faculteit bclioorenhun getal te Leyden slechts 31 en te Groningen 30 ten honderd van de ingeschrevenen bedraagt. Het getal studenten in de regten te Utrecht heeft alleen eenc merkbare vermindering ondergaan voor zooverre de elders studerenden betreft; het getal medici is met 10 verminderd. Daarentegen is het getal van hen, die in de wis- en natuurkunde of in de letteren studeerdeneenigzins toegenomen. Aan de hoogeschool te Groningen is het geheele aantal met 18 vermin derd. Hier trof de vermindering hoofdzakelijk de theologische faculteit, bij welke het getal studenten van 78 tot 63 daalde. De verandering bij de andere faculteiten was niet noemenswaardig. Eene vergelijking van het geheele aantal studenten aan de drie hooge- seholen met dat in vorige jaren doet zien, dat het thans, hoewel minder dan in 1852 en de daarop volgende, het cijfer van 1851 toch nog met ruim 100 overtreft. Van de 114 studenten, die er in dit jaar minder waren dan in liet vorige, komen er 85 voor de faculteit der godgeleerdheid, 21 voor die der regtsgeleerdheid14 voor die der geneeskunde, 1 voor die der wis- cn natuurkunde, terwijl er 7 meer in de letteren studeerden. Wat het examen aangaat, afgenomen krachtens het kon. besluit van 4 Aug. 1853, hiertoe hebben zich 129 jongelieden aangeboden, waarvan 24 zijn afgewezen. Terwijl er te Leyden slechts 9 van de 65 werden afgewe zen, bedroeg dit getal voor Utrecht 10 van de 45, te Groningen 5 van de 19. liet komt der regering niet onwaarschijnlijk voor, dat de mindere gestreng heid waarmede dat examen te Leyden schijnt te zijn afgenomenals eene der oorzaken is te beschouwen, waarom het getal ingeschrevenen aan die hoogeschool niet zoo aanzienlijk is verminderd als aan de beide andere. Van een oordeel omtrent de werking van genoemd besluit meent de regering zich Ie kunnen onthouden. Bij het ontwerp van wet op het middelbaar onder wijs zullen omtrent de gewigtige aangelegenheid van de toelating tot de hoogeschool voorstellen worden gedaandaarbij zal dan tevens mededeeling geschieden van het omtrent de werking van het besluit geuite gevoelen door 1 de senaten en collcgiën van curatoren der drie hoogcscholen. Wordt vervolgd). 'sGRAVENIIAGE, 24 Maart. Z. M. heeft benoemd lot lid van den raad van bestuur der kon. aka- deinic van beeldende kunslen te Amsterdam den heer C. Rochusscnkunst schilder aldaar. Tot ontvangers der directe belastingen enz. zijn benoemd: te Zuilen, g de lieer VV. II. I). Broers, thans te Voorthuizen, en te Ilavclle, de heer II. J. VV. Ooslingthans te Ezinge. Z. M. de koning heeft gisteren morgen de commissie uit den gemeen teraad van Amsterdam, aan wier hoofd zich de heer burgemeester van de hoofdstad bevindt, in een bijzonder gehoor ontvangen. Men weet, dat de laak dezer commissie wasde belangen der gemeente Amsterdam bij de doorgraving van Noordholland op zijn smalst mondeling te ondersteunen. De commissie heeft daarna eene langdurige conferentie met den minister van binnenl. zaken gehad. Morgen middag wordt door Z. K. II. den prins van Oranje een groot diner aangeboden aan al de hecren hoofdofficieren en de kapiteins-adjudanten van het garnizoen dezer residentie. Aan het ministerie van binnenl. zaken heeft thans de jaarlijksche ver gadering van de provinciale inspecteurs van het lager onderwijs plaats. De werkzaamheden dier vergadering zullen, naar men verneemt, eenige dagen duren. De afdeelingen van de tweede kamer hebben zich gisteren en heden bezig gehouden met het onderzoek der wets ontwerpen betreffende de ge neeskunde. Over het algemeen moeten de ontwerpen, wat de hoofdbegin selen aangaat (eenheid van stand en eenheid van wetenschap) gunstig in de afdeelingen zijn ontvangenzoodat men hel denkbeeld beaamde datwaar men ook zijne studiën mogt hebben gedaan, men zich overal kon neder zetten en alle vakken beoefenen, mits men de noodigc blijken van bekwaam heid gaf. Inlusschen waren er vele leden die groot bezwaar vonden in sommige bepalingen, waardoor, naar zij mecnen, de vrijheid der ingezete nen tot den aankoop van middelen, daar en waar zij verkozen, wierd be lemmerd, evenzeer als de vrijheid, om zich die middelen aan te schaffen, welke zij raadzaam of nuttig oordeelden. Daartegen werd echter aange merkt dat de bedoelde bepalingen het cenig middel waren om aan de kwak zalverij voor goed een einde te maken, en om voor te komen dat er ver keerde of verkeerd werkende middelen worden aangewend. Die oplossing nam echter niet wegdat velen er bezwaar in bleven ziendat de apothe kers gecne andere middelen moglen gereed maken dan die voorgeschreven of geviseerd waren door genecshcerenhier te lande lot de uitoefening der geneeskunde toegelaten. Daardoor zou, naar het oordcel van die leden, een monopolie voor de genecshceren worden gevestigddal zij niet konden goedkeuren. Walde droogisten aangaat, was het denkbeeld van velen, hen wel te erkennen en toe te latenmaar hen te beletten geneesmiddelen za nten te stellen of toe te bereiden en hen dus geheel lot hunne oorspronke lijke beslemming van handelaren terug te brengen. Een twaalftal droogisten alhier heeft zich bij adres tot de tweede kamer gewend, waarin zij te kennen geven, dat zij in het gewijzigd ont werp van wetregelende de uitoefening der artsenijbereidkunst en het vcr- koopen van geneesmiddelenop nieuw een vergrijp zien aan hunne eigen dommen gepleegd. Zij verzoeken de kamer: óf het voortdurend bestaan van den stand van droogisl in de wet te doen opnemen, gelijk die voorkomt in de wet van 1818, óf zorg te dragen, dat de opheffiug niet geschiede dan op dezelfde wijze waarop den slavenhouder zijne, met goddelijke en mcnschelijke geboden strijdige, bezittingen zullen worden ontnomen. Als hunne innige overtuiging geven de adressanten nog te kennen, dat de droo- gist evenzeer op de bescherming der kamer aanspraak heeft als de planter in onze West-Indische koloniën, wiens slaven men wettig onteigent in liet belang der menschheid, terwijl men de vrouwen en kinderen der droogistenI I in het belang van een medeburger (den apotheker), onwettig wenscht prijs te geven aan armoede en gebrek. De kamer van koophandel en fabrieken alhier heeft zich bij adres tot de tweede kamer gewend, waarbij zij er op aandringt dat de Rijnspoorweg maatschappij genoodzaakt worde tot getrouwe naleving en uitvoering der haar verleende vergunning of anders, als een eerste vereisehte, in het plan der aan te leggen lijnen op te nemen reglstreeksche verbinding van 's Gra- venhage met den Rijnspoorweg. Tweede Mennet' der Staten-Generaal. Zitting van Donderdag 24 Maart. In deze zitting is behandeld het wets ontwerp op den waarborg en de belasting der gouden en zilveren werken. Al de artikelen zijn aangeno menbehalve art. 1. De heer de Poorter droeg op dit art. een amendement voor, waarover ten slotte de stemmen staakten, 33 voor en 33 tegen. Morgen herstemming over dit amendement en verdere afdoening der wet. Daarna behandeling der wet op het regt van successie. De wet tot wijziging van het tarief van sommige accijnsenwaarover in de zitting van Zaturdagjl. de stemmen (29 voor en 29 tegen) hebben gestaakt, is hedennadat voor- en tegenstanders nogmaals aan de algemeene beraad slagingen deel genomen haddenmet 34 tegen 32 stemmen aangenomen. BUITEjYLANDSCHE BEIUGTEN. ISELeiS. Aan de ambtenaren in Vlaanderendie onder het departement van Gnantiën slaan, is gelast al de voor het publiek belangrijke stukken zoowel in het Ylaamsch als in het Fransch bekend te maken. Op de Maas nabij Luik zijn dezer dagen 3 jongelingen op eene zeer treurige wijze om het leven gekomen. Zij deden in eene sloep een togtje op het water, en waren tegen het vallen van den avond op de hoogte der zoogenaamde Zes huizen gekomentoen zij de stoomboot van Seraing zagen aankomen. Om die boot te ontgaan voeren zij naar den kant, maar juist naar dien kant, waar langs de stoomboot gewoonlijk vaart. Daar zij zagen dat eene botsing onvermijdelijk was, hieven zij een luid geschreeuw aandat door de werking der machine niet werd gehoorden eenige oogen- blikken later was reeds de sloep in de golven verdwenen. Aan boord der stoomboot waren geene reddingsmiddelen voorhanden dan alleen touwendie men de ongelukkigen toewierp. Een had nog het geluk een touw te vat ten, maar moest het, bij het ophalen aan boord, daar zijne krachten uit geput waren, weder los laten. Allen vonden hunnen dood in de rivier. Den volgenden morgen zijn de lijken uit het water gehaald. Het waren drie kweekclingen van de Luiksehe Hoogeschoolwaarvan twee te Jcmappes en een te Seraing te huis behooren. Te Gent is in den ouderdom van 68 jaren overleden de kunstschilder Jozef Gecrnaert, leeraar aan de akademie aldaar en ridder der Leopoldsorde. ENGELAAD. LONDEN, 23 Maart. In het lagerhuis is door den heer Disraëli voorgesteld om tot de tweede lezing van het wets ontwerp tot hervorming van het kiesstelsel over te gaan, en tegelijker tijd werd door den heer Russell zijne motie ingediend, waarbij meer vrijgevigheid in de uitbreiding van het stemregt wordt verlangd, dan de regering gemeend heeft te kunnen toestaan. De heer Russell heeft in eene uitgebreide redevoering zijne motie toegelicht en verdedigd. Na hem hebben onderscheidene sprekers het ontwerp óf verdedigd óf bestredeno. a. heeft de heer Horsman, van de vrijzinnige partij, daaraan zijne goedkeuring; geschonkenterwijl een behoudsmande heer Newdcgatchet bestreed. Heden hebben zich o. a. nog sir Lytlon Bulwer voor en de bh. Sidney Ilerbert en Wilson tegen het ontwerp verklaard. De Times heeft zich dezer dagenbij de aankondiging van het houden van een Europeesch congres over het Italiaansehe vraagstuk, o. a. in de volgende voor keizer Napoleon niet zeer vleijcnde bewoordingen uitgela ten. Na drie maanden van angst kan Europa thans weer vrij ademhalen. Het is te hopen dat keizer Napoleon zal trachten uit de valsche stelling te geraken, welke hij heeft aangenomen. Het is vreemd dat een man, die zoo lang in het staatkundig leven werkzaam is geweest, die gedurende een aantal jaren de zeden der volken en de kracht der regeringen heeft gade geslagentot misslagen vervalt, die zijnen roem van oordeel en behoed zaamheid verduisteren. Het bezit van eene volstrekte magtde vleijerij van al te gehoorzame ministers en de onderworpenheid van zwakke en onwaardige staatsmannen in het buitenland hebben den keizer geleid lot de meening, dat geene mogendheid in staat was zijne bedreigingen te weder- slaanwanneer zij door krachtsontwikkeling werden ondersteund. Als wij een blik achter ons slaan en daardoor het tegenwoordige zoeken op te hel deren dan zien wij dat door hem het besluit was genomen om een goede» slag in Europa te slaan, die aan zijne dynastie eencn erfelij ken roem zou op leveren Een oorlog in Italië was volgens het gevoelen des keizers eene gemakkelijke zaak, want hij had te doen met een staat zonder geest kracht, wiens finantiën altijd in de war zijn; 50,000 Oostenrijkers zou me» spoedig uit Lombardije dringen, door een Fransch leger te doen oprukken, ondersteund door de Piemontezen en door een opstand die overal zou uit barsten. Niemand zou zich daartegen verzetten en bijaldien Engeland mogt tusschen beide willen komendan zou deze tegenover de geduchte zee- en laudmagt van Frankrijk wel terugtrekken. Maar de zaken hebben eene andere wending genomenWij wenschen dat de keizer niet doof zal blij ven voor den raad der voorzigtigheid. Hij heeft moeten zien dat de tjjd van de heerschappij der wapenen in Europa is voorbijgegaan. Dezelfde les, die aan keizer Nicolaas gegeven is, ten koste van zijnen roem en van zijn leven, wordt thans aan zijn navolger in Frankrijk gegeven. Hij kan die»» nog tot eeneu veel geringcren prijs verkrijgen. Wij wenschen dat het voor hem in het vervolg een punt van overweging mag uitmaken en ook een voorbeeld en rigtsnoer voor zijne .opvolgers mag zijn. Gelukkig- dat bet

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1859 | | pagina 2