trof, het woord tot verdediging van het gesloten verdrag en van de gevoerde onderhandelingen. Dat de verdediging aan de kamer niet overtuigend is voorgekomen, blijkt uit den uitslag der stemming. Wat het gevolg van de verwerping van het tractaat zijn zalis nog onzeker. Zitting van fFoensdag 24 Februaiij. Aan de orde waren de beraadslagingen over het wets ontwerp tot rege ling van het koloniaal batig slot over 1855. De heeren Stolte, van Hoëvell Hoffmannvan Eekvan Lynden en de minister vari koloniën hebben daarbij het woord gevoerd. Onder de behandelde punten behoorde ook dat betreffende de uitgifte van cultuur-contracten, en de al of niet wenschelijk- heid om de regelen daarvoor te stellen hij de wet. De minister verklaarde op deze belangrijke zaak later te willen terugkomen, nadat door hem des wege een voorafgaand onderzoek zou zijn ingesteld, waarop de kamer, naar aanleiding van een voorstel van den heer van der Lindenbesloot om de beraadslaging over het opgemelde wels-ontwerp op een nader vast te 1 stellen dag voort te zetten. Zitting van Donderdag 25 February. De voorzitter deelt mede, dat is ingekomen eene missive van den minister van finantiën, houdende berigt dat bij, wegens het overlijden van zijn schoonmoeder, verhinderd is gedurende deze week ter vergadering tegen woordig te zijn. Aan de orde van den dag zijn de beraadslagingen: 1°. over eenige wets ontwerpen tot hel verlcenen van naturalisatie. Aangenomen met algemcene stemmen. 2". over de prise en consideration van hel voorstel der 9 leden lot amortisatie van 10,000,000. Goedgekeurd met algeuiecnc stemmen zullende dus het voorstel naar de afdetlingen worden verzonden. 3'. over verschillende conclusien van verslagen, die allen worden goedgekeurd. Op voorstel des voorzitters wordt besloten legen aanst. .Maandag aan de orde te stellen de discussien over het ontwerp van wet lot zamenstelling der regterlijke magt enz. De zitting is tot Maandag gescheiden. BUlTKiVLANDSCIlE BËRiGTEN. i. f. i ¥j. BRUSSEL, 24 Februarij. Bij gelegenheid van de beraadslagingen over de begrooting van oorlog in de kamer van afgevaardigden, hebben onderscheidene leden, van ver schillende riglingen, hunne stem verheven tegen de pogingen die thans worden aangewend om de inwoners des lands tegen de conscriptie in te nemen. Hoewel erkennende dat de militaire wetten herziening behoeven, kan, in den legenwoordigen maatschappelijken toestand, de conscriptie on mogelijk gemist wordenom een krachtig en deugdelijk leger voltallig te houden. Bij de kamer van afgevaardigden zijn onderscheidene adressen ingeko men, waarbij verzocht wordt in België weder gouden muntspeciën in om loop te brengen. Te Antwerpen kwamen in 1830 719 zeeschepen aan, metende 120,333 tonnen dit getal is in 1857 geklommen lot 1988 schepen melende 490,429 tonnen. Op het kerkhof te Waerschoot is eene belangrijke oudheidkundige ontdekking gedaan, namelijk de grafsteen van den heer Jan van den Damme, kamerheer van graaf Lodewijk van Nevers, die naar men verzekert, in den slag van Crecy sneuvelde en te Waerschoot werd begraven. De steen en het opschrift zijn beide nog ongeschonden. [De slag van Crecy had plaats in 1346, lusschen Eduard III en Philips van Yalois. De eerste bleef over winnaar.] EYCELAXD, LONDEN, 23 Februarij. Lord Derby is er in geslaagd den last hem door de koningin opgedragen te volbrengen en een ministerie lot stand te brengen. De onderscheidene leden behooren uitsluitend tot de lory-partijwant ook de heer Gladstone heeft geweigerd zitting in het nieuwe kabinet te nemen. Jlel is zamenge- steld als volgt: lord Derby, eerste minister; Disraëli, kanselier der schat kist; sir Thesinger, lord-kanselier; Walpole, secretaris van binuenl. zaken; lord Malmesbury, secretaris voor builenl. zaken; sir Ed. Bulwer Lylton koloniën; generaal Peel, oorlog; sir Pakington, eerste lord der admiraliteit; Henley, koophandel; lord EllenboroughIndische zaken; lord Manners, openbare werken; marquis van Salisbury, voorzitter van den raad; lord Harwiche, geheim zegelbewaarder; lord Colchester, directeur der posterijen; graaf Eglinton, lord-luiienant van Ierland; Blackbume, kanselier van Ierland en lordNaas, eerste secretaris van Ierland. Voorts verneemt men dat, inge val lord Canning weigeren mogt de heirekking van gouverneur-generaal van Indië te blijven bekleedendie betrekking aan lord Stanley zal worden op gedragen. Aan dit ministerie een langen duur te voorspellen is te gewaagd; ook be schouwt men het over 't algemeen slechts als een overgangs-besluur. Het is moeijelijk te gcloovendat het de wet op de zamenzwcringen in het parlement zal kunnen doordrijven, want Engeland, hoewel het bondgenoot schap met Frankrijk op hoogen prijs stellende en de moordaanslagen af keurende, heeft te veel eerbied voor zijne instellingen, om te gelooven aan de kracht van maatregelen die genomen zouden worden om er het misbruik van te voorkomen. Wat echter eene vredebreuk met Frankrijk betreft, de i vrees daarvoor begint meer en meer te wijken, dank zij den verzoenenden geest van de Fransche regering. De heer de Persigny heeft, naar men zegt, daaromtrent de gunstigste verzekeringen herwaarts overgebragt. Door het aftredend ministerie is aan het parlement eene depêche me degedeeld van lord Cowlcy, onzen gezant te Parijs, aan lord Clarendon, j van den 20s,cn dezer. Daarin zegt de gezant, dal hij, ingevolge zijne in- structiën, de Fransche regering mondeling het besluit van de Engelsche regering medegedeeld heeftom het asylregt te handhaven en dat het aan U zijne regering onmogelijk is, om door eenige wet, welke ook, aanslagen te voorkomen van liedendie tot de wanhopigste ondernemingen in slaat zijn. Tevens heeft lord Cowley verklaard, dal het Engelsche kabinet nog niet officieel op de bekende dépêche van graaf Walewski heeft geantwoord, omdat men aan de verbittering der Fransche regering en der natie tijd wilde geven tol bedaren te komen. Lord Cowley eindigt zijne dépêche met de verklaring, dal in de tegenwoordige tijdsomstandigheden eene vriend schapsbreuk lusschen de twee landen het gevolg eener onvoorzigligheid had kunnen zijn, en dat dit alleen door het beleid van den Britschen minister van builenl. zaken verhoed is. Omtrent de zaken in Indië is over Alexandrië het volgende berigt ontvangen. De opperbevelhebber bevindt zich nog te Fyltyghur, om zijne maatregelen tegen Oude te beramen. De opstandelingen te Lncknow zijn onderling slaags geweest. Tevens wordt de gevangenneming van den onderkoning van Canlon be vestigd. Hij zal aan boord van het fregat blijven in afwachting van de be slissing van lord Elgin en baron Gros. De mandarynen uit Canton hadden eene deputatie naar lord Elgin afgevaardigd, die op het admiraalschip zou ontvangen worden. De inwoners van Canton keerden langzamerhand naar de stad terug. De koningin heeft aan de Siamesche gezanten een plegtig afscheids gehoor verleend. Het regtsgeding van pater Conway, te Dublin, beschuldigd van door ongeoorloofde middelen, zoo als bedreigingen met kerkelijke straffen en ver doemenis, op de verkiezingen te hebben gewerkt, heeft eene zonderlinge wending genomen. Toen de jury uitspraak moest doen, kon zij lot geene eenstemmigheid geraken, en de minderheid weigerde op te geven wat haar belette zich met het gevoelen der meerderheid te vereenigen. De jury werd alzoo ontslagen, nadat de opperregtcr verklaard had, met leedwezen te heb ben gezien dat er in Dublin gezworenen waren welke weigerden in eene eer lijke en onpartijdige discussie over de hun voorgelegde vraagpunten te treden. Het Londensche zendeling-genootschap is voornemens in de eerstvol gende twee jaren 20 nieuwe zendingen naar Indië te doen vertrekken. De kosten van de afzending zullen 5000 en die van hun onderhoud jaarlijks bijna 6000 bedragen. Een berigt uil Chicago, van 5 Febr., spreekt van een geducht oproer dat nabij Fayethville (Arkansas) zou uitgebarsten zijn. Door twee blanken uitgetart, hadden de negers een aantal huizen verbrand, het vee omgebragt en 23 personen gedood. Terstond was er een corps vrijwilligers opgerigt, waardoor de negers waren verslagen. Dit berigt vereischt echter nadere bevestiging. F KAIVKKIJK. PARIJS, 23 Februarij. Men is van gevoelen dat het regtsgeding omtrent den aanslag van 14 Jan. niet langer dan twee dagen zal duren. In de akte van beschuldiging moet de mcdepligligheid van Allsop meer uitkomen dan die van Bernard. Men verzekert dat er slechts voor de beide bladen aan de regterlijke za ken gewijd een verslag van de teregtzitlingen zal opgemaakt worden, waaruit de andere bladen het kunnen overnemen. Ook verhaalt men dat Pieri en Orsini verzocht hebben de godsdienstoefening in de gevangenis hij te wonen, en dat Orsini eene afbeelding met potlood heeft geteekend van de rue Lepellelier, tijdens den aanslag. Deze teekening zou bij de proces-stukken gevoegd zijn. Naar men verneemt heeft de heer E. Ollivier geweigerd om de verde diging van Pieri op zich te nemen, omdat hij, als lid van het wetgevend ligchaam, meer of min beperkt zou zijn iu de uitoefening van het regt van verdediging in deze gewigtige zaak. De advocaat Nogcnt de S'. Laurent zou nu ambtshalve voor den beschuldigde optreden. De Constitutional behelst de volgende mededeeling. liet publiek wordt verwittigd dal het aan van buitenslands komende reizigers niet ver gund zal worden verder op hel grondgebied des rijks door te dringen, dan op voorwaarde dat zij voorzien zijn van een paspoortdoor de bevoegde autoriteit van hel land, waaruit zij gekomen zijn, afgegeven en met het visa van een Fransch diplomatiek of consulair agent voorzien. Het Fransche visa zal voor elke reis, welke Frankrijk lot bestemming heeft, vernieuwd moeien worden. Bij gelegenheid dat de prinses Murat van een bal werd afgehaald, zijn de paarden van haar rijtuig op hol gegaan en tegen een boom in de Champs- Elyse'es aangeloopen. De prinses is ligt gekwetst, en in de verwarring is een harer kleinodiën ter waarde van 40,000 fr. verloren geraakt. De Dion. Algérien deelt het volgende mede. Jaarlijks ondernemen een aantal Arabieren uit Algerië een pelgrimslogt naar Mekka. Aldaar zijn zij als Fransche onderdanen aan allerlei beleedigingen en mishandelingen van den kant hunner geloofsgenooten blootgestelddie hun niet kunnen vergeven dal zij aan eene Christenmogendheid onderdanig zijn. Velen, om zich daaraan te onttrekken, laten zich op eene wijze uit, die niet voor hunne gehechtheid aan onze regering pleit. Er ontbrak nog eene gelegen heid om te toonen dat Frankrijk in staat is zijne onderdanen overal te be schermen. Deze gelegenheid heeft zich opgedaan en de voldoeningdoor onzen gezant te Konstanlinopel verkregen, is schitterend geweest. Op hel einde van 1855 werd een der bewoners van Algiers, Hadj-Hussein genaamd, aan de dolzinnige bevolking van Mekka aangewezen als iemand die de Fransche belangen voorstond. Zijne woning werd in 2 uren tijd vernield en zijn aanzienlijk vermogen geroofd of weggeworpen. Hij zelf ontkwam slechts als door een wonder aan hunne handen. De sherif Mou- taleb, thans afgezet, was de aanlegger van deze gewelddadigheid. Hadj- Hussein heeft zijn beklag bij den Sultan gedaan, waarin hij krachtig door onzen gezant werd ondersteund. Dientengevolge is hein eene schadeloos stelling van 201,385 fr. toegekend. Deze handelwijze van den Sultan heeft te Mekka een heilzamen indruk gemaakt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1858 | | pagina 2