BTJBLAD, behoorende bij de Leydsche Courant van Frijdag 22 Mei Ó857
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEYDEN doen te weten
dat door den Raad dier Gemeente, in zijne Vergadering; van den 26 February i
1857, is vastgesteld het volgende j
RAADSBESLUIT
regelende de heffing eener plaatselijke belasting
op den turf te Leyden.
t)c GEMEENTERAAD van Leyden
Gezien de 6de titel der wet van 29 Junij 1851 (Staatsblad N°. 85).
Heeft besloten
Er zalte beginnen van bet bieronder vermelde tijdstipeene belasting
geheven worden op den turf, van 8 cents per ton of dubbele mudde spon-
bagger- of baggelaarturf, die door kneden of treden verkregen wordt en uit
de lage veenen afkomstig is, van 1* cent per ton of dubbelde mudde van
alle andere soorten van tnrf, en van 10 cents per 100 stuks doovc kolen.
Meerdere of mindere hoeveelheden naar evenredigheidwordende ,s^ en
daar beneden voor de helft en daar boven voor een geheel berekend.
Door lage veenen wordt verstaan, al het veen waarvan de ondergrond be
neden den gewonen of gemiddelden zomer-waterstand is gelegen, en waarvan
het grondwater niet kan worden afgetapt in belendende rivieren of kanalen
wanneer die op gezegd zomerpeil zijn gehouden. Van deze belasting wordt
aan fabriekentrafieken en andere inrigtingen van nijverheid vrijdom ver
leend, die krachtens de wet van bet Rijk vrijdom genieten, mits door de
fabriekantenwelker woningenkantorenof werkplaatsen belenden aan of
gemeenschap hebben met deze fabrieken, bij den inslag zoodanig gedeelte
der plaatselijke belasting betaald zij als door Burgemeester en Wethouders
voor elk hunner zal zijn bepaaldom te strekken voor het huiselijk of ander
geen vrijdom genietend gebruik, dat zij van den op dien voet ingeslagen
turf kunnen maken
Deze belasting treedt in werking op den derden dag na dienwaarop bet
besluit van invoering, en de voorschriften betreffende de invordering zijn
afgekondigd.
Gedaan te Leydenter openbare Raadsvergadering van den 2G February 1857.
De Burgemeester,
VAN LIMBURG STIRUM.
De Secretaris,
v. PUTTKAMMER.
Zijnde de beffing dezer belasting goedgekeurd bij Koninklijk besluit van
den 8 Mei 1857, N°. 89; bij welk besluit tevens zijn aangehaald de Alge-
mecne Verordening van den December (Gemeenteblad 1855, N°. 5) en
de Verordeningen van den 26 February 1857 (Gemeenteblad 1857, N°. 4 en 5).
En is biervan afkondiging geschied waar het behoort, den 20 Mei 1857.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
VAN LIMBURG STIRUM,
Burgemeester.
v. PUTTKAMMER,
Secretaris.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS tan LEYDEN doen te weten,
dat door den Raad dier Gemeente, in zijne Vergadering van den 26 February
1857, is vastgesteld de volgende
VERORDENING
regelende de invordering eener plaatselijke belasting op
den turf te Leyden.
Art. 1. Jfanneer de belasting wordt geheven.
De belasting op den turf en de doove kolen wordt ingevorderd bij den
invoer binnen de gemeente.
Art. 2. 'Ije van verificatie.
De opneming of bepaling van de hoeveelheid turf geschiedt op tweeërlei
wijze, als:
1°. door meling.
2°. door tonning, indien de meting niet naar behooren kan plaats hebben.
Die van de doove kolen door telling.
Art. 3. Meting.
De meting van den turf in schepen en vaartuigen geschiedt voor den
binnenlast, de zettingboordeu en den bovenlast, en wordt berekend voor
iedere kubiek el, als volgt:
wanneer de turf vast bij elkander is gestapeld, op tonnen;
wanneer de turf is gevlakt, op 7 tonnen;
wanneer de turf gedeeltelijk losgestort en gestapeld is, op 6 tonnen;
wanneer de turf geheel is losgestort, op 5 tonnen.
Art. 4. Tonning.
liet tonnen van den turf geschiedt door daartoe aangestelde turftonders of
tonsters onder toezigt van een ambtenaar der plaatselijke belastingen.
Art. 5. Invoer van turf onder vrijdom van belasting.
Bij invoer eener lading turf, geheel bestemd voor fabrieken, trafieken en
andere inrigtingen van nijverheid aan welke vrijdom der belasting is toege
kend, worden door de gaarders aan de kantoren van toezigt en invordering
geenc billetten afgegeven, dan na verloouing eener door den belanghebbende
onderleekende verklaring, dat die tnrf voor zijne inrigting bestemd is. Die
verklaring moet tevens de boeveelheid in tonnen bevatten. Zij wordt, na
door den gaarder voor gezien te zijn geteekend, terug gegeven en na de
lossing aan bel algemeen kantoor van ontvangst overgelegd.
Art. 6. Invoer van gedeeltelijk belasten en gedeeltelijk van
de belasting vrijgestelden turf.
Bij invoer eener lading turf, waarvan een gedeelte vrijdom geniet en voor
welks ander gedeelte de geheele belasting verschuldigd is, moet de belasting
dier geheele lading betaald worden.
De teruggave van de betaalde belasting voor dat gedeelte, hetgeen door
fabrieken, trafieken en andere inrigtingen van nijverheid vrijdom genietende,
is ingeslagen geschiedt, wanneer de inslag onder toezigt der ambtenaren van
de plaatselijke belastingen gedaan is.
Art. 7. Uitslag van turf ivaarvan de plaatselijke belasting is
voldaanaan fabrieken, trafieken en andere inrigtingen
van nijverheidvrijdom van belasting genietende.
Bij uilslag van turf uit bergplaatsen van kooplieden binnen de gemeente
aan fabrieken, trafieken en andere inrigtingen van nijverheid, welke vrij
dom genieten, beeft geene teruggave der belasting plaats, ten zij de uitslag
geschied zij met toeslemming van den ontvanger, tegen overlegging der ver
klaring in art. 5 vermeld, en onder toezigt der ambtenaren van de plaatse
lijke belasting.
Art. 8. Uitslag van turf uit fabriekentrafieken en andere
inrigtingen van nijverheidwelke vrijdom der plaatselijke
belasting genietenaan bijzondere personen.
Uitslag van turf, uit fabriekentrafieken en andere inrigtingen van nij
verheid welke vrijdom der plaatselijke belasting genieten aan bijzondere
personenis verboden.
Art. 9. Hermeting.
AVanneer de eigenaar of invoerder vermeent dat zijne lading turf te boog
is gemeten, kan hij hermeting aanvragen.
De hermeting geschiedt door twee ambtenaren, door den Burgemeester aan
te wijzen. Wanneer naar het oordeel dier ambtenaren de hermeting niet
naar behooren kan plaats hebben, moet het verschil door bet tonnen van
den turf worden uitgewezen.
Wanneer de meting te boog blijkt geweest te zijn en het verschil minder
dan j, gedeelte bedraagt, komen de kosten voor rekening van liem die de
hermeting beeft aangevraagddoch als het verschil meer is dan komen
de kosten voor rekening van de gemeente; zullende bet te veel betaalde aan
den eigenaar of invoerder moeten worden teruggegeven.
Bij bevinding van meer turf dan bij de eerste meting, is de eigenaar of
invoerder verpligt, behalve de kosten der hermeting bijbetaling te doen der
te weinig betaalde belasting.
Art. 10. Teruggave van betaalde plaatselijke belasting.
Teruggave van betaalde plaatselijke belasting, bij uitslag van turf binnen
de gemeente aan fabrieken, trafieken en andere inrigtingen van nijverheid,
vrijdom van belasting genietende, mitsgaders bij uitvoer naar builen de
gemeente, geschiedt niet dan bij hoeveelheden van tien tonnen en daarboven.
Art. 11. Iloe lang men op de bewijzen van wettigen
inslag billetten krijgen kan.
Om op de bewijzen van wettigen inslag billetten te kunnen verkrijgen
mogen zij niet ouder dan zes maanden zijn.
Vastgesteld door den Gemeenteraad van Leyden in de openbare Vergadering
van den 26 February 1857.
De Burgemeester,
VAN LIMBURG STIRUM.
De Secretaris,
v. PUTTKAMMER.
Zijnde deze Verordening aangehaald bij Koninklijk besluit van den 8 Mei
1857, N°. 89.
En is hiervan afkondiging geschied waar het behoort, den 20 Mei 1857.
Burgemeester en AVethouders voornoemd,
VAN LIMBURG STIRUM,
Burgemeester.
T. I'UTTKAMAIER,
Secretaris.
De BURGEMEESTER en AVETIIOUDERS tan LEYDEN doen te weten,
dat door den Raad dier Gemeente, in zijne Vergadering van den 26 February
1857, is vastgesteld de volgende
VERORDENING
op de invordering der belasting op den turfwelke op den
dag, waarop de nieuwe plaatselijke belasting in
werking zal komen, opgeslagen zal
zijn te Leyden.
Art. 1. A'an den bij handelaars en neringdoenden in turf en schippers,
die turf vervoeren, op den dag, waarop de nieuwe plaatselijke belasting op
den turf in werking zal komenaanwezigen voorraad van turf moet de belas
ting worden betaald.
Art. 2. Van dien voorraad moet door die handelaars, neringdoenden en
schippeis op den dag, waarop de nieuwe plaatselijke belasting in werking
zal komen, vóór negen ure des voormiddags, aan het algemeen kantoor van
ontvangst eene schriftelijke aangifte gedaan worden. Van het doen dier aan
gifte wordt hun een bewijs afgegeven.
Art. 3. De ambtenaren der plaatselijke belastingen zijn bevoegd, alle
winkelswerk- en bergplaatsenalsmede de met deze gemeenschap hebbende
bebouwde en onbebouwde erven van handelaars en neringdoenden in turf en
schepen en vaartuigen met turf te onderzoekenvoor zooverre art. 276 der
wet van 29 Junij 1851 (Staatsblad N°. 85) dit toelaat.
Bij het bevinden van overmaat, maken zij daarvan een proces-verbaal op,
hetwelk zij den belastingschuldige uitnoodigen te onderteekenen. Bij weige
ring dier onderteekening, wordt dit in het proces-verbaal vermeld.
Art. 4. AVanneer dit onderzoek niet binnen de eerste acht dagen, na het
in werking komen van de nieuwe belasting, heeft plaats gehad, strekt dit
tot bewijs, dat met de aangifte genoegen is genomen.