duplicaat opgemaakt, en tegen betaling van vijf cents, behalve liet zegelregt
als dit verschuldigd is, aan den belastingschuldige uitgereikt worden.
Art. 8. De toerekening en afschrijving der betalingen geschiedt in deze orde:
1°. op de kosten Tan vervolging;
2°. op de zegelregten der quitantien;
3°. op de oudste der openstaande aanslagen of verschuldigde termijnen.
Art. 9. De aanslagen zijn invorderbaar in zoovele termijnen als er na de
dagteekening van het aanslaghillet maanden lot 1 Mei 1858 verloopen moeten.
Art. 10. Wanneer een belastingschuldige in staat van faillissement of
kennelijk onvermogen wordt verklaardis zijn gcheele aanslag in eens en
dadelijk invorderbaar.
Art. 11. Bij de invordering moeten de bepalingen van de artt. 245, 258
tot en met 262, 264 tot en met 266 der wet van 29 Junij 1851 (Staatsbl.
N°. 85) opgevolgd worden.
2". De voordragl tot vereeniging van de sedentaire en actieve dienst bij
de plaatselijke' belastingen, onder den rijks controleur.
Gelet op hel rapport van de Commissie van Finantie, alsmede op de bij
de voordragt vermelde missive van den Provincialen Directeur der directe
belastingen enz., van den 8 .Julij dezes jaars n°. 4/156,
Is met algemeene stemmen besloten, in te gaan met den 15 dezer maand,
provisioneel voor den tijd van één jaar, de sedentaire en actieve dienst bij
de plaatselijke belastingen te vercenigen onder den rijks-controleur der 2(lc
afdeeline, en de rijks-commiescn te magtigen ook bun toezigt en surveillance
tot de plaatselijke middelen uit te strekken, zonder zich echter in te laten
met de peilingen en visitalien van meelverkoopcrijen, bakkerijen en koren
molens, en daarvoor aan genoemden controleur cene bezoldiging van 400
in het jaar te verleenen, alsmede eene gelijke som van 400 om onder de
vermelde rijks commiesen te verdeden, behoudens verantwoording aan Bur
gemeester en Wethouders.
3". De voordragt tot wijziging van bet Raadsbesluit van den 5 Maart
1857, regelende de heffing eener plaatselijke belasting voor bet gebruik van
openbare gemeentewerken en bezittingenalsmede van de Verordening van
dan 9 Maart daaraanvolgende, regelende de invordering dier belasting.
Overeenkomstig het rapport van de Commissie van Finantie, is met alge
meene stemmen tot de daarbij bedoelde wijzigingen besloten cn dienovereen
komstig bet Raadsbesluit en de Verordening betreffende de invordering vast
gesteld.
Well: Raadsbesluit en Verordening luiden als volgt:
Het verleenen van vergunning, de straat te beleggen, bezetten of behan
gen met werktuigen of gereedschappenmet materialen, klcederen of cenigcr-
lci andere goederen, wordt aan Burgemeester en Wethouders opgedragen, cn
zal na het bekomen van hnnnc vergunning, te beginnen met den dag waar
op dit Raadsbesluit cn dc Verordening betreffende de invordering zijn afge
kondigd, voor dit gebruik worden geheven eene belasting, volgens bet tarief
vastgesteld bij Raadsbesluit van den 5 Maart 1857 (Gem. Blad N". 12).
VERORDENING houdende wijziging van de Verordening van
den 9 Maart 1857regelende de invordering der plaat
selijke belasting voor het gebruik van openbare gemeen
tewerken en bezittingen te Leyden.
Eenig Artikel. Het verleenen van vergunning dc straat te beleggen, be
zetten of behangen met werktuigen of gereedschappen, met materialen, klce
deren of eenigcrlei andere goederenis opgedragen aan Burgemeester en Wet
houders, en mag niemand daarvan gebruik makendan na daarvoor bij den
Gemeente-Ontvanger te hebben betaald de gestelde belasting, wier invorde
ring geregeld is bij de Verordening van den 9 Maart 1857 (Gem. Blad K°. 13).
4°. De voordragt, waarbij op grond van daaromtrent gedaan onderzoek,
naar aanleiding van art. 41 der wet op de schutterij van den 11 April 1827
(Staatsblad n°. 17), wordt voorgedragen om van de 125 voor dit jaar op de
Schuttersrol voorkomende dienstpligtige schutters, 1 voor de helft, 3 voor
drievierden, en de overigen onder aftrek van 16, die in slaat worden geacht in
de kosten hunner kleeding te kunnen voorzien voor het geheel in de kosten
hunner Schutterlijke kleeding uit de gemeente-fondsen te gemoet te komen.
En wordt biertoe met algemeene stemmen besloten.
5°. De rekening van Mr. Regenten der Roomsch Calholijke armen over 1855.
Overeenkomstig het rapport van de Commissie van Finantie, is met 18
stemmen beslotennadat het lid Ysselsteytials regent dezer administratie
zich ingevolge art. 24 der wet van 29 Junij 1851 (Slhl. n°. 85) verwijderd
bad, onder goedkeuring der overgelegde staat van af- en overschrijving en sup-
pletoire staat van begrooting, deze rekening op te nemen cn te sluiten in
ontvang tot cene som van ƒ15905.16 cn in uilgaaf ad ƒ15390.065, sluitende
alzoo met een voordeelig saldo van 15.095, hetgeen de rendanten gehouden
zijn in hunne eerstvolgende rekening in ontvang te verantwoorden, en voorts
aan deze instelling, over 1857 uit de Gemeentekas te verleenen, een subsidie
van ƒ4000, en eindelijk, onder vaststelling van het hiertoe vereischte Raads
besluit, tevens vast te stellen bet Raadsbesluit voorgeschreven tot dc noodige
af- en overschrijving op de Gemeentebcgrooting van 1857.
Waarna de vergadering is gesloten.
Te Leyden ter Boekdrukkerij van de Wed. LA LAlf.