KORT VERSLAG
ZITTING VAN DEN GEMEENTERAAD VAN LEYDEN.
Behoorende bij de Letjdsche Courant van 67 November 3858N°. 338.)
BIJBLAD SO.
DER
-ooaooQo-tEC-c
Zitting Tan 15 IVovember.
Tegenwoordig al de leden met uitzondering van den Heer Taets van Amerongen.
De Wethouder Bucaille opent de vergadering en nadat op voorstel van het
lid Gevers besloten was de resumtie der notulen van de vorige vergadering
tot cene volgende uit te stellen, deelt de voorzitter mede, dat is ingekomen:
Een voorstel van het lid mr. H. Gevers, om aan de handelaren in gedis
tilleerd, te beginnen met 1 Januarij 1859, doorloopend crediet te verleenen,
hetgeen besloten wordt ten fine van berigt en raad te stellen in handen van
Burgemeester en Wethouders.
Voorts laat de voorzitter voorlezen het koninklijk besluit van den 4 No
vember jl. n°. 42houdende benoeming van mr. D. Tieboel Siegenbeek tot
Burgemeester dezer gemeenteonder toekenning van eervol ontslag als officier
van justitie bij de arrondissemenls regtbank alhier, een en ander in te gaan
met den 15 dezer maandverzoekt daarna eene commissie uit de leden van
den raad om den benoemde binnen te leiden, en houdt alsnu de volgende
aanspraak
Moest deze gemeente nu twee maanden geleden het overlijden van den
geaehten burgemeester van Limburg Stirum betreuren, zoo mogen wij ons
verheugendat het Z. M. den koning behaagd heeft den heer mr. D. Ticboel
Siegenbeek tot burgemeester dezer stad te benoemen.
Het mogt den raad en allen ingezetenen niet onverschillig zijn wie tot
deze gewigtige betrekking zou verkozen worden, en hoogst aangenaam moet
het zijndat Z. M. keuze zich bepaald heeft tot een ingezeteneen lid van
dezen gemeenteraadwant wie zal in staat zijn ook met den besten wil en
de beste bedoeling deze zoo belangrijke en moeijelijke betrekking in eene in
zoo vele opzigten aanzienlijke gemeente, ten gevolge van verkregen ondervin
ding beter te vervullen, dan de man, die inboorling en gedurende vele jaren
door de keuze van ingezetenen lid van dezen raad isdie als zoodanig met
welwillenden ijver voor de stedelijke belangen gewaakt hebbende en werkzaam
geweest zijnde, geacht kan worden bekend te zijn met de belangen van
nijverheid, handel en wetenschap niet alleen, maar ook met die van ver
schillende inriglingen en instellingen alhier gevestigd, die alle zoo zeer
en zoo dikwerf de voorlichting en medewerking van het hoofd van het be
stuur behoeven.
Niet alleen gewiglig, maar moeijelijk is de taak, die UEd. Achtb. op zich
neemt. Hoe vele onderwerpen van het hoogste belang, zoo als die betrekking
hebben op ons finantieel gemeenteslelselzijn nog bij de hooge regering, en
hoe vele andere bij den raad aanhangigdie nog geregeld en aan een naauw-
keurig onderzoek onderworpen moeten worden en die aan UEd. Achtb. zorg
worden aanbevolen.
De opoffering van UEd. Achtb. om uwe vorige betrekking met de tegen
woordige te verwisselen is ontegenzeggelijk groot, en wij mogen hierin een
bewijs vinden van UEd. Achtb. belangstelling in het welzijn dezer gemeente
en van UEd. Achtb. verlangen om geheel daarvoor werkzaam te zijn.
Aanvaard danEdel Achtb. heerhet burgemeesterschap dezer gemeente
met die vastberadenheid en onpartijdigheiddie in het waarnemen uwer be
trekking zoo onmisbaar zijn. Wij mogen, hiervan ben ik zeker, verwachten,
dat door uwe welwillende medewerking die eensgezindheid bestaan zal die
voor het algemeen belang zoo wenschelijk ister bevordering van den
bloei, de welvaart en de rust dezer gemeente. Ten slotte drukken wij den
wensch uit, dat UEd. Achtb. eenmaal de zelfvoldoening zal mogen smaken
van de algemeene achting van I.cydens ingezetenen verworven te hebben.
Vervolgens heeft de Burgemeester zijne betrekking aanvaard, en daar
bij het volgende gesproken
Onder eene mengeling van verschillende gewaarwordingen, ieder uwer zal
dit gereedelijk beseffenneem ik den voorzitterstoel in deze achtbare verga
dering in. Vereerd door het vertrouwenmij in de benoeming tot Burge
meester dezer aanzienlijke gemeente door Zijne Majesteit onzen geëerbiedigden
Koning geschonken, gestreeld door de blijken der goedkeuring daaraan aan
vankelijk door zoo vele in deze stad en elders gehecht, wier oordeel en onaf
hankelijk karakter ik op hoogen prijs stelbemoedigd door de welwillende
en hartelijke woorden, mij zoo even toegesproken, mag ik bet echter niet
ontveinzen, dat beschroomdheid mijn binnenste vervult, dat een gevoel van
weemoedige aandoening mij overmeestert. Kan het wel anders, wanneer ik
bedenk, welke taak mij wacht en wiens plaats ik in Ul. midden moet ver
vangen of mij de betrekking herinnerwaarin ik tot nu toe zoo vele jaren
in deze gemeente werkzaam was.
Het zal wel niet noodig zijn u den onvergelelijkendoor ons allen en de
gansche burgerij hooggeschalten Van Stirum in breede trekken te schetsen
om te doen begrijpenwat het zeggen wil geroepen te worden zijn verlies
eenigermate althans, te vergoeden. Immers staat hij ul. allen levendig voor
den geest, de man gewoon bij de eerste ontmoeting reeds ieder voor zich
in te nemendoor karakter en inborst evenzeer als geboorte geadeldgemak
kelijk in den omgang, jegens allen minzaam en voorkomend, onvermoeid in
het behartigen van de belangen eener hem dierbare gemeente, steeds bereid
ieder ten dienste te staan, geen gevaar ontziende, waar hel de redding van
anderen kon gelden, de man, die door zijne uitnemende boedanigheden aller
harten had gewonnen, dien alle weidenkenden met diepe smart ten grave
zagen dalen.
Zal het mij gegund zijn aan zijn gemis, door velen te regt onherstelbaar
genoemd, op eenigerhande wijze te gemoet te komen? Het ware aanmatigend
zulks te beloven en mij daartoe in staat te verklaren. Dit alleen durf ik
uit den grond mijns harten toezeggen, dat zijn beeld mij steeds voor oogen
zal staan, dat het mijn ernstig voornemen is alles aan te wenden om in
dien geest te bandelen, welke den waardigen ontslapene bezielde, ten einde,
zij het dan gebrekkig en onvolkomenzijne voetstappen te drukken.
Moest de smartelijke herinnering aan mijnen hooggeschatten voorganger en
vriend mij ruime stof tot billijken schroom leveren, niet minder schokt mij
de gedachte aan de betrekking waaruit ik heden werd ontslagen. Onder
de vele en onschatbare zegeningenmij door de liefderijke zorg der Voorzie
nigheid geschonken, welke de laatst verloopenc dagen mij levendiger dan
ooit voor den geest terugriepenlel ik gaarne de voorregten cn genoegens
als ambtenaar van het Openbaar Ministerie bij de Arrondissements Regtbank
te dezer Slede genoten. Gedurende meer dan 23 jaren als zoodanig werk
zaamondervond ik, zoo van ben, die mij ter zijde stonden of hulp moesten
bieden, als van de leden der Regtbank, steeds de aangenaamste blijken van
genegenheid en zag mij voortdurend de getrouwsle medewerking verzekerd.
Nimmer, ik zeg dit met innig welgevallen, werd de goede verstandhouding
een oogenblik gestoord. Elkanders inzigten eerbiedigende, bleef de onderlinge
vriendschapsband onwankelbaar. Het is mij eene wezenlijke behoefte dit
openlijk te verkondigen en aan allen, die daartoe medewerktenmijnen hart-
grondigen dank te betuigen. Wie uwer zal het mij dan ten kwade duiden,
indien ik ook van deze plaats rondborstig verklaardat het mij oneindig
veel kostte dien aangenamen band verbroken te zien, dat ik met leedgevoel
zooveel aangenaams ten offer bragt en mij zeiven soms angstvallig afvroeg:
kan en zal de toekomst mij wel immer vergoeding schenken?
Gelukkig echter, die angst werd reeds nu ecnigzins opgeheven door de
belangstelling en deelneming, bereids zoo ondubbelzinnig ondervonden, door
het vertrouwen op de welwillendheid, welke ik van Ulieden meen te mogen
verwachten. Wilt, bid ik U allen, die goede verwachting ten deze niet te
leur stellen, maar mij steeds met voorkomendheid bejegenen en, waar dit immer
mogelijk is, uwe ondersteuning schenken. Ik vraag ze dringend van Ulieden,
Mijne Heeren, die met mij geroepen zijt het dagelijkse!) bestuur waar te ne
men en van den geaehten Secretaris. Ulieder kennis cn langdurige ervaring
zal mij, ik gevoel dit, moeten voorlichten en ten dienste staan, en ze zal
nimmer te vergeefs worden ingeroepen, dit waarborgt mij de hartelijkheid
waarmede ge mij dezer dagen ontvingt cn behandeldet. Maar ik vraag die
ondersteuning niet minder dringend van alle mijne medeleden, wier belang
stelling in het welzijn van I.eyden mij lang reeds ten duidelijkste mogt
blijken. Het zoude vermetel zijn van mijne zijde in deze oogenblikken wijd-
schc beloften af te leggen. Levendig besef van eigene zwakheid verbiedt mij
znlks. Slechts deze verklaring durf ik plegtig nitsprekendat het mij aan
ernstige inspanning en goeden wil nimmer zal ontbreken; dat ik alles zal
aanwenden om uwe beraadslagingen met kalmte, bezadigdheid en onpartij
digheid te leidendat ik alle mijne krachten zal ten beste hebben om
ieders billijke wenschen te bevredigen en aanhoudend roet lust ten nutte der
burgerij werkzaam te zijn. Geve de algoede Goddat het mij door Ulieder
welberaden en wijs beleid geschraagdgelukken moge daardoor de welvaart
en bloei van deze ons allen dierbare gemeente te bevorderen.
Onder ootmoedige inroeping van Zijnen onmisbaren zegen verklaar ik, met
die voornemens bezield en door die uilzigten gesterkt, de betrekking van
Burgemeester dezer gemeente en Voorzitter van den raad te aanvaarden.
Hierna is de vergadering gesloten.
Te Levden ter Boekdrukkerij van J. 0. DRABBE.