kostte ƒ1,248, of aan liet Rijk ƒ629 en aan de ouders ƒ619; te Wil
lemsoord, bij het vorige reglement 1065, of aan bet Rijk ƒ805 en aan de
ouders ƒ260, en bij liet tegenwoordige reglement ƒ968, of aan het Rijk 635
en aan de ouders ƒ333.
Bij deze memorie zijn op nieuw een aantal stalen gevoegd, om des Minis-
beweringen te staven en toe te lichten.
Hoofdst. IX B. FinantienOmtrent de klagt over het gemis van stok
ken van ƒ2.50 wordt gezegddat die bij de betaalmeesters kunnen aange
vraagd wordenwat betreft de behoefte aan brievenbussen op de spoorweg
stations vermeent de Regering dal daaraan voldaan wordt door de brie
venbussen die aan de vervoerbare postkantoren zijn geplaatst, liet weinige
gebruik daarvan gemaakt doet zien dat de aangewezen behoefte niet groot is.
Nogtans zal er aan cenige voorname stations een proef worden genomen
van den uilslag daarvan zal de uitbreiding van dien maatregel afhangen. De
regeling van het postwezen ten platte lande is naar de overtuiging der Re
gering voor verbetering vatbaar, maar stuit op vele moeijelijkheden.
Hoofdst. X. [Oorlog). Bij dit hoofdstuk verdedigt de Regering de voor-
gedragene sommen en wijst op het overschot van 1856als een blijk van
haar spaarzaam beheer. Als een bewijs dat zij den overgang van het leger
hier te lande naar dat van Indië tracht te bevorderen, deelt zij mede dat
sedert 1 Januarij II. 43 Officieren en 10G4 Onderofficieren en manschappen
van ons leger naar Indië zijn gezonden of beschikbaar gesteld. Tevens een
bewijs dat de Regering geenszins het belang voorbij ziet lol instandhouding
van het nationaal element bij de Ind. krijgsmagt en geene opoffering van
de beste krachten des legers daartoe te groot acht. Bij dit Hoofdstuk is
nog eene opgave gevoegd van de uitgaven voor de verschillende corpsen
des legers in 1856. De Minister heeft in eene bijlage de bewering weder-
legd van den Heer van Bosse, dal ons leger kostbaarder zou zijn ingerigt
dan dat in België. Volgens de becijfering van Z. Exc. zou het verschil eene
som van bijna 17,000, ten voordeele van Nederland bedragen.
Hoofdst. XI. [Koloniën). Omtrent de toeneming van de Cliineesche be
volking in Indië zegt de Regering, dat het moeijelijk met de begrippen van
regtvaardigheid zou kunnen worden overeengebragtom de Chinezen te be
lemmeren in het aankoopen van gronden daar, waar hun dit tot dus verre
is vergund, en dat ook het voordcel niet kan worden ontkend, 'twelk,
in 't belang van landbouw en nijverheid, van de Chinezen kan worden ge
noten maar dat zij niettemin doordrongen is van hare verpligting om de
waakzaamheid en toezigt over die lieden geenszins te verzuimeninzonder
heid wat betreft hunne aanraking met de Indische bevolking. Overeen
komstig met de bepaalde verklaring van den onlangs afgetreden Gouverneur-
Generaal v. Twist, verklaart de Minister, dat er niets bekend is van eenig
regt van Nederland op de groep, bekend onder den naam van de Koko's-
eilanden.
Hoofdst. XII. [Onvoorziene Uitgaven). Hierbij wordt door de Regering
opheldering gegeven omtrent de verleende sommen voor het gedenkteeken te
Amsterdam opgerigt en voor de opening van den Rijnspoorweg, waarop
door sommige leden aanmerking was gemaakt. "Wat betreft het eerste, de
aanvrage tot dekking van het te kort (ƒ5,800) was eerst door de commissie
in de tweede helft van 1856 gedaan, en die som kon dus niet op de be
grooting gesteld worden. De Minister had daarom zich onbezwaard geacht
het gevraagde op dit Hoofdstuk aan te wijzen. Aangaande de opening van
den Rijnspoorweg, de daarop gevallen kosten zijn veroorzaakt door de
plegtige ontvangst van de Prtiissische autoriteiten op 'sKonings paleis te
Amsterdam. De Minister gelooft dat die som (ƒ5,000) niet nutteloos is
uitgegeven.
In het antwoord van den Minister van Finantien, nopens de Wet op de
Middelenzegt Z. E. dat hel voorstel ter afschaffing van de 38 opcenten
van den accijns van liet geslagt, geenszins^is hel gevolg van een stelsel van
wijziging van het belastingsysteem, maar'eene verbetering van hetgeen be
staat, en ten aanzien waarvan gegronde bezwaren zijn gerezen. -—Omtrent
de bijdragen uit de koloniale middelen voor 1858 heeft Z. E. eene wijziging
in de wet gebragten dezelve aangewezen op die van hel vorig dienstjaar
1857, als ruim genoeg om ook daarin te voorzien, en dan nog een bedrag
van ƒ7,000,000 op te leveren tol amortisatie van schuld.
Uit dc eindverslagen over ai de hoofdstukken der staatsbegrooting voor
1858 blijkt, dat de Commissie van Rapporteurs geene nadere overweging in
de Afdeelingen hebben noodig geacht en dat zij gemeend hebben zich van
het uitspreken van een eigen oordeel omtrent de behandelde punten te kun
nen onthouden.
's GRAVENIIAGE 17 November.
Z. M. heeft den Heer C. E. van Koetsveld, Predikant alhier, benoemd
tot Ridder van de Orde van den Nederl. Leeuw.
Aan den lleer T. J. Travers, Minister-Resident bij het Ilof van Baden,
is vergunning verleend lot het aannemen der versierselen van Ridder Groot-
Kommandeur niet de Ster der orde van den Zahringer Leeuw, hem dooi
den Grool-IIertog van Baden geschonken.
Tot Burgemeester te Zuidwolde is benoemd de Heer L. II. van Sonsbecck.
Z. M. de Keizer van Rusland heeft den LuR.-Generaal von Mansouroff,
IID. Adj.-Generaal, benoemd tot zijn buitengewoon Gezant en gevolmagtigd
Minister bij ons Hof.
Z. K. H. de Prins van Oranje heeft gisteren avond de voorstelling in
den Kon. Franschen Schouwburg bijgewoond, en is lieden weder naar
Leyden teruggekeerd.
Heden heeft er op de goederen van Z. K. II. Prins Frederik, aan den
Leydschen straatweg, eene groote jagtpartij plaats, die door leden van het
Corps diplomatique en vele genoodigden wordt bijgewoond.
De Minister van Finanliën zal op Donderdag aanst. geen gehoor verleenen.
In onze Oost-Indische bezittingen blijven, volgens de jongste berigten
steeds rust en orde heerschen.
In October 1855 was lusschen de Heeren J. Montague Jz. en B. M.
Perkbierbrouwerbeide wonende alhiereene overeenkomst aangegaan
dat de eerste, aan te vangen met den lstcn Nov. 1855, met den titel van
Directeur en belanghebbende, werkzaam zoude zijn in de bierbrouwerij van
den laatste, en daarover het geheele bestuur zou voeren. De lleer M. zou
voor al zijne werkzaamheden van den Heer P. genieten eene som van ƒ1200
'sjaars, te voldoen met ƒ100 'smaands, en daarenboven nog ƒ1 voor elke
ton Beijersch, gersten, faro en oud bier, die door hem aan nieuwe rela-
tiën zou zijn verkocht en geleverd. Dit contract zou eindigen met den
laalsten Dec. 1857. Aan deze overeenkomst werd aanvankelijk van beide
zijden gevolg gegeven. Later liet de Heer P. echter aan den Heer M. aan
zeggen, dat hij voornemens was de bovengenoemde overeenkomst te verbre
ken en hem met den 24stcn Mei II. te ontslaan als Directeur en belangheb-
J j bende. Niettegenstaande verzet, werd daaraan gevolg gegeven en bij eircu-
i laire door den lieer P. aan zijne begunstigers kennis gegeven, dat de Heer
M. den 24st™ Mei II. zou ophouden als Directeur bij hem werkzaam te zijn.
De Heer M. nam daarmede evenwel geen genoegen en liet den Heer P.
sommeren, om het beslaande contract getrouw na te leven en zijne circulaire
j in te trekken. De Heer P. weigerde echter daaraan te voldoen en bleef
later bij die weigering volharden. De Heer M. liet daarop den Heer P.
aanzeggendat hijingevolge het contractde zaak voor scheidsmannen
j zou brengenbenoemende hij lot scheidsman Mr. A. M. van Stipriaan Luïs-
cius; de Heer P. benoemde daarna tot scheidsman Mr. C. van Bell, terwijl
deze beide scheidsliedentot derden scheidsman kozen den Heer Mp. C. J.
Frangois. Den 245ten Julij 11. werd daarop door den Heer M. geconclu
deerd, dat scheidsmannen mogten verklaren ontbonden de lusschen hem en
den Heer P. aangegane overeenkomst, met veroordeeling van dezen laatste
om hem te betalen ƒ2050 of zoo veel minder als scheidsmannen zullen ver-
meenen te behoorenter vergoeding van schade. Door den Heer P. werd
daarop den 7dcn Aug. 11. geconcludeerd den Heer M. niet ontvankelijk te
verklaren in zijnen eisch, met veroordeeling van den Heer M. in de kos
ten. "Vervolgens werd deze zaak door Mp. A. A. de Pinto voor den
cischer en door Mr. J. Kappeyne van de Cappello voor den verweerder be
pleit. Den 30stcn Oct. 11. hebben de drie genoemde scheidslieden in deze
zaak uitspraak gedaan cn op verschillende gronden1°. ontbonden verklaard
de tusschen partijen op den 16den Oct. 1855 aangegane overeenkomst;
2°. den verweerder veroordeeld om aan den eischer tegen behoorlijke kwij
ting te betalen de som van 1000 ter vergoeding der schade; 3". den
eischervoor zooveel noodigontzegd allen verderen of meerderen eisch op
dit punt; 4°. geene termen aanwezig geacht aan den verweerder ambtshalve
eenig nader bewijs op te leggenen 5°. den verweerder veroordeeld in al
de kosten, geene uitgezonderd, begroot op eene som van ƒ440.50).
Ticeede Kamer der Staten-Generaal.
Zitting van Dingsdag 17 November.
Zijn ingekomen drie ontwerpen van wet, als: 1°. lot herziening van het
tarief van regten op den in-, uit- en doorvoer; 2°. tot vaststelling van tijde
lijke maatregelen betrekkelijk het bedrag van den in- en uitvoer van goede
ren en 3°. tot regeling van het fonds voortspruitende uit den verkoop van
domeinen over 1857. Drukkenronddeelen en verzending naar de afdeelingen.
Aan de orde van den dag zijn de algemeene beraadslagingen der begroo-
lingswelten over 1858. Geen der leden het woord vragende, worden deze
algemeene beraadslagingen onmiddellijk gesloten.
De beraadslagingen worden geopend over Hoofdstuk I [Huis des Konings).
Geen der leden het woord vragende, wordt dit hoofdstuk, met algemeene
stemmen aangenomen.
De beraadslagingen worden geopend over Hoofdstuk II [Ilooge Collegiën
van Staat). Ook dit wordt aangenomen met algemeene stemmen.
Over Hoofdst. III [Buiten!. Zaken) voerden het woord de IIII. Gode-
froi, over onze handelsbetrekkingen met Napels en de spoorwegaansluiting
met Pruisscn en Ilanover; Sloet tot Oldhuis, over de afschaffing van den
Stade-tol en over het wensehelijke der aanknooping van handelsbetrekkin-
i gen met Siam Meylink, over de quaestie der irrigalien. Op verzoek van
dien Heer wordt dit punt in Comité Generaal behandeld. Daarna heeft de
Minister genoemde sprekers beantwoord, en zijn vervolgens de verschillende
artikels goedgekeurd. Op voorstel van den Voorzitter zal de verdere be
raadslaging over dit hoofdstuk plaats hebben op morgenna afloop van het
I Comité-Generaaldat alsdan zal worden voortgezet.
I BUITENLANDSCHE BElUGTEiM.
B 35 Li G I i£.
BRUSSEL, 16 November.
Door het Bestuur van het entrepot te Antwerpen is aan den Generaal
j Nieulandt een brief van dankbetuiging, aan Kapitein de Marteau een prach
tige cerevaas en, ter verdceling onder de soldaten, 1500 fr. gezonden, alles
voor den ijver, bij het opruimen der puinhoopen beloond. Op nieuw is in
die stad een magazijn ingestort; men had het ongeval voorzien, en de
werklieden waren dus gelukkig verwijderd.
In Henegouwen zijn twee werklieden, die aan de herstelling van eenen
mijnput bezig warenin eene diepte van 200 ellen gestort en deerlijk ver
minkt naar boven gebragt. Dit onheil was aan hunne onvoorzigtigheid te
wijten.
ENGELAND.
LONDEN, 15 November.
Het Parlement zal waarschijnlijk tegen 3 December worden bijeengeroepen.
Het Regeringsbesluit omtrent de Bank heeft door het geheele land eene
goede uitwerking teweeg gebragt; de Bank heeft nog geen gebruik van het
haar verleende verlof gemaakt, maar niettemin is het algemeen vertrouwen
gerust gesteld en de herstelling van het crediet zal het goud wel weder
naar de Bank doen vloeijen, even als in 1847. De gevolgen van de crisis