken had gegeven van kindsch te worden.
Na afloop van het geluigen-verhoor ving het verhoor van den beschuldigde
aan. De voorzitter maakte hem opmerkzaam op het verschil der verklarin
gen vroeger en thans door hem afgelegd. Hij antwoorddeIk heb alles
verklaard, en wat ik verklaard heb was de waarheid. Ik neem alles aan,
ik kan niet anders; ik kan niets meer zeggen. Voorz. Gij hebt bekend
de leverworst te hebben doorgesneden, beschuldigde, en ge zijt zelf te lang
voorzitter van den krijgsraad geweest, om niet te begrijpen dat ik u deze
vragen doen moet. Besch. Ja, maar toen was ik 40 jaren oud en sedert
had ik die helderheid niet, als op jeugdiger leeftijd. Het noodlot en droe
vige omstandigheden hebben mij veel verdriet veroorzaakt. Geen mensch in
geheel Holland heeft zooveel te lijden gehad als ik. Mijn cenige zoon, van
wicn ik alles hoopte, heb ik verloren, alles heeft mij verlaten en dus ik
neem alles aan. Voorz. Dal wil ik gaarne geloovenmaar waarom deedt
gij het? Besch. Dat weet ik niet. Voorz. Gij hield toch van haar?
Besch. Haar braafheid is boven alles. Sedert zij mij het eerst had aange
sproken en mijne hulp had ingeroepen, heb ik haar geholpen als een vader
zijn kind. Ik stond alleen; niemand die mij hielp dan zij en hare dank
baarheid was ook groot; de grond was te koud waarover ik ging. Gij be
grijpt, mijnheer de voorzitter, datgeene andere gedachte bij mij huisvestte;
ik verzoek u mijn 72-jarigen ouderdom in aanmerking te nemen. Voorz.
Gij hebt het gedaan om haar uit haar lijden te helpen; en nu hebt gij giste
ren erkend in de maand Julij het rattenkruid in den jenever te hebben ge
daan. Maar waarom deedt gij het toen? Zij had toen geen ligchamelijk
lijden. Besch. Och zij heeft mij meermalen gezegddat zij vóór mij ster
ven wilde, want dat zij anders bitter ongelukkig was. Ik zelf was mijn
leven moede. Ik bad God dagelijks om mij uit de wereld te halen.
Voorz. Blaar, aangenomen die bewering, dan was het immers niet noodig
die vrouw uit de wereld te helpenGij liadt dan des noods met u zelf kun
nen beginnen. Besch. Ik heb den dood gezocht, ik heb hem verlangd,
maar ik heb hem niet kunnen krijgen. Voorz. Mogt ge daarom een an
der het leven trachten te benemen? Besch. Ik was verward, ik wist
niet wat ik deed; ik was meermalen duizelig. Voorz. Ja, maar gij hebt
deze geheele zaak nog al tamelijk goed overlegd. Ik zal er thans geen
woord meer over spreken.
De adv.-generaal mr. Frangois bekwam daarna het woord. In een tref
fende inleiding deed hij de zwaarte van het misdrijf uitkomen. Verrader
lijker moord dan vergiftiging bestond er niet, zeide hij o. a., en waar wij
den blik ook wenden, het zij wij letten op de aanleiding van de misdaad,
het zij wij nagaan de gevoellooze, de vastberadene en vasthoudende wijze
van uitvoeringhet zij op de gevolgendie de misdaad heeft gehaden nog
zou kunnen hebben, had de Voorzienigheid dit niet afgewend, de ge
pleegde misdaad toont zich in een vrecselijk licht. De maatschappij wordt
in hare grondvesten geschokt, wanneer de aanval komt van zulke zijde, en
de vanen van eerlijkheid, goede trouw, opregtheid en zedelijkheid door zulk
een man verlaten worden, op eene wijze, als hier gebleken is. Vervolgens
deed hij, tot zijne eigenlijke taak overgaande, uitkomen 1°. dat er bij her
haling vergiftiging had plaats gehad, en 2°. dat de beschuldigde zich daaraan
had schuldig gemaakt. Deze beide punten werden zeer uitvoerig ontwik
keld, waarna bij ten besluite zijn requisitoir nam. Ilij requireerde de
schuldigverklaring van Carel August Gunkel aan de misdaad van ver
giftigingen zijne veroordeeling tot de straffe des doods.
Gedurende de voorlezing van het requisitoir luistert de besch. naauwlet-
tend steeds met de hand aan het oor. Op het oogenblik dat de adv.-gene
raal, aan liet einde van zijn requisitoir, dc doodstraf eischtzag men den
besch. in de houding, niet der onverschilligheid, maar van een afgetobt
lijden, met het hoofd bevestigend knikken, alsof hij zeggen wilde: ja de
dood maakt een einde aan mijn lijden, ilij verliet de geregtszaal onder
steund door gercglsdienaren.
!l Heden was de zaal, kan het zijn, door eene nog grootcre menigte be-
I zet dan dc vorige dagen, zelfs de gang van het hof was met meuschen
gevuld. De voorzitter gaf het woord aan den verdediger des beschuldigden,
mr. 1). Le'on. Na eene ter zake dienende inleiding zeide de verdediger dat
de man, die gebukt onder den last van eene zoo kapitale beschuldiging, hier
te regt slaat en, na een even werkzaam als nuttig en eervol afgelegde loop
baan, op den rand des grafs lot den diepsten bodem van menschelijke el
lende is gebragt, in ieder geval, en hoedanig ook de morele en juridieke
waardering zijner daad moge wezen, op zijn standpunt en vooral met het
oog op zijne ver gevorderde jaren, veel meer is te beklagen, dan te ver
achten. Vervolgens trad hij in eene uitvoerige beschouwing van het open
bare leven van den beschuldigde en van de teleurstellingen en miskenningen
die hij had ondervonden, waardoor bij hem eene treurige en melancholische
stemming was ontstaan, die met de jaren was toegenomen. Men kan niet
ontkennen dat dc lioogc ouderdomzoo niet geheeldan toch gedeeltelijk
den vrijen wil en bijgevolg dc toerekenbaarheid uilsluit, dat de mensch op
dien leeftijd tot den staat van kindschheid terugkeert, en soms een idéé fixe
heeft of aan monomanie lijdt. Daaruit liet het zich verklaren dat de be
schuldigde Louisa Esbra door den dood van hare moeiten en verdrietelijk
heden wilde ontheffen. Een zoodanig geval is volgens geachte schrijvers
over het strafregt eene reden lot uitsluiting der toerekenbaarheid of eene
reden tot verschooning. Ook de Code Pénal van 1791 zag in den ouder
dom eene reden van verschooning. De regter zal ook iu deze zaak uit de
feiten en omstandigheden moeten opmaken in hoeverre de ouderdom geacht
kan worden de verantwoordelijkheid der strafwet te hebben doen ophouden.
Uit verschillende omstandigheden Irachl pi. aan te toonen dat dc beschul
digde tijdens het pleger, der daad niet geheel en al compos merites was
en die daad hem dus niet voor de strafwet kan doen verantwoordelijk zijn.
Wanneer het hof niet van meening mogt zijn dat de omstandigheden een
noodloltigen invloed hebben uitgeoefend op den vrijen wil van den be
schuldigde, waardoor zijne verantwoordelijkheid voor de strafwet komt te
vervallen, dan nog doet zich in regten de vraag voor: of nu daar de besch.
het oogmerk heeft gehad om de eerste getuige te treffen, maar dat daar
van haar broeder hel slagtoffer is gewordende doodstraf, dan wel de
daaropvolgende straf, de poena morti proximazou moeten worden toege
past. Dit punt werd verder uitvoerig door pl. behandeld.
Na re- en dupliek is de uitspraak bepaald op Zaturdag 16 Aprilten
1 ure.
BtHTKNLANDSCHK BIUUGTEN.
ENGELAND.
LONDEN7 April.
Lord Palmerston heeft in het lagerhuis aangekondigd dat hij eene inter
pellatie aan de regering zal rigten betrekkelijk Engelands gesteldheid als
onderhandelaar en bemiddelaar te Parijs of elders, ten aanzien der aange
legenheden van Italië en van Europa in het algemeen.
De verkiezings-strijd heeft nu reeds een aanvang genomen. De dag
bladen zijn vol met adressen aan de kiezers. De bh. RussellPalmerston
James, Hall, Ch. Napier, Locke, Roupell en Walter, allen van de opposi
tie, hebben zich reeds tot de kiezers gewend en om hunne herkiezing ge
vraagd. Lord Russell laakt in zijn adres de ontbinding van het parlement
en de door de regering voorgestelde kieswet. Hij belooft levens aan elk
gematigd voorstel zijne ondersteuning te zullen schenkenindien slechts de
geheime stemming daarin niet is opgenomen.
Men koestert thans geen twijfel meer over de verecniging van lord Pal
merston met lord Russell. De eerstgenoemde heeft zich daaromtrent in liet
huis der gemeenten duidelijk uilgelatendoor te verklaren dal hij het ont
werp van lord Russellzoo als liet door den laatste in hel parlement was
omschrevengoedkeurde.
- Het Amcrikaansche schip Florence is alhier met goederen uit Japan
aangekomen. Het is de eerste scheepslading die hier direct uit dat land
wordt ontvangen.
FRANHRLSR.
PARIJS, 7 April.
Omtrent het te houden congres over het Italiaansche vraagstuk is moeijc-
lijk iets mede te deelen, want de berigten die men daaromtrent ontvangt
geven dagelijks aan de zaak een ander aanzien. Nog altijd moeien dc ont
wapening van Sardinië, en de erkenning der verdragen van 1815, door
Oostenrijk gevorderd, dc moeijelijkheden zijn die hel bijeenkomen van het
congres in den weg staan. Als plaats van zamenkomst noemt men nu
weder Karlsruhe.
De conferentie over de zaken der Vorstendommen, alhier geopend, ver
wekt weinig belangstelling. In de eerste zitting heeft dc Turksche afge
vaardigde de onwettigheid der verkiezing ontwikkeld.
De door den keizer uit zijne bijzondere fondsen uitgeloofde premie van
aanmoediging voor de kaloenleelt in Algeric, bestaande in een gouden me
daille en 20,000 fr.is toegekend aan kolonel Laure, wiens kaloenplantaadjen
in de provincie Oran liggen.
In den Mon. de la Flotte leest men het volgendeFrankrijk en Enge
land zijn niet de eenige landen alwaar de artillerie in de laatste jaren snelle
vorderingen heeft gemaakt. Zij worden in die gewigtige verbeteringen door
Rusland en de Vereenigde Staten gevolgd. Vooral in de artillerie zijn in
de Vereenigde Stalen opmerkelijke vorderingen gemaakt. Inzonderheid ver
dient het door den lieer Dahlgrcn uilgevonden kanon vermelding; 19 van de
20 malen treft het op 6 mijlen afstands een doelwit van de grootte van cencn
man; het is thans bij de Noord-Amerikaansche marine algemeen in gebruik.
Al die pogingen tot verbetering der vuurwapenen hebben derzelvcr vernie
lende kracht aanmerkelijk vergroot, maar tevens aan den oorlog een gansch
ander karakter gegeven. Immers, indien er een zeeoorlog uitbrak, zou bij
door het gebruik van de stoomkracht, van Dahlgren's kanon en van het
geschut met gegroefde loopen uiterst moorddadig en dien ten gevolge kort
van duur zijn.
Het aantal officieren, die van 1814 tot 1852 met het Legioen van Eer
zijn versierd, bedraagt bijna 8,000. waaronder 6,600 eenvoudige ridders en
13- a 1400 van hoogcrcn rang. Indien liet ontwerpom aan de officieren
de ridderbezoldiging toe te kennenwordt aangenomen zal de schatkist een
nieuwen last hebben te dragen van 2,400,000 a 2,500,000 fr.